Uitspraak 201903161/1/R1


Volledige tekst

201903161/1/R1.
Datum uitspraak: 23 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Holland Sport Boat Centre BV, gevestigd te Amsterdam, en anderen (hierna: HSBC en anderen),

appellanten,

en

de raad van de gemeente Amsterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 februari 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Woonboten Baaibuurten Zeeburgereiland" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben HSBC en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 september 2019, waar HSBC en anderen, vertegenwoordigd door mr. E.M.N. Noordover, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. P. Schravendijk en

ir. E. Meisner, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Vanwege de ontwikkeling van Zeeburgereiland tot een stedelijk gebied moet een deel van de huidige waterkeringen rondom het Zeeburgereiland worden verzwaard tot een primaire waterkering. Om de primaire waterkering aan de zuidzijde te kunnen aanleggen, acht de gemeente het noodzakelijk om de woonboten die daar nu liggen tijdelijk naar een andere locatie te verplaatsen. Nadat de versterkingswerkzaamheden zijn voltooid, worden de ligplaatsen opnieuw ingericht, waarna de woonboten naar hun heringerichte ligplaatsen kunnen terugkeren. Het bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de woonboten met de daarmee samenhangende voorzieningen.

2.    HSBC exploiteert een watersportzaak met jachthaven, gespecialiseerd in snelvarende boten, in Amsterdam. De eigenaren daarvan wonen bij het bedrijf in een woonboot. De huidige bedrijfslocatie van HSBC bevindt zich deels in het plangebied. De woonlocatie bevindt zich buiten het plangebied. HSBC en anderen kunnen zich niet verenigen met het bestemmingsplan, omdat de woonboot en de jachthaven daarin niet zijn opgenomen, terwijl met de gemeente nog geen overeenstemming is bereikt over een nieuwe locatie.

Ontvankelijkheid

3.    Voor zover de raad de ontvankelijkheid van het beroep van HSBC en anderen betwist, overweegt de Afdeling als volgt.

3.1.    Ingevolge artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen zes weken. Blijkens het tweede lid vangt de termijn aan met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd.

3.2.    Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende geen beroep worden ingesteld tegen onderdelen van het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarover hij bij het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.

3.3.    Het ontwerpbestemmingsplan is op 8 augustus 2018 bekendgemaakt en heeft vanaf 9 augustus 2018 ter inzage gelegen gedurende een termijn van zes weken. De termijn om zienswijzen naar voren te brengen is verstreken op 20 september 2018. HSBC en anderen hebben op 19 september 2018 een zienswijze naar voren gebracht. In de zienswijze voeren zij aan dat in het ontwerpbestemmingsplan ten onrechte geen rekening is gehouden met hun woonboot, die naast het plangebied is gelegen. Zij verzoeken de raad om de woonboot in het plan op te nemen. Op 6 februari 2019 hebben HSBC en anderen een mondelinge toelichting gegeven op hun zienswijze. In deze toelichting voeren zij zowel over de plangrens als over het niet als zodanig bestemmen van de jachthaven, voor zover deze in het plangebied is gelegen, bezwaren aan.

3.4.    Voor zover de bezwaren van HSBC en anderen zien op de jachthaven, zijn deze naar voren gebracht buiten de in artikel 3:16, eerste lid, van de Awb gestelde termijn voor het indienen van zienswijzen. De Afdeling volgt HSBC en anderen niet in hun betoog dat in de op 19 september 2018 ingediende zienswijze het plan als geheel is bestreden. Daarin staat weliswaar dat de zienswijze is gericht tegen de plankaart en de regels van het ontwerpbestemmingsplan, maar de motivering van de zienswijze heeft alleen betrekking op de plangrens in verband met de woonboot van HSBC en anderen. Niet is gebleken dat het in zoverre niet tijdig inbrengen van een zienswijze HSBC en anderen redelijkerwijs niet kan worden verweten. Het beroep, voor zover gericht tegen het niet opnemen in het plan van de jachthaven, steunt niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.

Het beroep van HSBC en anderen is in zoverre niet-ontvankelijk.

Het beroep inhoudelijk

4.    HSBC en anderen betogen dat het niet in het plan opnemen van de locatie van de woonboot in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. HSBC en anderen stellen niet te begrijpen waarom de woonboot buiten het plangebied is gelaten, in tegenstelling tot de woonboten die wel in het plan zijn opgenomen.

4.1.    De raad betoogt dat er geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening, omdat er onvoldoende samenhang bestaat tussen de woonboot van HSBC en anderen en de woonboten waarvan de locatie in het plangebied is opgenomen.

4.2.    De raad komt beleidsruimte toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen HSBC en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Niet is gebleken dat er voldoende samenhang bestaat tussen de locatie van de woonboot en de ontwikkelingen in het plangebied. Daarbij betrekt de Afdeling dat de woonboot, zoals ter zitting door HSBC en anderen is toegelicht, mede als kantoor ten behoeve van de jachthaven wordt gebruikt en dat het de bedoeling is om deze samen met de jachthaven naar een locatie buiten het plangebied te verplaatsen.

Het betoog faalt.

Conclusie

5.    Het beroep is, voor zover ontvankelijk, ongegrond.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Woonboten Baaibuurten Zeeburgereiland", voor zover gericht tegen het niet als zodanig bestemmen van de jachthaven voor zover deze in het plangebied is gelegen, niet-ontvankelijk;

II.    verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. F.D. van Heijningen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.

w.g. Van Heijningen    w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2019

91-931.