Uitspraak 201709505/1/A1


Volledige tekst

201709505/1/A1.
Datum uitspraak: 16 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1.    Sitech Services B.V., gevestigd te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,

2.    AnQore B.V., gevestigd te Urmond, gemeente Stein,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 18 oktober 2017 in zaken nrs. 16/1541 en 16/1543 in het geding tussen:

Sitech,

AnQore

en

het dagelijks bestuur van het waterschap Roer en Overmaas, thans: waterschap Limburg.

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2016 heeft het dagelijks bestuur de watervergunning voor het lozen van effluent, afkomstig van de integrale afvalwaterzuiveringsinstallatie (IAZI) van Sitech, gewijzigd.

Bij uitspraak van 18 oktober 2017 heeft de rechtbank de door Sitech en AnQore daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben Sitech en AnQore hoger beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Dunea N.V., Evides N.V. en N.V. Waterleiding Maatschappij Limburg (hierna: de drinkwaterbedrijven) hebben eveneens een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 januari 2019, waar Sitech, vertegenwoordigd door mr. N.H. van den Biggelaar en mr. J.E. van Uden, beiden advocaat te Amsterdam, vergezeld door [gemachtigden A], AnQore, vertegenwoordigd door mr. J.H.W. Koster en mr. C.O.A. Smit, beiden advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, vergezeld door H.G.H. Sonnemans, L.E.J.G. Jaspers, M.E.A. Gerits, P.M.H. Gubbels, P.A.L. Caris en Y.L.M. Eggels, zijn verschenen.

Ter zitting zijn voorts verschenen de drinkwaterbedrijven, vertegenwoordigd door mr. A.A. Freriks, advocaat te Eindhoven, vergezeld door [gemachtigden B].

Overwegingen

Inleiding

1.    Sitech exploiteert een integrale afvalwaterzuiveringsinstallatie (IAZI) aan de Dalerveltweg 5 te Stein. In de IAZI wordt het afvalwater van onder meer bedrijven op het industriecomplex Chemelot in Geleen verwerkt. Het in de IAZI gezuiverde bedrijfsafvalwater (effluent) wordt geloosd in de zijtak van de Ur, die uitmondt in de Maas. De drinkwaterbedrijven hebben in de Maas innamepunten voor de drinkwatervoorziening.

AnQore produceert in haar fabriek op het industriecomplex acrylonitril (ACN). Bij die productie komt pyrazool vrij, waarvan een deel in de afvalwaterstroom naar de IAZI terecht komt.

2.    Voor de lozing van het effluent van de IAZI is bij besluit van 20 februari 2006 voor een periode van 10 jaar vergunning verleend. Deze vergunning is een aantal malen gewijzigd. Bij het besluit van 25 maart 2016 heeft het dagelijks bestuur de vergunning opnieuw gewijzigd door daarin een lozingseis voor pyrazool op te nemen.

Procesbelang

3.     Het dagelijks bestuur heeft naar voren gebracht dat niet duidelijk is wat het procesbelang van Sitech en AnQore is bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit. De bestreden wijziging van de vergunning heeft slechts voor een zeer beperkte termijn gegolden, aangezien de op 25 maart 2016 gewijzigde vergunning op 16 april 2016 geëxpireerd is.

3.1.    Sitech en AnQore hebben ter zitting gesteld dat zij geen belang meer hebben bij een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep, indien de Afdeling in de zaken over de op 17 mei 2016 verleende watervergunning en de bij besluit van 16 februari 2016 in bezwaar opgelegde last onder dwangsom uitspraak doet over de voorgelegde principiële punten betreffende de lozing van pyrazool.

Bij uitspraken van heden heeft de Afdeling in de door Sitech en AnQore bedoelde zaken, nrs. 201709379/1/A1 en 201709504/1/A1, beslist. Sitech en AnQore hebben daarom geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van hun hoger beroepen.

3.2.    De hoger beroepen zijn gelet hierop niet-ontvankelijk.

Proceskosten

4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, griffier.

w.g. Michiels    w.g. Visser
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2019

148.