Uitspraak 201801851/1/R2


Volledige tekst

201801851/1/R2.
Datum uitspraak: 2 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1],

2.    [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 2]),

3.    [appellant sub 3],

4.    [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 4]),

5.    [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 5]),

allen wonend te Terheijden, gemeente Drimmelen,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Drimmelen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2017 heeft de raad het bestemmingsplan

"Schansstraat" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juni 2019, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. R.T. Kirpestein, rechtsbijstandverlener te Leusden, [appellant sub 3], bijgestaan door mr. M.A.M. van Dooren, advocaat te Breda, [appellant sub 4], bijgestaan door mr. M.A. Tilstra, rechtsbijstandverlener te Assen, en de raad, vertegenwoordigd door drs. P.R.M. Bauer en drs. T. van Baast, zijn verschenen. Voorts is De Schans Exploitatie B.V., vertegenwoordigd door [initiatiefnemer] ter zitting gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het bestemmingsplan "Schansstraat" voorziet in de ontwikkeling van een woonwijk centraal in het dorp Terheijden. Het plangebied, gelegen ten oosten van de Schansstraat en ten zuidwesten van de Raadhuisstraat, bestaat uit het noordelijke deel van de Schansstraat en de gronden van een voormalig agrarisch bedrijf. Op de gronden voorziet het plan in de ontwikkeling van maximaal 39 woningen, de wijziging van een bedrijfswoning naar een burgerwoning en een verbreding van de Schansstraat ten behoeve van de ontsluiting van de nieuwe woonwijk.

2.    [appellant sub 1] is eigenaar van gronden in de omgeving van het plangebied en vreest voor verkeersoverlast op de Markstraat als gevolg van het plan. [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] wonen allemaal in de directe omgeving van het plangebied. Zij vrezen dat het plan leidt tot een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat, onder meer door de verkeersontsluiting van de woningbouwlocatie op de Schansstraat.

Procedureel

3.    [appellant sub 3] stelt dat het plangebied ten onrechte in het ontwerpbestemmingsplan aanmerkelijk is gewijzigd ten opzichte van het voorontwerp zonder dat daarover de mogelijkheid tot inspraak is geboden.

3.1.    Het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan maakt geen onderdeel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het niet bieden van inspraak in deze fase heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan. Overigens kon een zienswijze naar voren worden gebracht over het ontwerpplan en heeft

[appellant sub 3] van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Het betoog faalt.

4.    [appellant sub 1] stelt tevergeefs dat de raadsleden in de raadsvergadering van 14 december 2017, waarin het bestemmingsplan is vastgesteld, geen kennis hebben kunnen nemen van het "Verkeersadvies bouwplan Schansstraat Terheijden" van 4 maart 2016 van Goudappel Coffeng (hierna: het verkeersadvies) omdat het verkeersadvies niet als bijlage bij de digitale agenda voor die raadsvergadering was opgenomen. Uit die digitale agenda blijkt dat de Nota van Zienswijzen over het ontwerpplan als bijlage 2 was opgenomen. In de Nota van Zienswijzen wordt verwezen naar het verkeersadvies zoals dat is opgenomen in bijlage 10 bij de toelichting op het ontwerpplan op www.ruimtelijkeplannen.nl. Anders dan gesteld heeft de raad dus kennis kunnen nemen van het verkeersadvies. Dat blijkt ook uit het besluit tot vaststelling van het plan waarin het verkeersadvies wordt genoemd. Het betoog faalt.

Inhoudelijk

Toetsingskader

5.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Verkeersontsluiting

6.    [appellant sub 1] voert aan dat het plan ten onrechte mede voorziet in een gedeeltelijke ontsluiting van de woonwijk op de Norbartstraat. Volgens hem had de woonwijk uitsluitend op de Schansstraat moeten worden ontsloten. Een ontsluiting op de Norbartstraat heeft volgens hem ongewenste gevolgen buiten het plangebied, zoals extra verkeersmaatregelen en een toenemende verkeersintensiteit in met name de Markstraat, die aansluit op de Norbartstraat. Daarbij komt dat in het plan geen rekening is gehouden met de verkeerstoename van andere woningbouwprojecten in de kern van Terheijden. Voorts is volgens [appellant sub 1] in het verkeersadvies niet onderbouwd waarom het plangebied geen bijdrage hoort te leveren aan de verkeerscirculatie in Terheijden. Daarnaast voert [appellant sub 1] aan dat de in voorbereiding zijnde Nota Verkeer en Vervoer Terheijden ten onrechte niet betrokken is bij de vaststelling van het plan.

[appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] voeren aan dat het plan ten onrechte mede voorziet in een gedeeltelijke ontsluiting op de Schansstraat. Volgens hen had de woonwijk uitsluitend op de Norbartstraat moeten worden ontsloten. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] stellen dat uit het verkeersadvies volgt dat een tweezijdige ontsluiting niet noodzakelijk is en dat de raad daar zonder motivering toch voor heeft gekozen. Voorts voert [appellant sub 3] aan dat het verkeersadvies te beperkt is omdat er alleen naar verkeersstromen is gekeken. Ook vrezen [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] dat er een onveilige verkeerssituatie ontstaat omdat de Schansstraat ongeschikt is als ontsluitingsweg. De weg is volgens hen, ook na verbreding, te smal, er is geen ruimte om uit te wijken, en voetgangers, fietsers en gemotoriseerd verkeer moeten van dezelfde rijbaan gebruik maken. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] verwijzen daarvoor naar een tegenrapport van DTV Consultants van 9 maart 2018 (hierna: het tegenrapport).

[appellant sub 2] stelt daarnaast dat het bouwverkeer dat noodzakelijk is voor de realisatie van de nieuwe woonwijk tot onaanvaardbare overlast op de Schansstraat zal leiden.

6.1.    De Afdeling stelt voorop dat haar taak niet is vast te stellen wat de beste ontsluitingsvariant is, maar te toetsen of de raad in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor de ontsluitingsvariant waarbij de woningbouwlocatie tweezijdig wordt ontsloten op de Schansstraat en op de Norbartstraat.

6.2.    Voorafgaand aan het bestreden besluit zijn verschillende ontsluitingsvarianten onderzocht. In het voorontwerpplan is ervoor gekozen de gehele woonwijk te ontsluiten op de zuidelijk gelegen Norbartstraat die aansluit op de Markstraat. Volgens de toelichting is daarvoor gekozen omdat de Norbartstraat een breed straatprofiel en een gunstige intensiteit-capaciteit verhouding heeft.

Omdat bewoners bij het inspraakoverleg zorgen uitten over de verkeerseffecten van een ontsluiting op de Norbartstraat is opdracht gegeven een verkeersonderzoek uit te voeren waarbij ook andere ontsluitingsvarianten zijn bekeken. De resultaten van dat onderzoek staan in het verkeersadvies. In dat advies staat dat de verkeersgeneratie van de woningbouwlocatie 294 motorvoertuigbewegingen per etmaal is (hierna: mvt/etm). Ook staat er dat de gemeente Drimmelen op wegen een maximale verkeersintensiteit van 3.000 mvt/etm als richtlijn hanteert. Deze richtlijn is volgens het verkeersadvies aanzienlijk lager dan de richtlijn volgens de intensiteiten Duurzaam Veilig en ervaringscijfers van bureau Goudappel Coffeng. Omdat de verkeersintensiteit op de wegen nabij het plangebied onder de gemeentelijke richtlijn blijft, is de wegcapaciteit ruim voldoende om de verkeersintensiteit als gevolg van het plan te verwerken. Voor de Schansstraat geldt wel dat daarvoor een plaatselijke verbreding van de rijbaan nodig is. Er worden verder geen onaanvaardbare verkeerseffecten verwacht. De conclusie van het verkeersadvies is dat een volledige ontsluiting op de Norbartstraat mogelijk is en ook een volledige ontsluiting op de Schansstraat indien de weg daar wordt verbreed. Het advies is het plangebied tweezijdig te ontsluiten op de Norbartstraat en de Schansstraat, en een fysieke afsluiting aan te brengen om doorgaand verkeer te voorkomen.

Vervolgens is in het ontwerpplan gekozen de gehele woonwijk te ontsluiten op de noordzijde van de Schansstraat, die ten westen van de woonwijk ligt. De motivering hiervoor was dat uit het verkeersadvies volgt dat de Schansstraat de verkeersintensiteit kan verwerken en door een ontsluiting op de Schansstraat de verkeersdruk op de Norbartstraat en de Markstraat beperkt wordt.

Uiteindelijk heeft de raad bij de vaststelling van het plan een integrale afweging gemaakt waarbij blijkens de Nota van Zienswijzen naast het verkeersadvies ook andere aspecten zijn betrokken. De raad heeft betekenis toegekend aan de cultuurhistorische waarden van de Schansstraat. Volgens de raad wordt de Schansstraat niet onevenredig aangetast door een plaatselijke verbreding van het wegprofiel met 40 centimeter, maar verhoudt een hoge verkeersintensiteit zich niet met een goede beleefbaarheid van de cultuurhistorische waarden. Daarom is het wenselijk het aantal te ontsluiten woningen op de Schansstraat te beperken. Verder heeft de raad de aanwezigheid van kwetsbare verkeersdeelnemers, zoals scholieren, op zowel de Schansstraat en het verlengde van de Norbartstraat in de afweging betrokken. Volgens de raad is het wenselijk de verkeersintensiteit van gemotoriseerd verkeer zo veel mogelijk te verlagen en dat kan alleen door de woonwijk tweezijdig te ontsluiten zodat het verkeer evenredig wordt verdeeld. Ten derde heeft de raad een stedenbouwkundige afweging gemaakt omdat naar verwachting veel fietsers gebruik zullen maken van de wegenstructuur binnen het plangebied. Daarom moet er een logische route ontstaan met een overzichtelijke opzet, waarbij zo min mogelijk straten moeten worden aangelegd die voor auto's doodlopend zijn. Ook moet er een keermogelijkheid voor auto's zijn. Als laatste is het volgens de raad uit een oogpunt van bereikbaarheid bij calamiteiten noodzakelijk dat de woningbouwlocatie tweezijdig wordt ontsloten.

Na deze integrale afweging is in het definitieve plan gekozen voor een tweezijdige ontsluiting, waarbij 15 woningen worden ontsloten op de noordzijde van de Schansstraat en de overige woningen op de Norbartstraat. Daarnaast wordt door middel van groenstructuren een "knip" in de woningbouwlocatie aangebracht zodat het niet mogelijk is de woonwijk vanaf de noordzijde te verlaten via de zuidzijde, en andersom. Voor voetgangers en fietsers is deze "knip" niet aangebracht. Zij kunnen door langzaam verkeerverbindingen de woningbouwlocatie op meerdere manieren verlaten. Aan delen van de gronden in het plangebied is ten behoeve van de verkeersontsluiting en de "knip" een verkeers- en groenbestemming toegekend.

6.3.    [appellant sub 3] en [appellant sub 4] stellen terecht dat uit het verkeersadvies volgt dat een volledige ontsluiting van de woningbouwlocatie op zowel de Schansstraat als de Norbartstaat mogelijk is, zodat het plangebied wat verkeersintensiteiten betreft ook eenzijdig had kunnen worden ontsloten. De raad heeft zich echter niet uitsluitend gebaseerd op de conclusies in het verkeersadvies, maar heeft uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een integrale afweging gemaakt waarvan het verkeersadvies onderdeel is.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zijn keuze voor een tweezijdige ontsluiting, met de integrale afweging zoals onder 6.2. is weergegeven, voldoende onderbouwd. De raad heeft in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het belang van een evenredige spreiding van het verkeer van de woningbouwlocatie over twee ontsluitingswegen, dan aan het belang de omwonenden van de Schansstraat of de Norbartstraat en Markstraat te vrijwaren van een toenemende verkeersintensiteit.

Weliswaar hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] kanttekeningen geplaatst bij het verkeersadvies en de door de raad gemaakte afweging, maar de Afdeling acht die kanttekeningen niet van dien aard dat daarom moet worden geoordeeld dat de raad in redelijkheid niet voor een tweezijdige ontsluiting had kunnen kiezen. Daarbij heeft de Afdeling het volgende betrokken.

Anders dan [appellant sub 3] stelt, gaat het verkeersadvies niet alleen in op verkeersstromen, maar bijvoorbeeld ook op de mogelijke verkeerskundige gevolgen voor de Markstraat en de Schansstraat.

In de stelling van [appellant sub 1] dat bij de berekening van de verkeersintensiteiten in het verkeersadvies andere woningbouwprojecten niet zijn betrokken, ziet de Afdeling geen gebrek gelegen nu voor die woningbouwprojecten geen concrete plannen bestaan en de raad nog moet onderzoeken of de door [appellant sub 1] genoemde locaties geschikt zijn voor woningbouw.

Aan de stelling van [appellant sub 1] dat in het verkeersadvies niet is onderbouwd waarom doorgaand verkeer door het plangebied onwenselijk is, gaat de Afdeling voorbij. Daarbij heeft zij laten wegen dat de raad erop heeft gewezen dat de verkeersintensiteit in de Schansstraat en Norbartstraat moet worden beperkt en dat er bij een tweezijdige ontsluiting zonder "knip" in het plangebied een sluiproute ontstaat vanuit andere wijken naar de Schapenbogerd en A59.

Anders dan [appellant sub 1] stelt, hoefde de nog vast te stellen

Nota Verkeer en Vervoer Terheijden niet bij de besluitvorming te worden betrokken reeds omdat het niet gaat om geldend beleid en de raad niet gehouden is beleid dat nog moet worden vastgesteld te betrekken bij de besluitvorming.

Voor zover [appellant sub 3] aanvoert dat de cultuurhistorische waarden op de Schansstraat in de weg staan aan de ontsluiting en de daarmee gepaard gaande wegverbreding, stelt de Afdeling vast dat de raad die cultuurhistorische waarden bij zijn afweging heeft betrokken . De raad heeft onbetwist gesteld dat het vanwege die waarden niet ongeoorloofd is om de weg enigszins te verbreden.

Wat betreft de stelling van [appellant sub 1] dat de ontsluiting op de Norbartstraat onaanvaardbare gevolgen voor de Markstraat heeft, heeft de raad toegelicht dat er weliswaar veel verkeer is op en nabij de kruising tussen de Norbartstraat en Markstraat, maar dat er voldoende ruimte is voor de afwikkeling van het verkeer. [appellant sub 1] heeft geen concrete feiten of omstandigheden naar voren gebracht die de Afdeling aanleiding geven om aan de juistheid van deze toelichting te twijfelen.

Ook wat betreft de verkeersveiligheid op de Schansstraat ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat er als gevolg van het plan een onaanvaardbare verkeersveiligheidssituatie ontstaat. De huidige verkeersintensiteit op de Schansstraat is zeer laag en door het plan worden slechts 15 extra woningen op het noordelijke deel van de Schansstraat ontsloten. De verkeersintensiteit is lager dan de norm in de gemeentelijke richtlijn van maximaal 3.000 mvt/etm. Daarnaast geldt er een maximale snelheid van 30 km/u en is er geen doorgaand autoverkeer mogelijk.

Ook aan de stelling dat de Schansstraat te smal is en dat voetgangers, fietsers en gemotoriseerd verkeer van dezelfde rijbaan gebruik moeten maken, kent de Afdeling niet die betekenis toe die [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] daaraan toekennen. Daarbij heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat de raad dit gegeven heeft onderkend en omdat de Norbartstraat een breder wegprofiel heeft dan de Schansstraat, ervoor heeft gekozen het grootste gedeelte van de woningbouwlocatie te ontsluiten op de Norbartstraat. Ook zal de Schansstraat door middel van fietsstroken worden verbreed naar 4,80 meter zodat in zoverre aan de richtlijnen van het CROW die de raad gebruikt, wordt voldaan. De Afdeling volgt [appellant sub 4] en [appellant sub 3] niet in hun stelling dat een verbreding van 40 centimeter onvoldoende is omdat de Schansstraat niet overal 4,40 meter breed is. Hierbij zijn in aanmerking genomen de niet concreet bestreden resultaten van de nametingen van de gemeente. In de omstandigheid dat de raad het vanwege de aanwezige cultuurhistorische waarden op de Schansstraat onwenselijk acht dat de weg verder verbreed wordt voor bijvoorbeeld een voetpad, ziet de Afdeling geen reden voor het oordeel dat de Schansstraat met de voorgenomen verbreding onvoldoende verkeersveilig kan worden ingericht.

6.4.    Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de tweezijdige verkeersontsluiting, al dan niet na het treffen van verkeersmaatregelen, zodanige onaanvaardbare gevolgen heeft voor de verkeerssituatie op de Schansstraat of de Markstraat dat de raad het plan in redelijkheid niet op deze wijze heeft kunnen vaststellen. De betogen falen.

6.5.    Wat betreft de door [appellant sub 2] gestelde overlast van het bouwverkeer op de Schansstraat stelt de Afdeling vast dat dit geen betrekking heeft op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten zijn in deze procedure niet aan de orde. Deze beroepsgrond moet derhalve buiten inhoudelijke bespreking blijven. Het betoog faalt.

Wegverkeerslawaai

7.    [appellant sub 4] en [appellant sub 3] vrezen voor een onaanvaardbare aantasting van hun woongenot door wegverkeerslawaai als gevolg van het plan. Zij verwijzen ter onderbouwing van hun stellingen naar een contra-expertise van bureau M+P van 20 februari 2018 (hierna: contra-expertise). Daarin zijn kanttekeningen geplaatst met betrekking tot de berekening van de verkeersintensiteiten en de berekening van het verkeerslawaai.

7.1.    De raad heeft onderzoek laten verrichten naar de geluidbelasting op de bestaande woningen in de omgeving als gevolg van de ontsluiting op de Schansstraat. De resultaten van dit onderzoek staan in het "Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Schansstraat te Terheijden" van De Roever Omgevingsadvies van 30 oktober 2017 (hierna: het akoestisch onderzoek). Dit onderzoek is als bijlage 6 bij de Nota van Zienswijzen opgenomen. De conclusie is dat het plan een lichte toename van de geluidbelasting met zich brengt en dat bij de woningen waar de toename groter is dan 2 dB het woon- en leefklimaat redelijk tot goed blijft.

Naar aanleiding van de opmerkingen in de contra-expertise heeft De Roever Omgevingsadvies op 4 juni 2018 de "Memo wegverkeerslawaai Schansstraat te Terheijden" en opnieuw het "Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Schansstraat te Terheijden" (hierna: het nadere rapport) opgesteld. Hierbij is rekening gehouden met de in de contra-expertise genoemde verkeersintensiteiten en gestelde leemten in het akoestisch onderzoek. De conclusie is dat zelfs in de worstcasesituatie, die uitgaat van een cumulatie van het verkeer als gevolg van het plan en het huidige verkeer en een minimale geluidwering, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

7.2.    Uit het nadere rapport blijkt dat elke onderzochte woning een geluidluwe gevel en geluidluwe buitenruimte heeft. Dit betekent dat er op elke woning minstens één gevel of buitenruimte is waar de gemeten geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder blijft.

Wat betreft de woning van [appellant sub 4] blijkt uit het nadere rapport dat de geluidbelasting op de voor- en zijgevel nagenoeg gelijk blijft. De geluidbelasting op de achtergevel neemt toe met 4,7 dB en stijgt daardoor naar maximaal 44,5 dB. De raad heeft deze toename als gevolg van het plan aanvaardbaar geacht omdat in de "Kwaliteitsindicatie geluid" van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: RIVM) een geluidbelasting van minder dan 45 dB als een "zeer goed" woon- en leefklimaat wordt gekwalificeerd. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in redelijkheid van die kwaliteitsindicatie uit kunnen gaan.

Wat betreft de woning van [appellant sub 3] blijkt uit het geactualiseerde akoestisch onderzoek dat de geluidbelasting op de achtergevel met maximaal 4,5 dB significant toeneemt naar maximaal 42,6 dB. De geluidbelasting op de voorgevel neemt met 2.4 dB significant toe naar maximaal 52,1 dB. Volgens de "Kwaliteitsindicatie geluid" van het RIVM blijft het woon- en leefklimaat ter plaatse van de achtergevel "zeer goed". Ter plaatse van de voorgevel verandert het woon- en leefklimaat van "goed" naar "redelijk". Gelet hierop heeft de raad zich wat betreft het woon- en leefklimaat van [appellant sub 3] ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de toename van geluidbelasting als gevolg van het plan niet onaanvaardbaar is.

Voor zover [appellant sub 3] stelt dat in het nadere rapport ten onrechte geen rekening is gehouden met laagfrequente trillingen vanwege de kasseien op de Schansstraat, moet worden vastgesteld dat in beide akoestische onderzoeken is gerekend met het meest geluidproducerende wegdektype in het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 en dat de kasseien op de Schansstraat als dat wegdektype zijn te kwalificeren. [appellant sub 3] heeft niet onderbouwd dat de geluidproductie van de kasseien hoger is dan het wegdektype waarmee is gerekend.

Voor zover [appellant sub 3] stelt dat de raad een andere afweging had gemaakt indien de memo en het daarop gebaseerde nadere rapport vóór de vaststelling van het plan beschikbaar waren geweest, volgt uit die memo en het nadere rapport niet dat het akoestisch onderzoek van 30 oktober 2017 inhoudelijk onjuist was. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat in het nadere rapport een nieuwe berekening is gemaakt met de in de contra-expertise van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] verstrekte gegevens en dat ook met gebruik van die gegevens de conclusie dezelfde blijft, namelijk dat er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is. De raad heeft met het nadere rapport niet erkend dat de conclusie uit het akoestisch onderzoek van 30 oktober 2017 onjuist is. De conclusie van het nadere rapport geeft daartoe ook geen aanleiding.

Gelet op het voorgaande staat vast dat alle in het akoestisch onderzoek onderzochte woningen beschikken over een geluidluwe gevel en buitenruimte met een geluidbelasting van minder dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Ook staat vast dat het woon- en leefklimaat, daar waar de geluidbelasting toeneemt, nog steeds "zeer goed", "goed" of "redelijk" is volgens de door de raad gebruikte "Kwaliteitsindicatie geluid" van het RIVM. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de geluidbelasting als gevolg van de verkeerstoename van het plan aanvaardbaar is.

De betogen falen.

Bouwhoogte

8.    [appellant sub 5] woont direct ten zuidwesten van het plangebied. [appellant sub 5] voert aan dat het plan leidt tot een onaanvaardbare inbreuk op zijn privacy, rust, ruimte en op de bezonning omdat zijn woning feitelijk 7,5 meter hoog is en in het plan een maximale bouwhoogte van 10 meter is vastgelegd.

8.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat vanwege de afstanden tussen de voorziene woningen en de perceelsgrenzen van [appellant sub 5] niet valt te vrezen voor de gestelde hinder. De noordzijde van het perceel wordt begrensd door openbaar groen. Ook laat onderzoek zien dat het schaduwwerkingseffect van de nieuwbouw gering is, aldus de raad.

8.2.    De Afdeling stelt vast dat aan de west- en noordzijde van het perceel van [appellant sub 5] woningen zijn voorzien waarvan de maximum goothoogte en maximum bouwhoogte op grond van de planregels niet meer dan 7 meter respectievelijk 10 meter mag bedragen. De kortste afstand tussen de woning van [appellant sub 5] en de voorziene woningen is aan de westzijde 20 meter en aan de noordzijde 25 meter. De kortste afstand tussen de tuin en de voorziene woningen aan de noordzijde is 13 meter. In de tussenliggende ruimte is in het plan onder meer een groenstrook voorzien.

De raad heeft bezien of het woon- en leefklimaat van onder anderen [appellant sub 5] door de voorziene woningen onaanvaardbaar wordt aangetast. Daartoe heeft de raad er in de Nota inspraakreacties op gewezen dat het plangebied in bestaand stedelijk gebied ligt en dat er een aanvaardbare afstand tussen de bestaande en nieuwe woningen is gecreëerd door de percelen tuin aan tuin te laten grenzen. Gelet op de ruime afstand van minimaal 20 meter van de woning van [appellant sub 5] tot de voorziene woningen, de ruime afstand van minimaal 13 meter vanaf de tuin van [appellant sub 5] tot de voorziene woningen en de inrichting van het plangebied, waarbij langs de woning en tuin van [appellant sub 5] een groenstrook is voorzien, heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de privacy en rust van [appellant sub 5] door het plan niet onaanvaardbaar worden aangetast. Gelet op de hiervoor genoemde afstanden, de in het plan vastgelegde maximale bouwhoogte van 10 meter, de inrichting van het plangebied met groenstructuren en de ligging van de woning in de bebouwde kom, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht van [appellant sub 5] als gevolg van het plan niet onaanvaardbaar wordt aangetast.

Voorts heeft de raad de mogelijke schaduwwerking voor de omgeving van het plangebied als gevolg van het plan onderzocht. De resultaten daarvan zijn neergelegd in de "Bezonningsstudie conform lichte TNO-norm" van 2 juni 2016 die als bijlage is opgenomen bij de "Nota verwerking inspraak en wettelijk vooroverleg met betrekking tot voorontwerp bestemmingsplan Schansstraat". Deze nota is als bijlage 12 bij de plantoelichting opgenomen. Wat betreft de achtertuin van de woning van [appellant sub 5] blijkt uit de bezonningsstudie dat als gevolg van de voorziene bebouwing in februari, maart en september na 17:00 uur in de gehele tuin, en in juni tussen 19:00 en 20:00 uur in een gedeelte van de tuin, schaduw valt. [appellant sub 5] heeft deze bezonningsstudie niet bestreden. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de schaduwwerking als gevolg van het plan aanvaardbaar is omdat de schaduwwerking van beperkte duur is.

Gelet op het bovenstaande bestaat er in hetgeen [appellant sub 5] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het plan leidt tot een onaanvaardbare inbreuk op zijn woon- en leefklimaat.

Het betoog faalt.

Herhaling zienswijzen

9.    [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben zich in hun beroepschriften voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijzen. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijzen. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Conclusie en proceskosten

10.    Gelet op het voorgaande zijn de beroepen ongegrond.

11.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. G.T.J.M. Jurgens en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.

w.g. Van Diepenbeek    w.g. Boermans
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2019

429-881.