Uitspraak 201808407/1/A1


Volledige tekst

201808407/1/A1.
Datum uitspraak: 11 september 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Hoogland, gemeente Amersfoort,

appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 september 2018 heeft het college onder meer locatie 33403 ter hoogte van De Boskamp 69 te Hoogland aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: een ORAC).

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 augustus 2019, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant en anderen], en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. H.J.M. van Gellekom en ing. P.W.M. Wieman, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Bij het bestreden besluit heeft het college, door vaststelling van een locatieplan, in Hoogland concrete locaties aangewezen waar ORAC’s worden geplaatst. Voorts heeft het de zienswijzennota "Ontwerp locatieplan ondergrondse restafvalcontainers in Hoogland" (hierna: de zienswijzennota) vastgesteld. De zienswijzennota behoort bij het vastgestelde locatieplan. Bij het besluit is locatie 33403 ter hoogte van De Boskamp 69 te Hoogland aangewezen als locatie voor een ORAC.

[appellant] en anderen wonen aan De Boskamp in de directe omgeving van de aangewezen locatie. Zij kunnen zich niet verenigen met de bij het bestreden besluit aangewezen locatie 33403 in de nabijheid van hun woningen.

Beoordelingskader

2.    Bij de keuze voor een locatie voor ORAC’s dient het college een afweging te maken van alle betrokken belangen. Daarbij heeft het college beleidsruimte. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college al dan niet in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen. Daarbij wordt allereerst beoordeeld of het college de locatie geschikt heeft kunnen achten voor de plaatsing van een ORAC. Als dat zo is, wordt vervolgens beoordeeld of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor die locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

2.1.    Bij het aanwijzen van locaties voor ORAC’s hanteert het college plaatsingscriteria. Deze criteria houden in:

"- De afstand bedraagt niet meer dan 150 m (afstand van ondergrondse container tot perceel). Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden mag hier van worden afgeweken;

- circa 100 huishoudens per ondergrondse container;

- draagvlak onder de gebruikers;

- bereikbaarheid locatie voor het ledigingsvoertuig;

- aanwezigheid van de ondergrondse infrastructuur vormt geen belemmering;

- verkeerskundige veilige situatie bij het laden/lossen;

- beheer(s)baarheid van de locatie in de openbare ruimte;

- de locatie past esthetisch in de omgeving;

- de locaties worden rolstoeltoegankelijk gemaakt."

Voorbereiding besluit

3.    [appellant] en anderen betogen dat de procedure die heeft geleid tot het definitieve plaatsingsplan niet juist is verlopen. Zij voeren daartoe aan dat in afwijking van hetgeen op de website van samenwerkingspartner ROVA staat vermeld, een voorlopig locatieplan is vastgesteld zonder dat daaraan voorafgaand overleg met bewoners heeft plaatsgevonden. Daarnaast hebben zij geen inhoudelijke reactie van de gemeente ontvangen op de door hun tijdens de inloopbijeenkomst voorgestelde alternatieven. Het college is in afwijking van de informatie op de website van de gemeente ook niet ingegaan op verzoeken om overleg. Het college heeft daardoor onvoldoende rekening gehouden met de belangen van omwonenden, aldus [appellant] en anderen.

3.1.    Het college heeft het besluit van 11 september 2018 met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht voorbereid. Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerplocatieplan zijn de bewoners van de wijk De Boskamp uitgenodigd voor een inloopbijeenkomst op 24 januari 2018 over het plaatsen van ORAC’s in de wijk. Een informatiebijeenkomst voorafgaand aan de besluitvorming is bedoeld om belanghebbenden kennis te laten nemen van nieuwe plannen en hen te informeren over het besluitvormingsproces. Het houden van een dergelijke informatiebijeenkomst is niet bij wet voorgeschreven. Tijdens die inloopbijeenkomst zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld door middel van een invulformulier een reactie in te dienen. Voor zover [appellant] en anderen een dergelijk formulier hebben ingevuld, heeft het college daarop bij e-mails van 2 mei 2018 inhoudelijk gereageerd.

3.2.    Van 31 mei 2018 tot en met 11 juli 2018 heeft het ontwerplocatieplan ter inzage gelegen en konden zienswijzen naar voren worden gebracht. Dit hebben [appellant] en anderen ook gedaan. Het college heeft in de zienswijzennota gereageerd op de door belanghebbenden over het ontwerplocatieplan naar voren gebrachte zienswijzen. Deze zienswijzennota behoort bij het vastgestelde locatieplan. Niet is gebleken dat [appellant] en anderen onvoldoende in de gelegenheid zijn gesteld om hun standpunten naar voren te brengen. Dat het college daarnaast niet in informeel overleg is getreden met [appellant] en anderen, leidt niet tot het oordeel dat het besluit van 11 september 2018 niet zorgvuldig is voorbereid.

Het betoog faalt.

De aangewezen locatie

4.    [appellant] en anderen betogen dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot plaatsing van de ORAC op de locatie. Daartoe stellen zij dat de ORAC hun woongenot zal aantasten, omdat zij vanaf hun woning zicht hebben op de ORAC en dit ten koste gaat van het groene uitzicht dat zij hebben. De container zal ook leiden tot stank- en geluidsoverlast en het risico bestaat dat afval rondom de ORAC zal worden geplaatst. Ook wordt door de ORAC op deze locatie hun privacy geschonden, omdat de container een aantrekkende werking heeft en meer mensen op het trottoir voor hun woningen zullen lopen. Het college heeft in de zienswijzennota ten onrechte opgemerkt dat een ORAC net zo gewoon is als een meterkast, lantaarnpaal, vuilnisbak, bankje of speelplek in het openbaar gebied, en dus geen aantasting van het woongenot en/of de privacy van omwonenden vormt. Volgens [appellant] en anderen kan een ORAC niet met voornoemde objecten worden vergeleken en kan het college niet voor een bewoner bepalen of sprake is van aantasting van het woongenot of privacy, omdat dit een persoonlijke beleving is. Daarnaast voldoet de locatie niet aan het criterium dat de container esthetisch in de omgeving past, aldus [appellant] en anderen.

4.1.    Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de plaatsing van de ORAC op de aangewezen locatie het woongenot en de privacy niet onevenredig of in onredelijke mate aantast. Het college heeft in het verweerschrift toegelicht dat [appellant] en anderen vanaf hun woningen op een parkeerplaats uitkijken. Volgens het college past de container esthetisch in de omgeving, omdat deze direct naast de parkeerplaats is voorzien. Het bovengrondse gedeelte van de container is in lijn met de hoogte van de gemiddeld te parkeren (personen)auto. Bovendien wordt de ORAC niet pal voor de gevel van [appellant] en anderen geplaatst. Zo bedraagt de afstand van de te plaatsen ORAC tot hun woningen ongeveer 10 m, en bevindt zich tussen deze woningen en de aangewezen locatie een voetpad en een weg. Reeds om die reden zijn de negatieve gevolgen van de ORAC, zoals de gestelde geluids- en stankoverlast, volgens het college beperkt.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich met de weergegeven motivering in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de plaatsing van de container geen onaanvaardbare aantasting van het woongenot oplevert. Niet aannemelijk is geworden dat de privacy zodanig wordt aangetast of dat zodanige hinder door stank, zwerfvuil of geluid zal ontstaan, dat het college niet in redelijkheid tot aanwijzing van de locatie kon overgaan.

Het betoog faalt.

Alternatieven

5.    [appellant] en anderen betogen dat er een alternatief is voor locatie 33403. Volgens hen kan de ORAC geplaatst worden in de groenstrook naast een speelplek tussen De Boskamp 1 en De Boskamp 73. Volgens [appellant] en anderen mocht het college dit alternatief niet afwijzen vanwege de omstandigheid dat het plaatsen van een ORAC op die locatie tot groenverlies leidt. Groenverlies is volgens [appellant] en anderen geen plaatsingscriterium. Bovendien is in het kader van de vernieuwing van de speelplek de groenstrook daaromheen op verzoek van de omwonenden, en niet op verzoek van de gemeente, uitgebreid, zodat ongeloofwaardig is dat het college nu belang hecht aan het behoud van groen. Dit groen maakt ook geen deel uit van de speelplek en kan bovendien op een andere locatie in de buurt worden herplant. Deze alternatieve locatie voldoet bovendien beter aan de plaatsingscriteria dat sprake moet zijn van draagvlak onder de gebruikers en dat de locatie esthetisch in de omgeving past, aldus [appellant] en anderen.

5.1.    Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorgestelde locatie geen geschikt alternatief vormt. De alternatieve locatie gaat volgens het college ten koste van het aanwezige groen, dat deel uitmaakt van de nieuw aangelegde speelplek. Het college heeft toegelicht dat de gemeente bij de herinrichting van de speelplek met de bewoners een plan heeft gemaakt waarbij aan en om de speelplek veel groen werd toegevoegd teneinde het woongenot van de bewoners te vergroten. Het college wil het groen op deze locatie daarom behouden. Volgens het college wordt de aanwezigheid van groen in woonwijken door bewoners gewaardeerd, voorkomt het verstening in de wijk en bevordert het de infiltratie van water. Voor de alternatieve locatie bestaat volgens het college daarom minder draagvlak. Bovendien heeft het college ter zitting toegelicht dat de gekozen locatie zich bevindt op een verharde locatie aan het trottoir, zodat deze locatie met het oog op onder meer onderhoud beter bereikbaar is en beter voldoet aan het criterium van de beheer(s)baarheid van de locatie in de openbare ruimte dan de alternatieve locatie.

5.2.    Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de voorgestelde alternatieve locatie zodanig geschikter is, dat het college deze in redelijkheid had moeten verkiezen boven de aangewezen locatie.

Het betoog faalt.

Conclusie

6.    Het beroep is ongegrond.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.

w.g. Uylenburg
lid van de enkelvoudige kamer

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2019

531-842.