Uitspraak 201807298/2/A1


Volledige tekst

201807298/2/A1.
Datum uitspraak: 23 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante] en anderen, wonend te Emmen, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellante])

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 juli 2018 in zaak nr. 17/3881 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Emmen.

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2017 heeft het college aan [belanghebbende] omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van een woning op het perceel [locatie] te Emmen (hierna: het perceel).

Bij besluiten van 3 oktober 2017 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de motivering van het besluit van 22 maart 2017 aangevuld.

Bij uitspraak van 25 juli 2018 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellante] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 mei 2019, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door M.A. de Jonge en E. Boksebeld, zijn verschenen.

Bij tussenuitspraak van 29 mei 2019 in zaak nr. 201807298/1/A1 heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen tien weken na de verzending ervan met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het gebrek in het besluit (lees: de besluiten) van 3 oktober 2017 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Het college heeft op 1 augustus 2019 de besluiten van 3 oktober 2017 nader gemotiveerd.

[appellante] heeft een schriftelijke zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop het gebrek is hersteld.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1.    [belanghebbende] heeft op 1 februari 2017 een aanvraag om omgevingsvergunning voor het vergroten van de kap van de woning op het perceel ingediend. [appellante] woont in de directe nabijheid van het perceel.

Tussenuitspraak

2.    In de tussenuitspraak is overwogen dat aan de besluiten van 3 oktober 2017 een motiveringsgebrek kleeft, omdat door het college niet is gemotiveerd of de aanvraag wat betreft het kleur- en materiaalgebruik in overeenstemming is met de Welstandsnota gemeente Emmen (hierna: de welstandsnota).

Welstandsnota

2.1.    Uit de welstandsnota volgt dat op het gebied de welstandscriteria "Hoog" van toepassing zijn.

De relevante criteria uit de welstandsnota zijn de volgende:

"Materiaal, kleurgebruik en detaillering

"- Uitgangspunt is het kleur- en materiaalgebruik uit de omgeving. Vergelijkbare materialen zijn toegestaan. Hiertoe dienen materiaalmonsters aan te tonen dat alternatieven van een gelijkwaardige kwaliteit zijn.

- Het gebruik van goedkoop uitziende materialen zoals volkernplaten, kunststoffen en dergelijke is niet toegestaan. (…)"

Nadere motivering van het college

3.    Het college heeft bij brief van 1 augustus 2019 de volgende nadere motivering gegeven.

In 2013 is de buitengevel van de woning op het perceel vervangen. De kleur van de buitengevel was van lichtgeel metselwerk en is vervangen door donker rood/bruin metselwerk. In het kader van deze verbouwing heeft de woning ook een andere materialisatie gekregen, aldus het college. Onder meer de kozijnen, deuren en dakgoten zijn vervangen. De massa en de dakoverstekken zijn gelijk gebleven. De houten kozijnen zijn vervangen door kunststof met een op houten kozijnen gelijkende profilering en met dezelfde indeling. Deze bouwwerkzaamheden zijn volgens het college vergunningsvrij uitgevoerd. Het college heeft verder toegelicht dat er in 2013 is verzocht om handhavend optreden. Er is toen beoordeeld of er, door het wijzigen van het uiterlijk van de woning, sprake was van een welstandsexces. De welstandscommissie heeft in haar advies van 15 april 2013 geconcludeerd dat er geen sprake is van een welstandsexces. De bij besluit van 22 maart 2017 verleende omgevingsvergunning ziet niet op een ander kleur- of materiaalgebruik dan in 2013 vergunningvrij is toegepast, aldus het college.

Over de dakpannen merkt het college op dat in de bouwaanvraag voor de woning uit 1956 is opgenomen dat de woning wordt voorzien van blauwe dakpannen. De huidige dakpannen zijn ook blauw, zodat de kleur van de dakpannen niet wijzigt, aldus het college.

Het college heeft verder toegelicht dat de algemene welstandscriteria niet van toepassing zijn, omdat de gebiedsgerichte welstandscriteria ‘hoog’ in dit geval toereikend zijn.

Het college komt tot de conclusie dat welstandsconforme profilering van het kleur- en materiaalgebruik in dit geval, gelet op het in een eerder stadium vergunningsvrij aanpassen van de kleur en het materiaal, onevenredig is. Het heeft daarom alleen het vergroten van de kap van de woning getoetst aan de welstandsnota.

Zienswijze [appellante]

4.    [appellante] stelt in haar zienswijze dat het wijzigen van de kleur en het materiaal van de woning heeft plaatsgevonden in de periode 1996-2012. Zij stelt zich op het standpunt dat deze werkzaamheden destijds niet vergunningvrij waren en wijst op een brief van het college van 14 mei 2013. Zij wijst erop dat de welstandscommissie in haar advies van 15 april 2013 over de wijziging van de kleur en het materiaal weliswaar heeft geoordeeld dat geen sprake was van een exces, maar dat daar ook uit volgt dat wanneer het een vergunningplichtige activiteit was geweest er een negatief welstandsadvies zou worden afgegeven.

Over de dakpannen merkt [appellante] op dat de huidige dakpannen blauw verglaasde dakpannen zijn en de originele dakpannen blauw gesmoorde dakpannen waren. In dat verband wijst zij op een e-mail van 13 augustus 2019 van dakpannenfabrikant Wienerberger, waarin staat dat met "blauw" altijd blauw gesmoord bedoeld werd en dat geglazuurde dakpannen in de jaren ’50 erg kostbaar waren.

Ten slotte stelt [appellante] zich op het standpunt dat het college het bouwplan ook had moeten toetsen aan de algemene welstandscriteria uit de welstandsnota. Daartoe voert zij aan dat sprake is van een uitzonderlijke situatie, gelet op het advies van de welstandscommissie van 15 april 2013, waarin het zich negatief uitspreekt over de wijzigingen van de kleur en het materiaal.

Beoordeling

5.    Vooropgesteld wordt dat in deze procedure uitsluitend de omgevingsvergunning voor het vergroten van de kap voorligt. De wijziging van de kleur en het materiaal van de gehele woning voor of in 2013 ligt niet voor. Het is een feit dat de kleur en het materiaal van de woning zijn gewijzigd. De Afdeling begrijpt de nadere motivering van het college zo dat het bouwplan wat betreft de te gebruiken kleuren en materialen weliswaar in enigerlei mate in strijd is met redelijke eisen van welstand, maar dat het toch omgevingsvergunning wenst te verlenen voor het bouwplan, omdat de woning enkele jaren geleden een andere kleur en materialisatie heeft gekregen en de vormgeving van de nokverhoging daarbij aansluit. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich op dit standpunt kunnen stellen.

Over de dakpannen wordt overwogen dat uit de bouwaanvraag van de woning uit 1956 volgt dat de woning zal worden voorzien van blauwe dakpannen. Of het daarbij ging om blauw gesmoorde of geglazuurde dakpannen volgt niet uit die aanvraag. Aan de door [appellante] overgelegde e-mail van fabrikant Wienerberger kan niet de waarde worden gehecht die zij daar aan gehecht wenst te zien. Daaruit kan alleen worden opgemaakt welke dakpannen in de jaren ’50 doorgaans werden gebruikt, maar daaruit volgt niet onomstotelijk welke dakpannen in de jaren ’50 zijn gebruikt voor de woning op het perceel. Het college heeft zich, gelet op wat hiervoor is overwogen, op het standpunt kunnen stellen dat de kleur van de dakpannen niet aan het verlenen van omgevingsvergunning in de weg staat.

Ten slotte heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de algemene welstandscriteria niet van toepassing zijn, omdat de gebiedsgerichte welstandscriteria ‘hoog’ in dit geval toereikend zijn. Het daar door [appellante] tegenovergestelde, maakt, gelet op wat hiervoor is overwogen over het eerder wijzigen van de kleur en het materiaalgebruik, niet dat het college zich niet op dit standpunt heeft kunnen stellen.

Gelet op voorgaande door het college gegeven uitleg zal de Afdeling de besluiten van 3 oktober 2017 gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen vernietigen, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand laten.

Conclusie

6.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen de besluiten van 3 oktober 2017 van het college alsnog gegrond verklaren. Die besluiten komen wegens strijd met 7:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal evenwel bepalen dat de rechtsgevolgen van die besluiten geheel in stand blijven.

7.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het hoger beroep gegrond;

II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 juli 2018 in zaak nr. 17/3881;

III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV.    vernietigt de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Emmen van 3 oktober 2017, kenmerken 37377-2017:279103 en 37373-2017:969483;

V.    bepaalt dat de rechtsgevolgen van die besluiten geheel in stand blijven;

VI.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Emmen aan [appellante] en anderen het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 426,00 (zegge: vierhonderdzesentwintig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.

w.g. Pans    w.g. Kamphorst-Timmer
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2019

776.