Uitspraak 201901613/1/R2


Volledige tekst

201901613/1/R2.
Datum uitspraak: 18 september 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Amersfoort,

en

het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2019 heeft college het uitwerkingsplan "Park Randenbroek, zwembadlocatie" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2019, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. H. Maaijen en ing. K.J. de Groote, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan vindt zijn grondslag in het door de raad van de gemeente Amersfoort bij besluit van 7 februari 2012 vastgestelde bestemmingsplan "Park Randenbroek e.o.". In het op 7 februari 2012 vastgestelde bestemmingsplan hebben de in het geding zijnde gronden de bestemming "Wonen - Uit te werken". Deze bestemming moet in overeenstemming met artikel 16, lid 16.2, van de planregels van het op 7 februari 2012 vastgestelde bestemmingsplan worden uitgewerkt. Met het plan worden gestapelde woningen langs de Bisschopsweg en de Rubensstraat mogelijk gemaakt.

[appellant] woont op een afstand van ongeveer 20 m van het plangebied. Hij vreest voor parkeeroverlast bij verwezenlijking van het plan.

Ontvankelijkheid

2.    Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij het college.

Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van 27 september 2018 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht liep derhalve tot en met 7 november 2018.

[appellant] heeft op 8 november 2018 per e-mail te kennen gegeven een zienswijze te willen indienen. Na een verzoek tot ondertekening daarvan is op 12 november 2018 een schriftelijke zienswijze ingekomen bij het college.

Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.

Deze omstandigheid doet zich niet voor. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door [appellant] gestelde omstandigheden dat het digitaal indienen van de zienswijze tijdelijk niet mogelijk was vanwege een storing van 5 november 2019 tot en met 7 november 2019 bij het digitale systeem van DigiD of van de gemeente. Daargelaten of de stelling juist is dat het digitaal indienen van de zienswijze niet mogelijk was, neemt de Afdeling in aanmerking dat het blijkens de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpplan ook mogelijk was om de zienswijze per post te verzenden of om een zienswijze mondeling kenbaar te maken. Daarnaast kon [appellant] de zienswijze ook in persoon bij het college afgeven. Niet gebleken is dat [appellant] van deze alternatieven geen gebruik heeft kunnen maken. Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk.

Conclusie

3.    Het beroep is niet-ontvankelijk.

4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.

w.g. Van Ravels
lid van de enkelvoudige kamer

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2019

45-911.