Uitspraak 201803528/1/R1


Volledige tekst

201803528/1/R1.
Datum uitspraak: 11 september 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH),

2.    [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH),

appellanten,

en

de raad van de gemeente Bergen (NH)

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 maart 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Watertorengebied" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.

De raad heeft zijn zienswijze daarop naar voren gebracht.

[appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 mei 2019, waar [appellant sub 1] en anderen, in de persoon van [appellant sub 1], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en de raad, vertegenwoordigd door drs. L.T.M. Kok-Brink, bijgestaan door I.M. Dias, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van het Watertorengebied in het noorden van Egmond aan Zee mogelijk. De huidige sporthal wordt gesloopt en hiervoor in de plaats komt een nieuwe sporthal met daaronder een parkeergarage. Op de plek waar de huidige sporthal staat, worden geschakelde woningen gerealiseerd. Aan de noordkant van de nieuwe sporthal worden twee-onder-een-kapwoningen gerealiseerd. Het openbare gebied tussen en rondom de woningen en sporthal wordt ingericht als duinlandschap.

Appellanten zijn allen omwonenden van het plangebied. Zij wijzen voor de woningbouw  op een alternatieve locatie naast het plangebied. Zij vrezen dat met de realisatie van het plan hun uitzicht ernstig zal worden aangetast. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] stellen dat geen sprake is van een zorgvuldige ruimtelijke inpassing. Ook brengen zij naar voren dat de wegen ongeschikt zijn om het verkeer van en naar de sporthal te verwerken. Voorts zijn er volgens [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in het gebied te weinig parkeerplaatsen aanwezig, wat zal leiden tot parkeerproblemen. Ook hebben zij diverse bezwaren die betrekking hebben op de bescherming van de in het plangebied en de omgeving daarvan voorkomende natuur. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] richten zich in dit verband tegen het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021 (hierna: het PAS) dat via de voor de bouw van woningen en een nieuwe sporthal ter plaatse van het Watertorengebied verleende vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) aan het plan ten grondslag is gelegd.

Toetsingskader

2.     Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Programma Aanpak Stikstof

3.    [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat het plan niet had mogen worden vastgesteld met gebruikmaking van het PAS, dat via de voor de activiteiten in het plangebied verleende vergunning op grond van de Wnb aan het plan ten grondslag is gelegd. Het PAS is volgens hen in strijd met de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG1992 L206; de zogenoemde Habitatrichtlijn). Ook voeren zij aan dat voor de op grond van het PAS uitgevoerde AERIUS-berekening onjuiste gegevens gebruikt zijn, waardoor de verschilberekening een onjuiste uitkomst heeft. Er zijn volgens [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] negatieve gevolgen voor vlinders door extra stikstofdepositie. De biodiversiteit zal voorts afnemen. Ook zijn er negatieve gevolgen voor de ecologische verbinding Noord — Zuid en vrezen zij een aantasting van het habitattype grijze duinen — kalkrijk.

3.1.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het onderhavige plan niet passend beoordeeld behoeft te worden, omdat ten behoeve van de bouw van een nieuwe sporthal en van woningen in het Watertorengebied een vergunning op grond van de Wnb is verleend. Voor die vergunning is gebruik gemaakt van de passende beoordeling die aan het PAS ten grondslag is gelegd en is op grond daarvan voor de realisering van het project ontwikkelingsruimte geclaimd.

4.    Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603, onder 35 en verder, voldoet de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het PAS niet aan de eisen die het Hof van Justitie van de Europese Unie daaraan stelt. Dit betekent dat de raad niet had mogen verwijzen naar de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het PAS. Verder is niet via een passende beoordeling die specifiek voor dit plan is opgesteld, de zekerheid verkregen dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied ‘Noordhollands Duinreservaat" niet significant worden aangetast. Het voorgaande brengt de Afdeling tot de slotsom dat het plan in strijd met artikel 2.8, derde lid, van de Wnb is vastgesteld.

Het betoog slaagt.

5.    Gelet op het vorenstaande dient het bestreden besluit reeds geheel te worden vernietigd. De Afdeling ziet in dit geval aanleiding om hierna de overige beroepsgronden te behandelen.

Alternatief

6.    [appellant sub 1] en anderen betogen dat er voor de woningbouw een alternatief is, namelijk het sportveld achter de huidige sporthal. Zij zijn op zichzelf niet tegen bebouwing, maar stellen voor om zes twee-onder-een-kap woningen en vijf geschakelde woningen naar dat gebied te verplaatsen, waardoor het uitzicht op de duinen voor een gedeelte bewaard blijft. Het betreft een gebied dat volgens [appellant sub 1] en anderen ten onrechte voor natuur is bestemd in het bestemmingsplan "Voetbalcomplex Egmond aan de Hoef en vrijkomende locaties". Zij wijzen erop dat het sportveld geen natuurbestemming behoeft, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3328. In deze uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat het voormalige voetbalterrein geen toegevoegde waarde heeft voor de instandhouding of ontwikkeling van het nabijgelegen Natura 2000-gebied "Noordhollands Duinreservaat". [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] voeren ook aan dat ten onrechte is nagelaten om te onderzoeken of de betreffende gronden een woonbestemming kunnen krijgen.

6.1.    De raad stelt dat woningbouw op de door appellanten aangedragen alternatieve locatie een veel grotere bedreiging vormt voor de gewenste ecologische verbinding tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat dan het voorliggende plan. Daarom is de alternatieve locatie door de raad niet in aanmerking genomen voor woningbouw. De raad heeft toegelicht dat het toekennen van een natuurbestemming aan het voormalige sportveld de waarden en kenmerken van het Natuurnetwerk Nederland en het Natura 2000-gebied versterkt. De raad wijst er daarbij op dat door de verbinding tussen de duingebieden ten noorden en zuiden van Egmond aan Zee robuuster te maken, de samenhang binnen het Natura 2000-gebied "Noordhollands Duinreservaat" verbeterd wordt. Daardoor kan de verbindingsmogelijkheid beter doorgang bieden aan door klimaatverandering verschuivende populaties. Dit is van belang om de biodiversiteit te behouden.

6.2.    De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.

De Afdeling overweegt dat de uitspraak van de Afdeling waarop [appellant sub 1] en anderen zich beroepen, betrekking heeft op het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied. De staatssecretaris en niet de gemeente is hiervoor het bevoegd gezag. Dat de staatssecretaris volgens die uitspraak goede redenen had om het voormalig sportterrein niet als Habitatrichtlijngebied aan te merken, maakt niet dat de raad niet zelf mag beslissen of hij een bepaald gebied beschermenswaardig acht en daaraan niet een bestemming mag toekennen die de te beschermen waarden waarborgt. In hetgeen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan het voorzien in woningbouw op de locatie van het voormalige sportveld gelet op de daaraan toe te kennen ecologische verbindingenfunctie vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening grotere nadelen zijn verbonden dan aan het voorzien in woningbouw in het plangebied.

Het betoog faalt.

Ruimtelijke inpassing

7.    [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] voeren aan dat geen sprake is van een zorgvuldige ruimtelijke inpassing. Een bepaling in de planregels ontbreekt waarbij voor de voor wonen aangewezen plandelen een bebouwingspercentage van maximaal 75 geldt. Ook is voorzien in een te grote maximale hoogte voor de twee-onder-een-kapwoningen. Door de verruimde maximale hoogte van de sporthal is ook geen sprake van integratie van ontwikkelingen in het duinlandschap. De locatie van de sporthal is bovendien veel dichter bij de Watertorenweg gekomen, wat afbreuk doet aan de ruimtelijke inpassing in het duinlandschap. De aantrekkingskracht van het gebied wordt kleiner door het volbouwen van deze kleinschalige inbreidingslocatie. Het NAP is bij de berekening van de maximale bouwhoogte verkeerd meegenomen. Door de maximale bouwhoogte komen de woningen veel hoger te liggen dan de reeds bestaande bebouwing.

7.1.    De raad stelt dat de grenzen van de bouwvlakken strak rond het ontwerp van de woningen zijn getrokken. Het bestemmingsvlak is tevens het bouwvlak. De gronden rondom de bestemmingsvlakken zijn bestemd voor "Groen - Duin". Binnen die bestemming mogen geen aan- of bijgebouwen, erfafscheidingen en dergelijke worden gebouwd. Er is in het ontwerp rekening gehouden met de omgeving. In het plan wordt aangesloten bij de bestaande systematiek van bouwhoogtes in de bestemmingsplannen voor de gemeente. De twee-onder-een-kapwoningen kennen een maximale bouwhoogte van 8 m. De maximale bouw- en goothoogte voor de geschakelde woningen bedraagt 10 onderscheidenlijk 7 m. De bestaande rijwoningen aan de Bomschuit en Watertorenweg kennen op basis van het vigerende bestemmingsplan ook een goothoogte van 7 m en bouwhoogte van 10 m. De vrijstaande woningen aan de Watertorenweg hebben op basis van het vigerende bestemmingsplan een goothoogte van 4 m, maar ook een bouwhoogte van 10 m. Een bouwhoogte van 11 m voor een sporthal die voldoet aan de eisen van deze tijd, is heel gebruikelijk en passend in de omgeving, aldus de raad.

Ten opzichte van het vorige voor het Watertorengebied geldende bestemmingsplan komt de bebouwing dichter op de woningen aan de Watertorenweg. Voor de Bomschuit geldt dat de mogelijk gemaakte woningen verder van de bestaande woningen langs die weg komen te staan dan de bestaande sporthal (circa 17 m ten opzichte van nu circa 14,5 m). Wel komen de woningen nu direct tegenover de bestaande woningen aan de Bomschuit te liggen. Echter, dit is gezien de afstand van circa 17 m tot de berging van de bestaande woningen vanuit stedenbouwkundig oogpunt nog steeds een acceptabele afstand. De afstand van de rijwoningen tot de gevels (van de bergingen) van de bestaande woningen aan de Watertorenweg is circa 17 m. De afstand van de nieuwe sporthal tot de gevels van de tegenover liggende woningen aan de Watertorenweg is straks circa 30 m. De verkaveling is ten opzichte van het ontwerpplan aangepast door een tweekapper te laten vervallen en de meest westelijke verandawoning circa 5 m op te schuiven. De kortste afstand van de meest westelijk gelegen tweekapper tot aan de vrijstaande woning aan de Watertorenweg is straks circa 23 m. Ook deze afstanden zijn volgens de raad vanuit stedenbouwkundig oogpunt meer dan acceptabel.

7.2.    Artikel 1, lid 1.45, van de planregels luidt:

" 1.45 peil

a. peil ten aanzien van NAP: voor zover ter plaatse de aanduiding ‘hoogteligging vlak (m)’ is opgenomen voor een bouwwerk: de hoogte ten opzichte van het NAP, zoals aangeduid op de verbeelding;

b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld na gereedkomen bouw."

7.3.    In de plantoelichting staat dat, omdat een nieuw glooiend duinlandschap gerealiseerd wordt, het peil gekoppeld is aan de hoogte ten opzichte van NAP. De toelichting vermeldt dat dit ook op de verbeelding is aangegeven. In de nota van zienswijzen staat ook dat op de verbeelding de peilmaten ten opzichte van NAP worden aangegeven. De bouwhoogte van de te realiseren gebouwen wordt dan gemeten vanaf dit peilniveau. Dit betekent overigens dat de woningen zelf nooit hoger kunnen worden dan de aangegeven bouwhoogte op de verbeelding. Waar de bouwhoogte 8 m is, kan de woning zelf nooit hoger worden dan deze 8 m. Door de peilmaten ten opzichte van NAP op de verbeelding te zetten, wordt, aldus de nota, wel duidelijk hoe hoog het duingebied ter plaatse wordt, waarop de woning komt te staan.

In de plantoelichting is aangegeven dat het huidige maaiveld momenteel op circa NAP +8,50 m ligt. De toekomstige maaiveldpeilen ter plaatse van de 14 woningen in het noordelijke deel van het plangebied zullen variëren van NAP +9,50 tot +13,0 m, waarvoor een aanzienlijke hoeveelheid grond zal worden aangevoerd om het huidige maaiveld op te hogen. Het is derhalve de bedoeling dat de verschillende woningen in het nieuwe duingebied op verschillende hoogten komen te liggen.

7.4.    De Afdeling overweegt dat de aanduiding "hoogteligging vlak (m)" waarmee het peil ten opzichte van NAP wordt aangegeven, niet op de digitale verbeelding op ruimtelijkeplannen.nl is opgenomen. De raad heeft ter zitting verklaard dat dit wel de bedoeling was.

De Afdeling stelt voorts vast dat het plan maximaal 36 woningen mogelijk maakt, maar dat de raad, zoals ter zitting is bevestigd, heeft beoogd om maximaal 34 woningen mogelijk te maken. De plantoelichting gaat daarvan ook uit. De twee in het zuidoosten van het plangebied gelegen bouwvlakken voor geschakelde woningen bevatten op de verbeelding volgens de raad ten onrechte een aanduiding voor elk maximaal zeven woningen. Dit mogen volgens de raad maximaal zes woningen per bouwvlak zijn.

Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

Het betoog slaagt in zoverre.

7.5.    De Afdeling overweegt voorts, uitgaande van de door de raad beoogde verankering van het voor de bouw van woningen en de sporthal te hanteren peil aan het NAP en een invulling met maximaal 34 woningen, dat het betoog van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de woningbouw en de nieuwe sporthal die in het plan zijn voorzien wat de maximale bouwhoogte betreft passend zijn in de omgeving. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de locatie ook voorafgaand aan de verwezenlijking van het plan hoogteverschillen kent. De voorziene toekomstige maaiveldpeilen ter plaatse van de twee rijen geschakelde woningen in het zuidoosten variëren van NAP +9,50 tot +13,0 m. Deze peilen betekenen weliswaar een ophoging van het bestaande maaiveld zodanig dat de verschillende te bouwen woningen in het nieuwe duingebied op verschillende hoogten komen te liggen, maar die omstandigheid maakt op zichzelf niet dat een dergelijke inrichting van het plangebied niet aansluit op het naastgelegen duinlandschap.

Voor het oordeel dat de raad de bebouwingsmogelijkheden binnen de bouwvlakken had moeten beperken met een maximaal bebouwingspercentage, ziet de Afdeling geen aanleiding. De raad heeft de voorziene omvang van de woningen ter plaatse passend in de omgeving mogen achten.

De afstand van de in het plan mogelijk gemaakte woningen tot de omringende bestaande woningen aan de Watertorenweg en de Bomschuit heeft de raad uit het oogpunt van ruimtelijke inpassing eveneens aanvaardbaar mogen achten. Dat geldt ook voor de voorziene locatie van de nieuw te bouwen sporthal. Het betreft in een bebouwde omgeving niet ongebruikelijke afstanden.

De Afdeling neemt bij het voorgaande in aanmerking dat van een verondersteld volbouwen van het plangebied geen sprake is. Met de toekenning van de bestemmingen "Groen-Duin" en "Natuur", die het maken dat ter plaatse geen bebouwing ten behoeve van de voorziene woningen kan worden opgericht en de betreffende gronden ook niet als een erf behorende bij die woningen kunnen worden aangemerkt, heeft de raad rond en tussen de voorziene bebouwing ruimte gecreëerd voor een bij het duinlandschap passende groene invulling.

Het betoog faalt voor het overige.

Ladder voor duurzame verstedelijking

8.    [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat het plan in strijd met de zogenoemde ladder voor duurzame verstedelijking in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) is vastgesteld. Er is geen actuele regionale behoefte voor de bouw van 34 woningen, waarbij zij opmerken dat volgens de plantoelichting slechts 30 woningen noodzakelijk zijn. Zij betwisten ook de noodzaak van de vervanging van de bestaande sporthal.

8.1.    In de plantoelichting staat beschreven dat er binnen de gemeente behoefte is aan de voorziene woningbouw. De gemeente ziet het Watertorengebied als één van de weinige inbreidingslocaties in Egmond aan Zee. Volgens de raad gaat de plantoelichting er niet vanuit dat er maar 30 woningen noodzakelijk zijn. In bijlage 2 van de lokale woonvisie van Bergen is weliswaar een lijst opgenomen waarin voor dit project een aantal van 30 woningen is genoemd, maar deze programmering is gebaseerd op het oude Regionale Actie Programma (hierna: RAP) van 8 december 2011 en een oude huishoudensprognose. Er was toen nog sprake van een overplanning voor de gemeente Bergen. Inmiddels is er een nieuw RAP opgesteld (RAP regio Alkmaar, 6 juni 2017). Daarin is afgesproken om uit te gaan van de meest recente bevolkingsprognoses en daar de planvorming op aan te passen. Op basis van het nieuwe RAP en de meest recente huishoudensprognose van de Provincie Noord-Holland (2017) kan worden geconcludeerd dat er op dit moment voor de gemeente Bergen te weinig harde bouwplannen zijn om voor de komende 10 jaar aan de woningbehoefte te kunnen voldoen en voorzien 34 nieuwe woningen in een behoefte. Dit plan voorziet volgens de raad ook kwalitatief in de behoefte aan woningen. De voorgenomen ontwikkeling vervult namelijk een aantal van de belangrijkste woonwensen die in het lokale woonwensenonderzoek zijn geconstateerd. Daarnaast wordt er gebouwd in een gewild woonmilieu. Er is behoefte aan woningen in de woonmilieus "dorps" en "landelijk bereikbaar". Het plangebied is gelegen aan de rand van de kern Egmond aan Zee en grenst aan het duingebied. Daarmee past de voorgenomen ontwikkeling goed binnen deze woonmilieus. Tot slot wordt binnen het plan de mogelijkheid tot de bouw van woningen in het kader van het zogeheten Collectief Particulier Opdrachtgeverschap geboden, waardoor particuliere initiatieven gestimuleerd worden.

Over de vervanging van de sporthal heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat de oude sporthal niet meer voldoet aan de daaraan thans te stellen functionele eisen. De raad heeft bij deze herontwikkeling gesteld dat de nieuwe sporthal eerst moet worden gebouwd voordat de oude gesloopt mag worden, gelet op de continuïteit van de sportbeoefening in Bergen.

8.2.    De Afdeling zal bij de vraag of is voldaan aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro uitgaan van de door de raad beoogde planologische situatie dat in het plangebied maximaal 34 woningen worden mogelijk gemaakt, namelijk maximaal 12 twee-onder-een-kapwoningen in het noorden van het plangebied en maximaal 22 geschakelde woningen in het zuiden. De raad heeft uiteengezet dat er zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin behoefte is aan de in het plan voorziene woningen en dat er behoefte is aan een sporthal die aan de huidige daaraan te stellen eisen voldoet. Het summiere betoog van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] ter zake geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.

Het betoog faalt.

Uitzicht

9.    [appellant sub 1] en anderen betogen dat de realisatie van het plan voor hen een verlies van uitzicht op de duinen zal betekenen. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat de locatie van de sporthal veel dichter bij de Watertorenweg komt, wat afbreuk doet aan het vrije uitzicht op de duinen.

9.1.    Ten aanzien van het betoog dat de voorziene woningen binnen het plangebied leiden tot een aantasting van het uitzicht, zal de Afdeling voor de beoordeling van de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt, uitgaan van de door de raad beoogde verankering van het voor de bouw van woningen en de sporthal te hanteren peil aan het NAP en voorts van een aantal van maximaal 34 woningen.

Het nieuw te ontwikkelen zogeheten duinlandschap waarin de twee-onder-een-kapwoningen zijn voor, brengt met zich dat het gebied op verschillende plaatsen opgehoogd zal worden. Doordat verschillende in het plan voorziene woningen hoger komen te liggen dan de woningen aan de Watertorenweg en de Bomschuit, zullen ze ook meer zichtbaar zijn vanuit laatstgenoemde woningen dan in de situatie dat de woningen op het huidige maaiveld gebouwd zouden worden.

Gelet op de bebouwingsmogelijkheden binnen de plandelen met de bestemmingen "Wonen" en "Sport" kan het plan in enige mate gevolgen hebben voor het uitzicht van de bewoners van de Watertorenweg en de Bomschuit. De Afdeling is evenwel van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat van een onevenredige aantasting van het uitzicht geen sprake is. Daartoe acht de Afdeling mede van belang dat is voorzien in open ruimten in het plangebied waar behoudens separate uitzonderingen niet mag worden gebouwd. De mogelijk gemaakte maximale hoogtes van de sporthal en de woningen zijn in een bebouwde omgeving als hier aan de orde niet ongebruikelijk. Bij het voorgaande neemt de Afdeling ook in aanmerking dat geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht.

Het betoog faalt.

Milieuzonering en geluidhinder

10.    [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] voeren aan dat wat de afstand van de nieuwe sporthal tot hun woning betreft, de richtafstand uit de VNG-brochure wordt overschreden, net als in de bestaande situatie. Ten onrechte is bij de toepassing van die brochure uitgegaan van een "gemengd gebied". [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] vrezen voor overlast van de sporthal voor de omgeving. De huidige sporthal en het daarin gevestigde sportcafé geven volgens hen al geluidoverlast, waar niet tegen wordt opgetreden. In het nieuwe plan is een sportcafé gesitueerd aan de west- en zuidzijde van de sporthal aan de Watertorenweg, voorzien van glazen puien en een extra deur aan de zuidzijde. De gemeente en de architect hebben niet kunnen toezeggen dat het sportcafé geluiddicht zal zijn. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] vrezen dat bij (live) muziek en door bezoekers bij gebruikmaking van het terras en bij vertrek, net zoals nu, de geluidoverlast ernstig zal zijn. Dit is niet wenselijk in een woonwijk. In het plan is gesproken over een terras bij het te realiseren sportcafé, gelegen aan de Watertorenweg. Er is geen bepaling voor een terras opgenomen, anders dan dat er een overkapping kan worden gerealiseerd. De met een terras gepaard gaande overlast past volgens [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] niet binnen hun woonomgeving.

10.1.    De raad heeft toepassing gegeven aan de VNG-brochure en stelt zich op het standpunt dat de exploitant van de sporthal en de daaraan ondergeschikte horeca dient te voldoen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hiermee is volgens de raad gewaarborgd dat de woningen niet zullen blootstaan aan teveel geluid als gevolg van de exploitatie van de sporthal. Het aspect geluid vormt, aldus de raad, geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

10.2.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad bij de toepassing van de VNG-brochure terecht het omgevingstype "gemengd gebied" gehanteerd.  Daarbij heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat ter plaatse van het plangebied, direct naast de woningen aan de Watertorenweg en de Bomschuit, in de huidige situatie al sprake is van een andere functie dan wonen, namelijk sportbeoefening. Ook is op ruim 180 m afstand een onderwijsvoorziening gelegen en zijn in de omgeving van het plangebied percelen voor bedrijvigheid bestemd. Een sporthal is in de VNG-brochure ingedeeld in milieucategorie 3.1. In gemengd gebied wordt voor milieucategorie 3.1 een richtafstand van 30 m gehanteerd, waarbij het aspect geluid maatgevend is.

10.3.    De kortste afstand tussen het bestemmingsvlak voor de nieuwe sporthal en de gevel van de woning van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] bedraagt ongeveer 37 m. De Afdeling stelt vast dat is voldaan aan de voor een sporthal aanbevolen richtafstand uit de VNG-brochure. De nieuwe sporthal zal verder van de woning van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] komen te liggen dan de huidige hal. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden die aan de hantering van deze afstand in dit geval in de weg zouden kunnen staan. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een akoestisch onderzoek in dit geval niet nodig was om te kunnen oordelen dat bij naleving van deze afstand een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] zal ontstaan. Daarbij komt ook dat bij de exploitatie van de sporthal en de daaraan ondergeschikte horeca de normen, als opgenomen in het Activiteitenbesluit, in acht zullen moeten worden genomen. Ter zake kunnen zo nodig nog maatwerkvoorschriften worden gesteld.

Het betoog faalt.

Structuurvisie Noord-Holland 2040

11.    [appellant sub 1] anderen en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] verzetten zich tegen het gebruik van gronden binnen het plangebied voor wonen. Deze functieverandering is in strijd met de Structuurvisie Noord-Holland 2040, die volgens hen uitgaat van het behoud van cultuurlandschappen en natuurgebieden en dus niet van het volbouwen van dergelijke gebieden met woningen.

11.1.      De raad is bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet gebonden aan provinciaal beleid. De raad dient met dit beleid rekening te houden, hetgeen betekent dat hij dit beleid in de belangenafweging dient te betrekken. Uit paragraaf 3.2.1 van de plantoelichting volgt dat met de genoemde structuurvisie rekening is gehouden. In de structuurvisie wordt onder meer beschreven dat de provincie een groen, aantrekkelijk en toegankelijk Noord-Holland wil waarborgen. Dit doet zij door het realiseren van een provinciale groenstructuur voor mensen, dieren en planten. De raad stelt dat een van de conceptuele pijlers van het stedenbouwkundig plan is dat het plangebied een landschappelijke inrichting krijgt. Door de woningen aan de noordzijde zo veel als mogelijk aan de rand van het plangebied te projecteren, ontstaat in het middengebied ruimte om op meer robuuste wijze landschap te creëren. In vergelijking met de huidige situatie neemt de landschappelijke inrichting per saldo toe, aldus de plantoelichting. De voor "Groen-Duin" aangewezen gronden zijn, net als bij "Natuur", bestemd voor de ontwikkeling en het behoud van het duingebied. De bestemmingen "Groen-Duin" en "Wonen" liggen buiten het in het plangebied begrepen Natura 2000-gebied, dat wel als "Natuur" is bestemd. De raad heeft de structuurvisie gelet daarop in de belangenafweging betrokken.

Het betoog faalt.

Bestemmingsplan "Kernen Egmond"

12.    De voorziene ontwikkeling is volgens [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in strijd met het bestemmingsplan "Kernen Egmond", waarin staat dat gronden met een natuurbestemming zijn aangewezen voor het behoud van de aanwezige natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

12.1.    Voor zover [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] een beroep doen op het voorgaande bestemmingsplan, overweegt de Afdeling dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Voor zover [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in dit verband doelen op de bescherming van de aanwezige natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals die in het bestemmingsplan "Kernen Egmond" zijn neergelegd, neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad met die waarden bij de vaststelling van het plan rekening heeft gehouden, maar dat hij daarbij niet gebonden is aan de belangenafweging ter zake, die aan het voorgaande plan ten grondslag heeft gelegen.

Het betoog faalt.

Natuurnetwerk Nederland

13.    Voorts achten [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] toetsing aan het beleid voor het zogeheten Natuurnetwerk Nederland noodzakelijk. De raad is daarin volgens hen tekort geschoten.

13.1.    In de Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Noord-Holland is vastgelegd welke gebieden binnen de provincie behoren tot het Natuurnetwerk Nederland. Binnen de begrenzing van het plangebied is er overlap met de gronden behorend tot het Natuurnetwerk Nederland. Het betreft een smalle strook aan de oostzijde van het plangebied dat tot het natuurgebied Noordhollands Duinreservaat behoort. Deze is bestemd als "Natuur". Het summiere betoog van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd met de Provinciale Ruimtelijke Verordening is vastgesteld.

Het betoog faalt.

Rugstreeppad

14.    [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] vrezen dat de rust- en verblijfplaats van de rugstreeppad aangetast wordt. Volgens hen is een ontheffing nodig. Zij wijzen er daarbij op dat het plangebied in zoverre niet goed is onderzocht. In het gebied zijn koren van meerdere rugstreeppadden gehoord.

14.1.    Als bijlage is bij de plantoelichting gevoegd het rapport  van ecologisch onderzoeks‐ en adviesbureau Van der Goes en Groot van 18 mei 2017 "Inventarisatie 3 gebieden in Egmond". Uit bijlage 2 (Verspreidingskaart rugstreeppad) bij het rapport volgt dat in het plangebied de rugstreeppad niet is aangetroffen.

14.2.    De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en zo ja, of een dergelijke toestemming kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Gelet op voornoemd rapport is er voor een dergelijk oordeel geen aanleiding.

Het betoog faalt.

Parkeren

15.    [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat het plan tot gevolg zal hebben dat de parkeermogelijkheden voor omwonenden te klein zullen zijn. Zij wijzen op een reeds bestaand tekort aan parkeerplaatsen in de omgeving van de Watertorenweg en de Bomschuit. Dit tekort is volgens hen ten onrechte niet meegenomen in de berekening van de parkeerbehoefte. Zij verwijzen naar de Nota Ruimtelijk parkeerbeleid van de gemeente van 17 juli 2014.

15.1.    Ter plaatse van de bestemmingen "Verkeer - Verblijfsgebied", "Sport" en "Wonen" maakt het plan het mogelijk om te parkeren. Binnen de sportbestemming is voorzien in ondergrondse parkeergelegenheid. Uit de berekening van de parkeerbehoefte die aan het plan ten grondslag is gelegd, volgt dat bij een maximale invulling van het plangebied met 34 woningen naast de voorziene sporthal er een tekort van twee parkeerplaatsen is. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben ter zitting verklaard dat er thans in de directe omgeving van het plangebied geen parkeerproblemen zijn. De Afdeling acht hun vrees dat er als gevolg van de in het plan voorziene ontwikkelingen voor omwonenden onvoldoende parkeergelegenheid voorhanden zal zijn, ongefundeerd.

Het betoog faalt.

Verkeer

16.    Voor zover [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] wat de verkeersdoorstroming ter plaatse betreft vrezen voor een versmalling van de Bomschuit, door het verplaatsen van een bomenrij, en ook vrezen dat de Watertorenweg onvoldoende capaciteit heeft om het verkeer van en naar de parkeergarage onder de sporthal te verwerken, overweegt de Afdeling dat de raad heeft onderkend dat de te bouwen woningen zullen leiden tot voor extra verkeersbewegingen. Uit de plantoelichting volgt dat met behulp van de "rekentool" van de CROW (kencijfers publicatie 317) de verkeersgeneratie is berekend. De sporthal is reeds aanwezig in de huidige situatie. Deze wordt herbouwd op een andere locatie binnen het projectgebied. De toename in verkeersgeneratie komt daardoor volgens de plantoelichting uit op 268 mvt/etmaal op een maatgevende openingsdag. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben deze berekening niet bestreden. Zij hebben naar het oordeel van de Afdeling  niet aannemelijk gemaakt dat het benutten van de bouwmogelijkheden van het plan desondanks zal leiden tot verkeersoverlast op voornoemde wegen. Daarbij betrekt de Afdeling dat de Bomschuit een doodlopende weg is en dat de Watertorenweg ongeveer 8 m breed is.

Het betoog faalt.

Beantwoording zienswijzen

17.    [appellant sub 1] en anderen betogen dat de wijze waarop de raad de naar voren gebrachte zienswijzen heeft behandeld in strijd is met artikel 3:46 van de Awb.

17.1.    Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.

Conclusie

18.    De beroepen zijn gegrond. Gelet op de overwegingen 4 en 7.4 dient het bestreden besluit te worden vernietigd.

19.    Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

20.    Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart de beroepen gegrond;

II.    vernietigt het besluit van 8 maart 2018 waarbij de raad het bestemmingsplan "Watertorengebied" heeft vastgesteld;

III.    draagt de raad van de gemeente Bergen (NH) op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV.    gelast dat de raad van de gemeente Bergen (NH), aan de hierna vermelde appellanten het door hen voor de behandeling van hun beroepen betaalde griffierecht vergoedt:

- € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 1] en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

- € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. A. ten Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.

w.g. Hoekstra    w.g. Zwemstra
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2019

91.