Uitspraak 201803085/5/R1


Volledige tekst

201803085/5/R1.
Datum uitspraak: 2 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Blaricum,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Blaricum,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 8 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1496, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van

6 maart 2018 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

De zaak is door de meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.    De Afdeling is in de tussenuitspraak tot het oordeel gekomen dat het bestreden besluit van 6 maart 2018 is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover ter plaatse van [locatie] de bestemming "Agrarisch", de functieaanduiding "bedrijfswoning" en de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding - dubbele bewoning" is toegekend. Daartoe heeft de Afdeling overwogen dat de raad ten onrechte geen ruimtelijke afweging heeft gemaakt bij de toekenning van de bestemming "Agrarisch" voor het perceel [locatie]. Verder heeft de Afdeling overwogen dat de raad bij het niet toestaan van woningsplitsing geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat sprake is van een vergunde, zogenoemde "WBDBO scheidingswand".

2.    Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen voornoemd gebrek in het besluit van 6 maart 2018 binnen een termijn van 20 weken na verzending van de tussenuitspraak te herstellen door alsnog toereikend te motiveren waarom hij de bestemming "Agrarisch", de functieaanduiding "bedrijfswoning" en de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding - dubbele bewoning" ter plaatse van [locatie] passend vindt dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling.

De in de tussenuitspraak opgenomen hersteltermijn is ongebruikt verstreken, zodat niet is voldaan aan de door de Afdeling in de tussenuitspraak gegeven opdracht. Het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in het besluit van 6 maart 2018 is derhalve niet hersteld.

3.    Gezien overweging 7.3 van de tussenuitspraak ziet de Afdeling in wat [appellant] heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 6 maart 2018 is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb, voor zover ter plaatse van [locatie] de bestemming "Agrarisch", de functieaanduiding "bedrijfswoning" en de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding - dubbele bewoning" is toegekend.

Conclusie

4.    Het beroep van [appellant] is gegrond, zodat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb dient te worden vernietigd, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch", de functieaanduiding "bedrijfswoning" en de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding - dubbele bewoning" voor het perceel [locatie].

5.    De Afdeling ziet met het oog op de belangen van [appellant] aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb de raad op te dragen om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak en met inachtneming van wat in rechtsoverweging 7.3 van de tussenuitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen.

6.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Blaricum van 6 maart 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Blaricum Dorp 2018" voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch", de functieaanduiding "bedrijfswoning" en de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding - dubbele bewoning" voor het perceel [locatie];

III.    draagt de raad van de gemeente Blaricum op om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van wat in deze uitspraak en in rechtsoverweging 7.3 van de tussenuitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Blaricum tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V.    gelast dat de raad van de gemeente Blaricum aan

[appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

w.g. Van Diepenbeek    w.g. Van Loo
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2019

418-877.