Uitspraak 201902109/1/R1


Volledige tekst

201902109/1/R1.
Datum uitspraak: 11 september 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te Voorthuizen, gemeente Barneveld,

2.    [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend te Voorthuizen, gemeente Barneveld,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Barneveld,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 januari 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Kromme Akker-Zuid" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad en [appellant sub 1] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 augustus 2019, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. K.A. Luehof, rechtsbijstandverlener te Assen, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. M.A. Patandin, rechtsbijstandverlener te Apeldoorn, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. de Goeij, G. Rekker en ing. E. Roelofsen, deskundige, zijn verschenen. Tevens is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Op het bestreden besluit is de Crisis- en herstelwet van toepassing.

2.    Het plan maakt de bouw van een dorpshuis met inpandige sporthal, een "Beachcourt", nieuwe huisvesting voor basisschool "De Hoeksteen" en dertien vrijstaande woningen mogelijk.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn omwonenden van het plangebied en kunnen zich niet verenigen met het plan. Zij vrezen voor geluidoverlast van het dorpshuis met inpandige sporthal en van het "Beachcourt". Verder vreest [appellant sub 2] voor een toename van de verkeersdrukte en verlies van zijn uitzicht.

Toetsingskader

3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Intrekking beroepsgrond

4.    [appellant sub 1] heeft ter zitting zijn beroepsgrond over het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de planregels ingetrokken.

Geluid

5.    [appellant sub 2] betoogt dat ten onrechte geen akoestisch onderzoek ter plaatse van zijn woning is verricht naar de geluidbelasting als gevolg van toenemend verkeer door de voorziene ontwikkelingen in het plan. Uit het "Akoestisch onderzoek Wet geluidhinder Wegverkeerslawaai" (hierna: het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai), opgesteld door SPA WNP op 22 mei 2018 waarnaar de raad verwijst, volgt volgens [appellant sub 2] niet dat ter plaatse van zijn woning sprake zal zijn van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat uit het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai volgt dat de geluidbelasting op de gevels van de voorziene woningen door de in het onderzoek betrokken wegen ruim lager is dan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh). De woning van [appellant sub 2] bevindt zich op een grotere afstand van deze wegen dan de voorziene woningen, zodat er volgens de raad geen sprake zal zijn van onaanvaardbare geluidbelasting ter plaatse van zijn woning.

5.2.    In het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai zijn de geluidniveaus die bij de voorziene woningen worden gemeten ten gevolge van het huidige verkeer en het verwachte extra verkeer vanwege de voorziene ontwikkelingen in het plan onderzocht en getoetst aan de voorkeursgrenswaarde die op basis van de Wgh geldt voor gezoneerde wegen, waarbij is uitgegaan van het jaar 2030. In het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is de geluidhinder door het verkeer vanuit de Zeumerseweg, de Wikselaarseweg, de Wikselaarse Eng en de Bakkersweg gemeten. Uit de beoordeling van de geluidniveaus volgt dat de geluidbelasting ter plaatse van de voorziene woningen ruim lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) uit de Wgh, zoals geldt voor gezoneerde wegen. Op basis hiervan wordt in het onderzoek geconcludeerd dat de geluidbelasting ter plaatse van de voorziene woningen ten gevolge van verkeer over de onderzochte wegen aanvaardbaar is. [appellant sub 2] heeft deze conclusie niet betwist. Vast staat dat deze wegen, met uitzondering van een gedeelte van de Bakkersweg, op een grotere afstand liggen van de woning van [appellant sub 2] dan de voorziene woningen. Gelet hierop heeft de raad zich, naar het oordeel van de Afdeling, ook zonder het doen van onderzoek op de gevel van de woning van [appellant sub 2] in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de geluidhinder ten gevolge van verkeer over de Zeumerseweg, de Wikselaarseweg en de Wikselaarse Eng voor hem niet onaanvaardbaar is.

De Bakkersweg is aan de noordelijke kant op kortere afstand gelegen van de woning van [appellant sub 2] dan de voorziene woningen. Uit het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai volgt dat ter plaatse van de voorziene woningen ook de geluidbelasting ten gevolge van verkeer over de Bakkersweg ruim lager is dan voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) uit de Wgh, zoals geldt voor gezoneerde wegen. [appellant sub 2] heeft deze conclusie niet betwist. Uit bijlage 1 van het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai volgt verder dat de verwachting is dat ongeveer 25% van de verkeersgeneratie zal gaan over de Bakkersweg. Op de Bakkersweg geldt bovendien een maximumsnelheid van 30 km/h. Verder is in dit kader van belang dat de afstand tussen de woning van [appellant sub 2] en de Bakkersweg ongeveer 100 m bedraagt en zich daartussen woningen en beplanting bevinden. De Afdeling is onder deze omstandigheden van oordeel dat de raad zich ook zonder het doen van onderzoek op de gevel van de woning van [appellant sub 2] in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de geluidhinder ten gevolge van verkeer over de Bakkersweg voor hem niet onaanvaardbaar is.

Het betoog faalt.

6.    [appellant sub 1] voert aan dat in het plan niet wordt aangetoond of de gehanteerde geluidnorm voor "dance events" - 55 dB(A) en 65 dB(C) - kan worden gehaald en of die geluidnorm een goed woon- en leefklimaat waarborgt.

6.1.     De raad stelt zich op het standpunt dat de gehanteerde geluidnorm voor "dance events" een goed woon- en leefklimaat waarborgt. Indien de geluidnorm van 55 dB(A) en 65 dB(C) niet wordt gehaald, kan er handhavend worden opgetreden, aldus de raad.

6.2.    Artikel 3, lid 3.5, onder 4, van de planregels luidt:

"Het equivalente geluidsniveau vastgesteld volgens de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai" mag ter plaatse van de gevels van de omliggende woningen niet meer bedragen dan 55 dB(A) en 65 dB(C);"

Artikel 92a van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld (hierna: de APV) luidt:

"1. Het is in een inrichting, die op grond van het geldende bestemmingsplan bedoeld is om evenementen te organiseren, toegestaan om maximaal

12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden […]

[…]

6. Het equivalente geluidsniveau Leq T veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 60 dB(A) en 75 dB(C), gemeten op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

7. De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

[…]."

6.3.    In de plantoelichting staat dat maximaal 10 keer per jaar een evenement zal worden georganiseerd in het dorpshuis en/of de sporthal. In artikel 3, lid 3.5, onder 4, van de planregels is een geluidnorm opgenomen.

In het "Evenementenbeleid Gemeente Barneveld 2016-2020" staat dat bij evenementen het algemene geluidsniveau van 70 dB(A) en 80 tot 85 dB(C) niet mag worden overschreden. Ingevolge artikel 92a, lid 6, van de APV mag bij incidentele festiviteiten het equivalente geluidsniveau van 60 dB(A) en 75 dB(C) niet worden overschreden. De Afdeling stelt vast dat de in artikel 3, lid 3.5, onder 4, van de planregels opgenomen geluidnorm strenger is dan de geluidnormen uit het evenementenbeleid en de APV, zodat het plan meer bescherming biedt van het akoestisch klimaat van omwonenden, zoals [appellant sub 2], dan het geval was geweest indien strikte toepassing was gegeven aan het evenementenbeleid en de APV. Verder heeft [appellant sub 1] geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die aanleiding geven voor het oordeel dat zijn akoestisch klimaat met de genoemde geluidnorm onvoldoende is beschermd.

Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de in artikel 3, lid 3.5, onder 4, van de planregels opgenomen geluidnorm voor "dance events" een aanvaardbaar woon- en leefklimaat waarborgt.

Als niet wordt voldaan aan deze geluidnorm kan handhavend worden opgetreden. [appellant sub 1] heeft niet nader onderbouwd dat het niet mogelijk is om "dance events" te houden waarbij de in artikel 3, lid 3.5, onder 4, van de planregels opgenomen geluidnorm niet zal worden overschreden.

Het betoog faalt.

7.    [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voeren verder aan dat het plan onaanvaardbare geluidoverlast zal veroorzaken, omdat de voorzieningen, zoals het dorpshuis en de sporthal, zullen worden gebouwd op een kortere afstand van hun woningen dan in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009 (hierna: de VNG-brochure) als uitgangspunt wordt genomen. Volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] heeft de raad ten onrechte de aanbevolen richtafstand uit de VNG-brochure verkleind van 50 m naar 30 m, omdat er volgens hen geen sprake is van een gemengd gebied, maar van een rustige woonwijk.

7.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat uit de verrichte onderzoeken volgt dat ter plaatse van de omliggende woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De raad acht het daarbij van belang dat wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure.

7.2.    Artikel 6, lid 6.5, van de planregels luidt:

"1. Het geluidsniveau (langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT) ten gevolge van sport mag ter plaatse van de gevels van omliggende woningen niet meer bedragen dan 50 dB(A) in de dagperiode, en bij sportwedstrijden niet meer bedragen dan 50 dB(A) in de dagperiode en maximaal 10 maal per jaar niet meer dan 48 dB(A) in de avondperiode.

2. Het geluidsniveau (maximale geluidsniveaus LAMAX) ten gevolge van sport mag ter plaatse van de gevels van omliggende woningen niet meer bedragen dan 70 dB(A) in de dagperiode, en bij sportwedstrijden maximaal 10 maal per jaar niet meer dan 72 dB(A) in de avondperiode."

7.3.    Op verzoek van de gemeente Barneveld zijn voorafgaand aan de planvaststelling meerdere geluidonderzoeken uitgevoerd. De resultaten van die onderzoeken zijn onder meer neergelegd in de aan het plan ten grondslag gelegde rapporten "Onderzoek milieuzonering" (hierna: het milieuonderzoek), opgesteld door SPA WNP op 23 mei 2018, en "Onderzoek industrielawaai" (hierna: het akoestisch onderzoek), opgesteld door SPA WNP op 4 mei 2018.

7.4.    In het akoestisch onderzoek worden de door het gehele plan veroorzaakte geluidsniveaus bij de bestaande woningen rond het plangebied onderzocht en getoetst aan de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, waarbij ook het stemgeluid, hinder als gevolg van wegverkeer van en naar het plangebied en de piekniveaus zijn beoordeeld. In het onderzoek staat een omschrijving van de onderzochte bedrijfssituatie van onder meer het dorpshuis en de sporthal. Uit de beoordeling van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus in doordeweekse situaties volgt dat ter plaatse van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in ruime mate zal worden voldaan aan de gestelde eisen uit het Activiteitenbesluit van 50 dB(A) voor de dagperiode, 45 dB(A) voor de avondperiode en 40 dB(A) voor de nachtperiode. Verder volgt uit de beoordeling van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus dat tijdens wedstrijden in de avondperiode de eisen worden overschreden ter plaatse van de woning van [appellant sub 1]. Uit de beoordeling van de maximale geluidsniveaus volgt daarnaast dat tijdens wedstrijden ter plaatse van onder meer de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in de avondperiode de eisen worden overschreden als gevolg van het geluid van de scheidsrechterfluit. Volgens de plantoelichting treedt deze wedstrijdsituatie maximaal 10 dagen per jaar op, waardoor het woon- en leefklimaat nauwelijks nadelig wordt beïnvloed. Artikel 6, lid 6.5, van de planregels waarborgt dat de overschrijding van de geluidnorm uit het Activiteitenbesluit niet vaker plaatsvindt dan 10 dagen per jaar.

Gelet op het gegeven dat de wedstrijdsituatie zich slechts maximaal 10 dagen per jaar voordoet, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er naast de geluidbelasting ten gevolge van "dance events" ook wat betreft de overige onderzochte onderwerpen met betrekking tot het aspect geluid sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

De Afdeling komt gelet hierop niet meer toe aan beantwoording van de vraag of er wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure.

Het betoog faalt.

8.    In de aanvulling van 16 mei 2019 op zijn beroepschrift heeft [appellant sub 1] vragen geformuleerd ter onderbouwing van het betoog dat het besluit wat betreft het aspect geluid onvoldoende is gemotiveerd en onzorgvuldig is voorbereid. Ter zitting is door de raad gemotiveerd ingegaan op deze vragen. [appellant sub 1] heeft ter zitting geen redenen aangevoerd waarom de beantwoording van de desbetreffende vragen onvoldoende zou zijn.

Het betoog faalt.

Verkeer

9.    [appellant sub 2] voert aan dat niet is onderzocht wat de toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het plan zal zijn.

9.1.    De raad verwijst voor het onderzoek naar de verwachte verkeersbewegingen ten gevolge van het plan naar bijlage 1 van het rapport van SPA WNP ingenieurs van 22 mei 2018.

9.2.    De Afdeling stelt vast dat in bijlage 1 van het rapport van SPA WNP ingenieurs van 22 mei 2018 staat wat de toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het plan zal zijn. Het betoog mist feitelijke grondslag en faalt daarom.

Uitzicht

10.    [appellant sub 2] betoogt verder dat hij als gevolg van het dorpshuis zijn uitzicht zal kwijtraken.

10.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat er geen recht bestaat op een onveranderd uitzicht en dat er voldoende afstand is tussen de woning van [appellant sub 2] en het dorpshuis.

10.2.    Met het plan heeft de raad binnen het plangebied voorzien in onder meer een dorpshuis met inpandige sporthal met een maximaal toegestane bouwhoogte van respectievelijk 10 en 11 m op een afstand van ongeveer 32 m van de woning van [appellant sub 2].

Gezien de situering en de hoogte van het voorziene dorpshuis is het aannemelijk dat het plan in zoverre gevolgen zal hebben voor het uitzicht van [appellant sub 2]. Deze gevolgen zijn naar het oordeel van de Afdeling evenwel niet zo groot dat de raad daaraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat er een aanzienlijke afstand is tussen de woning van [appellant sub 2] en het voorziene dorpshuis en er geen recht op blijvend vrij uitzicht bestaat.

Het betoog faalt.

Alternatief

11.    [appellant sub 2] betoogt verder dat het voorziene dorpshuis met sporthal verplaatst dient te worden. In dat kader stelt [appellant sub 2] voor om de voorziene parkeerplaatsen uit het plan te verwijderen om de afstand tussen het voorziene dorpshuis met sporthal en de woning van [appellant sub 2] te vergroten.

11.1.    De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.

In paragraaf 5.15 van de plantoelichting staat dat er voor regulier gebruik van het dorpshuis en de sporthal 110 parkeerplaatsen nodig zijn. De raad stelt zich op het standpunt dat het gelet op deze parkeerbehoefte niet wenselijk is om de voorziene parkeerplaatsen uit het plan te verwijderen.

De raad heeft daarom in redelijkheid af kunnen zien van het verplaatsen van het voorziene dorpshuis naar de door [appellant sub 2] voorgestelde alternatieve locatie.

Het betoog faalt.

Verwijzing zienswijze

12.    [appellant sub 2] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 2] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Het betoog faalt.

Conclusie

13.    Gelet op het voorgaande zijn de beroepen ongegrond.

14.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

w.g. Van Ravels    w.g. Van Loo
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2019

418-927.