Uitspraak 201809343/1/R3


Volledige tekst

201809343/1/R3.
Datum uitspraak: 14 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:

[appellante], wonend te Leiden,

en

de raad van de gemeente Leiden,

verweerder.

Openbare zitting gehouden op 14 oktober 2019 om 10:00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. G.T.J.M. Jurgens    voorzitter

griffier: mr. P. Plambeck

Verschenen:

De raad, vertegenwoordigd door mr. D.S.P. Roelands-Fransen, advocaat te Den Haag, en ir. W. van der Heijden;

Synchroon B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde].

Het beroep richt zich tegen het besluit van de raad van 4 oktober 2018, waarbij het bestemmingsplan "Rijnsburgerblok deel 2" is vastgesteld.

De Afdeling

I.    verklaart het beroep niet-ontvankelijk;

II.    verstaat dat de griffier van de Raad van State aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor de behandeling van het beroep terugbetaalt.

Daartoe overweegt zij het volgende.

1.     Het plan voorziet in de ontwikkeling van het tweede deelgebied van het Rijnsburgerblok. Deze nieuwe ontwikkeling bestaat uit de sloop van de ABN AMRO-bank en het schoolgebouw aan het Ballonpad en voorziet in de nieuwbouw van een hotel, gemengde functies waaronder een bank, detailhandel, horeca en woningen. De ontwikkeling voorziet verder in het realiseren van een ondergrondse parkeergarage.

2.     [appellante] heeft binnen de beroepstermijn tegen het plan pro forma beroep ingesteld. Nadien is zij bij aangetekende brief van 26 november 2018 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 27 december 2018 haar gronden van beroep in te dienen en het verschuldigde griffierecht te voldoen. In de brief is vermeld dat als [appellante] van de geboden gelegenheid geen gebruik maakt, ervan moet worden uitgegaan dat niet-ontvankelijkheid zal volgen en haar zaak niet inhoudelijk wordt behandeld. Vast staat dat [appellante] aan beide formaliteiten niet heeft voldaan. Ook staat vast dat de Afdeling vervolgens per abuis een tweede maningsbrief heeft verstuurd naar [appellante] waarin haar een tweede termijn werd gesteld voor het voldoen van het griffierecht. Vervolgens heeft [appellante] alsnog haar gronden van beroep ingediend en het griffierecht voldaan.

3.     Artikel 6:5, eerste lid, van de Awb luidt:

"Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

[…]

d. de gronden van het bezwaar of beroep".

Artikel 6:6 van de Awb luidt:

"Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:

a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of

[…]

mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn".

4.     [appellante] heeft haar gronden van beroep eerst na het verstrijken van de haar daartoe gestelde termijn, als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, ingediend. Om die reden dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Proceskosten

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

6.     Gelet op hetgeen is overwogen onder 2 zal de griffier het door [appellante] betaalde griffierecht voor het beroep terugbetalen. Dit gaat om € 170,00.

w.g. Jurgens    w.g. Plambeck

lid van de enkelvoudige kamer    griffier

159-901.