Uitspraak 201904217/1/R3 en 201904217/2/R3


Volledige tekst

201904217/1/R3 en 201904217/2/R3.
Datum uitspraak: 25 september 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:

[appellant A], wonend te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn, en [appellante B], gevestigd te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),

appellanten,

en

de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 april 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Boskoop - vierde actualisatie" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief van 28 mei 2019 tijdig beroep ingesteld. Bij deze brief heeft [appellant] de voorzieningenrechter ook verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 september 2019, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door ing. R. Prins, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde].

Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Overwegingen

1.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Inleiding

2.    Het bestemmingsplan is opgesteld om binnen het sierteeltgebied van Boskoop en Hazerswoude een aantal ontwikkelingen mogelijk te maken waarvoor onder het vorige bestemmingsplan geen ruimte bestond. Hierbij gaat het zowel om ontwikkelingen die het hele sierteeltgebied betreffen als om een aantal locatiegebonden ontwikkelingen.

Voor het perceel Laag Boskoop tussen [locatie 1] en [locatie 2] voorziet het plan in de mogelijkheid de daar aanwezige sierteelt te saneren en in plaats daarvan een waterberging te realiseren. Bij afwijkingsbevoegdheid voorziet het plan ook in de mogelijkheid om op dit water drijvende zonnepanelen aan te brengen.

3.    [appellant] is eigenaar van de percelen [locatie 2] en [locatie 3]. Deze percelen grenzen aan de noord- en westzijde van het plangebied. Op het perceel [locatie 3] staat een woning. Op het perceel [locatie 2] wordt een sierteeltbedrijf geëxploiteerd.

Toetsingskader

4.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Beroepsgronden

5.    Ter zitting heeft [appellant] de beroepsgrond over de zonnepanelen ingetrokken.

6.    [appellant] kan zich niet verenigen met de bestemming "Water" die is toegekend aan het perceel Laag Boskoop tussen [locatie 1] en [locatie 2]. Hij stelt dat als gevolg daarvan sierteeltgrond verloren gaat, terwijl in deze omgeving de behoefte aan sierteelt groter is dan de behoefte aan water. Ook voert hij aan dat als gevolg van deze ontwikkeling het kenmerkende slagenlandschap wordt aangetast.

6.1.    De raad erkent het belang van sierteelt in de regio, maar stelt dat wel degelijk behoefte bestaat aan extra waterberging. Dat blijkt onder meer uit het rapport ‘Toekomstverwachting Sierteeltbedrijven Greenport Boskoop en omgeving’ van Stichting Belangenbehartiging Greenport regio Boskoop van najaar 2018, waarin staat dat er de komende jaren sprake is van een behoefte aan ongeveer 3400 m² aan watercompensatie in verband met de uitbreiding van de in deze polder aanwezige sierteeltbedrijven.

Verder weerspreekt de raad dat het slagenlandschap als gevolg van het plan in onaanvaardbare mate wordt aangetast. Daartoe voert de raad aan dat de huidige houtwal in tact blijft en dat de waterberging zo wordt gesitueerd dat deze vanuit het openbaar gebied slechts beperkt zichtbaar is.

6.2.    Het betoog van [appellant] komt er in wezen op neer dat het in strijd is met het regionale beleid om de uitbreiding van de waterbergingscapaciteit ten koste te laten gaan van bestaande sierteelt. Dit betoog volgt de voorzieningenrechter niet. Daartoe wordt als volgt overwogen.

6.3.    Blijkens de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Regio Boskoop moet de greenport niet alleen sterk maar ook duurzaam worden, met minimaal gebruik van natuurlijke hulpbronnen en zo gering mogelijke druk op landschap en milieu. Duurzaamheid van de greenport wordt bereikt door de boomsierteelt te bundelen en te concentreren, door efficiënt ruimtegebruik en door de wateropgave structureel te regelen.

Uit het Inventarisatierapport watergebiedsplan greenport Boskoop van het hoogheemraadschap van Rijnland blijkt dat de polder Laag Boskoop, waarbinnen het plangebied is gelegen, kwetsbaar is voor wateroverlast, hetgeen grote (economische) gevolgen kan hebben voor kwekerijen in de Greenport Boskoop. In het rapport Proces wateroverlast Boskoop van 10 april 2018, dat is opgesteld in opdracht van het hoogheemraadschap van Rijnland en Stichting Belangenbehartiging Greenport Boskoop, is deze problematiek onderkend en worden als maatregelen voor het oplossen van deze problematiek genoemd het realiseren van calamiteitenberging in de polder, water stapelen en overloopgebieden of overhoeken.

Verder wijst de raad er terecht op dat uit het rapport ‘Toekomstverwachting Sierteeltbedrijven Greenport Boskoop en omgeving’ van najaar 2018, van de Stichting Belangenbehartiging Greenport Regio Boskoop, volgt dat er de komende jaren sprake is van een behoefte aan ongeveer 3400 m² aan watercompensatie in verband met de uitbreiding van de in deze polder aanwezige sierteeltbedrijven.

6.4.    Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de behoefte aan extra waterberging daarmee aangetoond en heeft de raad daarom in redelijkheid kunnen beslissen een dergelijke waterberging op het perceel Laag Boskoop tussen [locatie 1] en [locatie 2] mogelijk te maken. Dat de raad daarnaast ook belang hecht aan het behoud van sierteelt in de omgeving maakt dat niet anders. De voorzieningenrechter voegt hier aan toe dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat op het perceel Laag Boskoop tussen [locatie 1] en [locatie 2] op dit moment geen sierteeltbedrijf gevestigd is, dat het perceel niet geschikt is voor nieuwvestiging van een zelfstandig sierteeltbedrijf en dat het perceel aan de omringende sierteeltbedrijven te koop is aangeboden maar dat geen van hen van die mogelijkheid gebruik heeft gemaakt.

6.5.    De raad heeft voorts toegelicht dat de huidige houtwal in tact blijft en dat de waterberging zo wordt gesitueerd dat deze vanuit het openbaar gebied slechts beperkt zichtbaar is. Daarnaast grenst de waterberging aan bestaande lintbebouwing, waarmee volgens de raad ook een kwaliteitsimpuls wordt gegeven aan het overgangsgebied tussen bebouwing naar de sierteelt. De raad heeft hier in de besluitvorming dus rekening mee gehouden. Het resultaat van deze afweging levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet een zodanige aantasting van het slagenlandschap op dat de raad het besluit niet in redelijkheid heeft kunnen nemen.

Het betoog faalt.

7.    [appellant] vreest dat de aan zijn perceel grenzende waterbestemming voor hem tot overlast leidt. Hij stelt dat in het plan ten onrechte geen maatregelen zijn opgenomen die een goede waterkwaliteit waarborgen. Als gevolg daarvan vreest hij stank en ongedierte.

7.1.    De raad stelt dat via duikers een verbinding wordt gemaakt met bestaand oppervlaktewater. Door deze duikers vindt doorstroming en verversing van het water plaats, waardoor het ontstaan van stankoverlast en aantrekken van ongedierte worden tegengegaan. Daarnaast wijst de raad op de bij besluit van 16 maart 2018 door het hoogheemraadschap van Rijnland verleende watervergunning. In deze vergunning is ook een zorgplicht opgenomen om te voorkomen dat de waterberging en de door de aanvrager te plaatsen zonnepanelen negatieve effecten hebben op het watersysteem.

7.2.    De aan het perceel Laag Boskoop tussen [locatie 1] en [locatie 2] toegekende waterbestemming biedt ruimte om zo nodig maatregelen te treffen die voorkomen dat de waterkwaliteit als gevolg van het plan verslechtert. De keuze of, en zo ja welke maatregelen daarvoor in dit geval nodig en doelmatig zijn, moet door het hoogheemraadschap worden gemaakt. Die instantie is immers verantwoordelijk voor de waterkwaliteit. Dat is hier ook gebeurd. Bij besluit van 16 maart 2018 heeft het hoogheemraadschap een watervergunning verleend voor de waterberging en de zonnepanelen. Deze vergunning staat inmiddels in rechte vast. Voor zover [appellant] zich niet kan verenigen met de daarin vastgelegde maatregelen of de voorwaarden waaronder de waterberging kan worden gerealiseerd, had hij dat in een procedure naar aanleiding van die vergunningverlening moeten aanvoeren.

Overigens wijst de voorzieningenrechter erop dat de door de raad genoemde duikers inderdaad zijn vastgelegd in de watervergunning. Verder bevat de watervergunning een zorg- en onderhoudsplicht en kan, bij niet naleving van de voorschriften door de vergunninghouder, daarin door of vanwege het hoogheemraadschap alsnog worden voorzien.

Het betoog faalt.

Conclusie

8.    Het beroep van [appellant] is ongegrond.

9.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep ongegrond;

II.    wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Wijker-Dekker, griffier.

w.g. Minderhoud    w.g. Wijker-Dekker
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2019

562.