Uitspraak 201903001/2/R3


Volledige tekst

201903001/2/R3.
Datum uitspraak: 11 september 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1.    [verzoeker sub 1], gevestigd te Gouderak, gemeente Krimpenerwaard,

2.    [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] (hierna in enkelvoud: [verzoeker sub 2]), beiden wonend te Bergambacht, gemeente Krimpenerwaard,

3.    [verzoeker sub 3A] en [verzoeker sub 3B] (hierna: [verzoeker sub 3]), beide gevestigd te Haastrecht, gemeente Krimpenerwaard,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Krimpenerwaard,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Natuurgebieden Veenweiden Krimpenerwaard" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 27 augustus 2019, waar zijn verschenen:

-    [verzoeker sub 1],

-    [verzoeker sub 2A],

-    [verzoeker sub 3], bijgestaan door [gemachtigde],

-    de raad, vertegenwoordigd door mr. R.D. Reinders, advocaat te Den Haag, M. de Graaf en C. van Kruining.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Het plan voorziet onder meer in de aanleg van natuur op gronden die nu nog in gebruik zijn voor agrarische doeleinden. De natuur zal onderdeel worden van het Natuurnetwerk Nederland. Deze ontwikkeling vloeit voort uit de gebiedsovereenkomst Veenweiden Krimpenerwaard die in 2014 is gesloten tussen de provincie Zuid-Holland, het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en de voormalige gemeenten Bergambacht, Ouderkerk, Nederlek, Schoonhoven en Vlist.

3.    De verzoekers zijn agrarische ondernemers van wie gronden zijn bestemd voor natuurdoeleinden. Zij verzoeken ieder om schorsing van het plandeel dat ziet op hun eigen perceel.

De raad verzet zich tegen schorsing van het plan, omdat dit het complexe proces van de uitvoering van de gebiedsovereenkomst in gevaar zou brengen. Er is volgens de raad ook geen spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening, omdat het agrarische gebruik van de betrokken gronden op basis van het overgangsrecht van het plan mag worden voortgezet.

Hierna zal de voorzieningenrechter per verzoek beoordelen of, gelet op de betrokken belangen, onverwijlde spoed het treffen van een voorlopige voorziening vereist.

[verzoeker sub 1]

4.    [verzoeker sub 1] heeft ter zitting aangevoerd dat hij op korte termijn wil beginnen met het optimaliseren van zijn bedrijf. Dit is volgens hem niet mogelijk als het plan in werking treedt en het bedrijf onder het overgangsrecht komt te vallen. [verzoeker sub 1] vreest dat later in de onderhandelingen over de verwerving van de gronden in het kader van de uitvoering van het plan aan hem het verwijt zal worden gemaakt dat hij zijn bedrijf in de tussentijd heeft verwaarloosd.

Daarnaast heeft [verzoeker sub 1] ter zitting gesteld dat de natuurbestemming een belemmering zal vormen voor het wijzigen of verkrijgen van een vergunning in het geval er tijdens een controle door het daartoe bevoegde bestuursorgaan zou blijken dat een aanpassing van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.

4.1.    De raad heeft ter zitting te kennen gegeven niet bekend te zijn met concrete plannen voor aanpassing van het bedrijf van [verzoeker sub 1]. Ook ziet hij niet in waarom [verzoeker sub 1] met een verouderd bedrijf het proces van de verwerving in zou moeten gaan.

Verder heeft de raad ter zitting toegelicht dat de bedrijfsvoering in haar huidige vorm dient plaats te vinden in overeenstemming met een daartoe verleende omgevingsvergunning milieu. De inwerkingtreding van het plan heeft daar geen invloed op, aldus de raad ter zitting.

4.2.    Uit de kaart en de luchtfoto van www.ruimtelijkeplannen.nl volgt dat het bedrijf van [verzoeker sub 1] aan de Veerstalblok 7 in Gouderak wat betreft de bestaande bedrijfsbebouwing valt onder het bestemmingsplan "Middelblok". Aan de zuidoostelijke zijde van het perceel loopt de grens met het plangebied van het bestreden plan. De aangrenzende gronden zijn in het bestreden plan bestemd als "Natuur".

4.3.    Voor zover [verzoeker sub 1] voor zijn agrarische bedrijf gronden gebruikt die in het voorliggende plan zijn bestemd als "Natuur" mag dit worden voortgezet op basis van het overgangsrecht. In zoverre beperkt de inwerkingtreding van het plan het bedrijf van [verzoeker sub 1] niet. Verder acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de inwerkingtreding van het plan ertoe leidt dat [verzoeker sub 1] de nodige onderhoudswerkzaamheden niet meer kan uitvoeren.

Wat betreft de door Hoogendoorn genoemde optimalisatie van het bedrijf stelt de voorzieningenrechter vast, gelet op het verhandelde ter zitting, dat hij daarvoor geen concrete plannen bij de gemeente kenbaar heeft gemaakt. Ook een mogelijke aanpassing van het bedrijf vanwege eventuele controles is niet concreet en actueel. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat [verzoeker sub 1] beschikt over de nodige vergunningen voor de bestaande bedrijfsvoering. De inwerkingtreding van het bestemmingsplan doet daar niet aan af.

Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

4.4.    Het verzoek van [verzoeker sub 1] wordt afgewezen.

[verzoeker sub 2]

5.    [verzoeker sub 2] heeft ter zitting aangevoerd dat de inwerkingtreding van het plan zal leiden tot problemen met de mestadministratie. Voor gronden met een natuurbestemming is minder mest toegestaan. Voor 2019 wordt nog uitgegaan van een agrarische bestemming van de gronden, maar voor 2020 is dit volgens [verzoeker sub 2] onduidelijk. Zij verwacht dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) alleen naar de bestemming van de gronden zal kijken en niet naar het overgangsrecht.

5.1.    Het bestaande agrarische gebruik van de gronden van [verzoeker sub 2] mag op grond van het overgangsrecht van het plan worden voortgezet. De voorzieningenrechter ziet niet in waarom de RVO hieraan voorbij zou kunnen gaan. Het is dan ook niet aannemelijk dat [verzoeker sub 2] door de inwerkingtreding van het plan in de exploitatie van haar gronden zal worden belemmerd. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

5.2.    Het verzoek van [verzoeker sub 2] wordt afgewezen.

[verzoeker sub 3]

6.    [verzoeker sub 3] hebben gesteld dat het niet waar is dat het agrarische gebruik van hun gronden op basis van het overgangsrecht kan worden voortgezet. Zij hebben hiertoe gewezen op de peilbesluiten van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard van 22 november 2018. Als op basis hiervan het waterpeil in de omgeving wordt verhoogd, zullen de agrarische gronden te nat worden voor agrarisch gebruik, aldus [verzoeker sub 3].

6.1.    De raad heeft ter zitting gesteld dat de peilbesluiten pas in werking treden als het bestemmingsplan onherroepelijk is.

6.2.    De voorzieningenrechter begrijpt het ter zitting gehouden betoog zo dat volgens [verzoeker sub 3], ondanks het overgangsrecht in het bestemmingsplan, het agrarische gebruik feitelijk niet meer mogelijk zal zijn als ten behoeve van de voorziene natuur in het plangebied het peil wordt verhoogd. Zoals de raad ter zitting heeft gesteld, staat in de peilbesluiten die de verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap op 28 november 2018 heeft vastgesteld uitdrukkelijk het voorbehoud dat het bestemmingsplan "Natuurgebieden Veenweiden Krimpenerwaard" onherroepelijk moet zijn. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

6.3.    Het verzoek van [verzoeker sub 3] wordt afgewezen.

Proceskosten

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.R. Jacobs, griffier.

w.g. Slump    w.g. Jacobs
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2019

717.