Uitspraak 201804279/2/R1


Volledige tekst

201804279/2/R1.
Datum uitspraak: 11 september 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Eerbeek, gemeente Brummen (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),

en

1.    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen,

2.    de raad van de gemeente Brummen,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2018 heeft het college voor verschillende woningen in Eerbeek hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het industrieterrein Eerbeek-Zuid te Eerbeek.

Tegen dit besluit heeft onder meer [appellant] beroep ingesteld.

Bij besluit van 15 maart 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Eerbeek" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft eveneens onder meer [appellant] beroep ingesteld.

De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht. De raad heeft zienswijzen daarop naar voren gebracht.

[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 en 5 juni 2019, waar onder meer [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. D.S.P. Roelands-Fransen, advocaat te Den Haag, mr. R.A.F. Vermolen, advocaat te Den Haag, A. Noordermeer, R. Nooteboom, O. Cevaal-Douma en R.J.M. Bruinsma, zijn verschenen.

Na de zitting is het beroep van [appellant] afgesplitst van zaak nr. 201804279/1/R1. De Afdeling heeft het onderzoek heropend met toepassing van artikel 8:68 van de Awb en de raad een vraag voorgelegd. De raad heeft deze beantwoord. [appellant] heeft daarop een reactie gegeven.

Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

Het bestemmingsplan

Inleiding

1.    Het bestemmingsplan "Eerbeek" biedt een juridisch-planologisch kader voor delen van de kern van Eerbeek waaronder het industrieterrein Eerbeek-Zuid en de woningen aan de Tullekenweg. Met het plan wordt tevens de bestaande geluidzone rondom het industrieterrein aangepast.

[appellant] woont op het perceel [locatie]. Zijn beroep is gericht tegen de planregeling voor de omliggende percelen Coldenhovenseweg 77, 85, 94 en 100 en de percelen Enkweg 55 en Poelkampstraat 85. Hij vreest voor aantasting van zijn woon- en leefklimaat als gevolg van het zware vrachtverkeer van en naar de bedrijven die op voornoemde percelen gevestigd zijn.

Toetsingskader

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Inhoudelijk

3.    [appellant] betoogt dat het plan als gevolg van de toegestane bedrijvigheid in zijn woonomgeving leidt tot een verdere aantasting van zijn woon- en leefklimaat. Volgens [appellant] is er geen rekening mee gehouden dat er in de nachtperiode langs zijn woning met zogeheten terminaltrekkers wordt gereden, welk verkeer leidt tot een zeer hoge geluidbelasting ter plaatse van zijn woning. Verder voert hij aan dat de cumulatieve geluidbelasting ten onrechte niet is onderzocht.

3.1.    Blijkens de verbeelding is aan het perceel [locatie] de bestemming "Gemengd" met onder meer de functieaanduiding "wonen" en de gebiedsaanduiding "overige zone - wonen op bedrijventerrein" toegekend.

Artikel 9, lid 9.1, van de planregels luidt: "De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens voor een woning al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis conform Bijlage 1;

[…]."

3.2.    De Afdeling stelt vast dat op het perceel Poelkamp 85 een autowasstraat is gevestigd, op het perceel Coldenhovenseweg 77 een transportbedrijf, op het perceel Coldenhovenseweg 85 een drukkerij, op het perceel Coldenhovenseweg 94 een aanhangwagenverhuurbedrijf, op het perceel Coldenhovenseweg 100 een uitgeverij met boekwinkel en op het perceel Enkweg 55 een metaalbewerkingsbedrijf.

In het deskundigenbericht staat dat de Coldenhovenseweg, zeker voor het gedeelte ter hoogte van de woning van [appellant], een belangrijke gebiedsontsluitende functie heeft voor Eerbeek. De weg wordt intensief gebruikt door het (zware) vrachtverkeer van en naar de bedrijven in de papierindustrie. Ook in de avond- en nachtperiode maakt het (zware) vrachtverkeer gebruik van de weg.

3.3.    Voor zover [appellant] heeft betoogd dat maatwerkvoorschriften hadden moeten worden vastgesteld om de geluidhinder van het zware vrachtverkeer dat van en naar de bedrijven rijdt te beperken, overweegt de Afdeling als volgt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 6 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1861, worden de gevolgen voor het milieu van het af- en aanrijdende verkeer niet meer aan het in werking zijn van een inrichting toegerekend, indien dit verkeer kan worden geacht te zijn opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Hiervan is sprake wanneer het af- en aanrijdende verkeer zich door zijn snelheid en rij- en stopgedrag niet meer dan wel nog niet onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de betrokken weg kan bevinden.

De woning van [appellant] ligt aan de overzijde van de kruising van de Coldenhovenseweg met de Schoonmansmolenweg. Het vrachtverkeer op deze kruising en op Coldenhovenseweg van en naar de in de omgeving van de woning van [appellant] gevestigde bedrijven is wat snelheid en rij- en stopgedrag betreft niet te onderscheiden van het overige verkeer dat daar aanwezig kan zijn en moet derhalve worden geacht te zijn opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Derhalve kan dit vrachtverkeer niet aan het in werking zijn van één of meer van de in de omgeving van de woning van [appellant] aanwezige inrichtingen worden toegerekend, zodat hiervoor op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer ook geen maatwerkvoorschriften kunnen worden vastgesteld.

Het betoog faalt.

3.4.    Uit de door [appellant] overgelegde memo van Bosman Bedrijfsadvies van 16 november 2018 (hierna: de memo van Bosman) volgt dat in juni en oktober 2018 metingen zijn uitgevoerd waaruit volgt dat bij de woning aan de [locatie] vanwege het zware vrachtverkeer in de nachtperiode piekgeluiden zijn gemeten van 65 tot 84 dB(A). Deze hoge geluidniveaus en het grote verschil met het achtergrondgeluid tot ongeveer 40 dB veroorzaken schikreacties, aldus de memo van Bosman.

3.5.    In het door de raad overgelegde rapport van Bureau de Groot Volker "Verkeersonderzoek Coldenhovenseweg, Eerbeek" van 2 augustus 2019 (hierna: het verkeersonderzoek van 2 augustus 2019) staat dat de gemeente Brummen in de periode van 3 tot 16 juli 2019 een radartelling heeft laten uitvoeren om inzicht te krijgen in de hoeveelheid zwaar verkeer op het kruispunt van de Coldenhovenseweg en de Schoonmansmolenweg ter hoogte van de woning aan de [locatie]. Eveneens is in de periode van 8 tot 15 juli 2019 een camera geplaatst op de hoek van de Coldenhovenseweg en de Schoonmansmolenweg. Met de videocamera is getracht om inzicht te krijgen in de hoeveelheid vrachtverkeer dat links afslaat van de Schoonmansmolenweg de Coldenhovenseweg op. Hierbij is vooral naar de nachtperiode gekeken. De Afdeling ziet, anders dan [appellant] betoogt, geen aanleiding voor het oordeel dat de radartellingen en de videobeelden niet representatief zouden zijn.

Uit het verkeersonderzoek van 2 augustus 2019 volgt dat in de nachtperiode tussen 23:00 uur en 07:00 uur ongeveer 114 vrachtwagenbewegingen op de Coldenhovenseweg plaatsvinden. In de nacht ligt het aandeel vrachtverkeer het hoogst, namelijk 40%. Op de Schoonmansmolenweg vinden in de nachtperiode ongeveer 40 vrachtwagenbewegingen plaats. Ook hier ligt in de nacht het aandeel vrachtverkeer het hoogst, namelijk 36%.

3.6.    De raad heeft toegelicht dat hij een gevelbelasting van maximaal 55 dB(A) in de nachtperiode aanvaardbaar acht, nu daarmee - uitgaande van een geluidwering van de gevel van minimaal 20 dB - een binnenwaarde van 35 dB(A) wordt gehaald.

In de in opdracht van de raad opgestelde memo "Eerbeek heropend onderzoek beroep [locatie]" van 5 augustus 2019 (hierna: de memo van 5 augustus 2019) staat dat de Omgevingsdienst Veluwe IJssel op basis van het verkeersonderzoek van 2 augustus 2019 een geluidbelasting op de gevel van de woning van [appellant] heeft berekend van 52 dB(A) in de nachtperiode. Uit het milieueffectrapport "PlanMER Bestemmingsplan Eerbeek", van 30 mei 2017 (hierna: het planMER) en ook het in juni 2019 opgeleverde verkeersmodel blijkt dat er voor de toekomst een groei is voorzien van het vrachtverkeer op dit deel van de Coldenhovenseweg van ongeveer 30%. Als gevolg hiervan zal in de toekomst de geluidbelasting in de nachtperiode met 1 dB toenemen tot 53 dB(A), aldus de memo van 5 augustus 2019. De raad wijst erop dat derhalve in zowel de bestaande situatie als in de toekomstige situatie sprake is van een binnenwaarde van minder dan 35 dB(A) in de woning van [appellant]. De raad stelt zich verder op het standpunt dat voorzien wordt in een goede ruimtelijke ordening, omdat binnen de gevelbelasting van 55 dB(A) wordt gebleven.

[appellant] heeft de conclusies uit de memo van 5 augustus 2019 niet onderbouwd bestreden dan wel aannemelijk gemaakt dat deze conclusies onjuist of onvolledig zijn. De enkele stelling van [appellant] dat de door de Omgevingsdienst Veluwe IJssel gemaakte berekeningen niet bij de memo van 5 augustus 2019 zijn toegevoegd, is daartoe onvoldoende.

Wat betreft de cumulatieve geluidbelasting in de nachtperiode staat in de memo van 5 augustus 2019 dat in het planMER op de gevel van de woning van [appellant] aan de zijde van de Coldenhovenseweg een geluidbelasting vanwege industrielawaai is berekend van 46 dB(A) in de nachtperiode. De cumulatieve geluidbelasting op de gevel in de bestaande situatie bedraagt volgens de memo derhalve 53 dB(A) in de nachtperiode en in de toekomstige situatie, als gevolg van de toename van het wegverkeer, 54 dB(A). De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad een dergelijke geluidbelasting niet aanvaardbaar heeft kunnen achten.

Gelet op het voorgaande heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het rijden van zwaar vrachtverkeer in de nachtperiode niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant].

Het betoog faalt.

3.7.    Wat betreft het betoog van [appellant] dat in de akoestische berekeningen ten onrechte geen onderscheid is gemaakt tussen het bronvermogen van een terminaltrekker en het bronvermogen van zwaar vrachtverkeer, overweegt de Afdeling als volgt. Ingevolge artikel 3.2 van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 wordt het equivalent geluidniveau bepaald volgens de in hoofdstuk 2 van bijlage III bij deze regeling beschreven Standaardrekenmethode 2. In paragraaf 2.4.1, betreffende het A-gewogen equivalente bronvermogensniveau, zijn emissiekentallen opgenomen voor onder meer zware motorvoertuigen. De raad heeft onder verwijzing naar het door Aveco de Bondt opgestelde rapport "Verbrugge Internationale wegtransporten B.V. Akoestisch onderzoek ten behoeve van melding Wet milieubeheer" van 2 september 2011, welk rapport als bijlage 17 bij de plantoelichting is gevoegd, toegelicht dat de bronvermogens van terminaltrekkers en zwaar vrachtverkeer aan elkaar gelijk zijn. Om die reden zijn de akoestische berekeningen van verkeer op de openbare weg uitgevoerd met kentallen voor personenauto's, middelzware en zware vrachtwagens, zoals die in het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 zijn voorgeschreven. De Afdeling acht dit niet onjuist. Voor zover [appellant] erop heeft gewezen dat uit de door Bosman uitgevoerde geluidmetingen volgt dat een verschil van 8,9 dB(A) is gemeten bij het passeren van regulier vrachtverkeer en een terminaltrekker, overweegt de Afdeling dat dit niet volgt uit de door hem overgelegde memo van Bosman en dat hij dit verschil verder ook niet met enige gegevens heeft onderbouwd.

Het betoog faalt.

3.8.    In hetgeen [appellant] voor het overige heeft aangevoerd ziet de Afdeling ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het hogerewaardenbesluit

4.    Ter zitting heeft [appellant] zijn beroep, voor zover gericht tegen het hogerewaardenbesluit, ingetrokken.

Conclusie

5.    Het beroep van [appellant] is ongegrond.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.

w.g. Polak    w.g. Driessen
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2019

634.