Uitspraak 201806325/2/R1, 201806365/2/R1 en 201806367/2/R1


Volledige tekst

201806325/2/R1, 201806365/2/R1 en 201806367/2/R1.
Datum uitspraak: 11 september 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Aalten,

2.    [appellante sub 2A] en Vencomatic Group B.V., gevestigd te Aalten respectievelijk Eersel,

3.    [appellante sub 3A], [appellante sub 3B], beide gevestigd te Aalten, van wie de maten zijn [maat A] en [maat B] en [maat C] en [maat D] en [maat E] (hierna alle hiervoor genoemde tezamen: [appellante sub 3] en anderen),

4.    [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], beiden wonend te Aalten,

5.    Stichting Natuur en Milieu Aalten, gevestigd te Aalten,

en

1. de raad van de gemeente Aalten,

2. het college van burgemeester en wethouders van Aalten

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 22 mei 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Westrand Aalten" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellante sub 2A] en Vencomatic, [appellante sub 3] en anderen, [appellanten sub 4] en Stichting Natuur en Milieu Aalten beroep ingesteld.

Bij besluit van dezelfde datum heeft de raad het bestemmingsplan "Partiële herziening bestemmingsplannen uitbreiding geluidszone bedrijventerrein ’t Broek" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellante sub 2A] en Vencomatic, [appellante sub 3] en anderen en [appellanten sub 4] beroep ingesteld.

Bij besluit van 25 juni 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders hogere grenswaarden zoals bedoeld in de Wet geluidhinder vastgesteld voor woningen in de omgeving van het bedrijventerrein.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellante sub 2A] en Vencomatic en [appellante sub 3] en anderen beroep ingesteld.

De raad en het college hebben een gezamenlijk verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.

[appellant sub 1], [appellante sub 3] en anderen, Stichting Natuur en Milieu Aalten, [appellante sub 2A] en Vencomatic en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

[belanghebbende], Stichting Natuur en Milieu Aalten, [appellant sub 1] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

Overwegingen

1.    Het plangebied van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Westrand Aalten" ligt aan de westzijde van bedrijventerrein "’t Broek" te Aalten. Het doel van het plan is het voorzien in de nieuwvestiging van het bedrijf van [belanghebbende]. De gronden die daartoe de bestemming "Bedrijventerrein" hebben gekregen hebben thans een agrarische bestemming. Aan een strook grond langs de westzijde van de gronden met de bedrijfsbestemming is de bestemming "Groen" toegekend. Deze groenstrook dient ter compensatie van het groen dat zal verdwijnen ter plaatse van de gronden met de bedrijfsbestemming.

Het bestemmingsplan "Partiële herziening bestemmingsplannen uitbreiding geluidszone bedrijventerrein ’t Broek" voorziet in een vergroting van de geluidzone aan de noordwestzijde van het industrieterrein.

Het besluit voor de hogere waarden ziet op vijf woningen, waaronder die van [appellant sub 1] en die van [appellanten sub 4].

De woningen dan wel bedrijven van appellanten bevinden zich alle in de directe omgeving van het plangebied.

Ontvankelijkheid

2.    Het college stelt dat de beroepen van [appellante sub 2A] en Vencomatic en van [appellante sub 3] en anderen, voor zover gericht tegen het besluit tot vaststelling van de hogere waarden, niet berusten op een zienswijze die over het ontwerp van het besluit naar voren is gebracht.

3.    Artikel 6:13 van de Awb luidt: "Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld."

Uit artikel 6:13 van de Awb vloeit voort dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.

4.    Anders dan het college stelt, hebben [appellante sub 3] en anderen zich onder punt 3.4 in hun zienswijze gekeerd tegen de hogere waarden. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat hun beroep, voor zover gericht tegen het besluit tot vaststelling van hogere waarden, niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard.

Met betrekking tot de zienswijze van [appellante sub 2A] en Vencomatic overweegt de Afdeling dat in hun zienswijze niet is gesproken over de hogere waarden. Niet gebleken is van omstandigheden op grond waarvan hen dat niet kan worden tegengeworpen. Het beroep van [appellante sub 2A] en Vencomatic, voor zover gericht tegen het besluit tot vaststelling van hogere waarden, moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

5.    Appellanten kunnen zich alle niet verenigen met de bestemming "Bedrijventerrein". Stichting Natuur en Milieu Aalten voert daartoe aan dat het plan een toename van de stikstofdepositie zal veroorzaken op nabijgelegen Natura 2000-gebieden en dat de achtergronddepositie binnen deze gebieden de kritische depositiewaarden al overschrijdt. Zij stelt dat ten onrechte een melding op grond van het Programma Aanpak Stikstof (hierna: PAS) is geaccepteerd en dat die melding niet kan dienen als onderbouwing van het plan.

6.    De raad stelt dat voor het plan een melding op grond van het PAS is ingediend en dat deze is geaccepteerd. Daarmee is volgens hem verzekerd dat de wezenlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.

7.    De Afdeling heeft prejudiciële vragen gesteld over het PAS in zaken over vergunningen voor veehouderijen. Het Hof van Justitie heeft de gestelde vragen over het PAS beantwoord bij arrest van 7 november 2018, ECLI:EU:C:2018:882. De Afdeling heeft in die zaken vervolgens op 29 mei 2019 uitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2019:1603). In die uitspraak heeft de Afdeling vastgesteld dat met de passende beoordeling die aan het PAS ten grondslag ligt niet de zekerheid is verkregen dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden die in het PAS zijn opgenomen niet zullen worden aangetast. Dit heeft onder meer tot gevolg dat het niet meer mogelijk is om in een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming ontwikkelingsruimte toe te delen (rechtsoverweging 32.6 en 34.2).

Voor een bestemmingsplan zoals het onderhavige zijn tevens de volgende overwegingen van belang:

"35.    Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend worden vastgesteld als op grond van een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet zal aantasten (artikel 19j, tweede en derde lid, van de Nbw 1998/artikel 2.7, eerste lid en 2.8, derde lid van de Wnb).

Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling die ten opzichte van de feitelijk aanwezige, planologisch legale situatie ten tijde van de vaststelling van het plan leidt tot een toename van stikstofdepositie op overbelaste stikstofgevoelige natuurwaarden in een Natura 2000-gebied, is een plan dat significante gevolgen kan hebben en dat passend beoordeeld moet worden.

De vaststelling van het bestemmingsplan is niet één van de besluiten die genoemd zijn in artikel 19km van de Nbw 1998 of artikel 2.7 van het Bnb, zodat het PAS-beoordelingskader niet van toepassing is. Dit neemt niet weg dat verschillende bevoegde bestuursorganen geen individuele passende beoordeling voor een bestemmingsplan hebben gemaakt, maar voor het aspect stikstof hebben verwezen naar de passende beoordeling die ten grondslag is gelegd aan het PAS. Het kan daarbij onder meer gaan om bestemmingsplannen waarin een concrete ontwikkeling is geregeld of waarin uitbreidingsmogelijkheden zijn geboden die de drempel- of grenswaarde niet overschrijden (zie ABRvS 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3530, r.o. 4.9).

35.1.    De conclusie in deze uitspraak dat de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het PAS niet voldoet aan de eisen die het Hof daaraan stelt kan gevolgen hebben voor de hiervoor bedoelde bestemmingsplannen waarvan de beroepsprocedure nog niet is afgerond en waarin op dit punt beroepsgronden naar voren zijn gebracht door degene die zich op deze bepalingen kan beroepen. De raad kan/kon bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet verwijzen naar de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het PAS. De raad heeft in die gevallen het bestemmingsplan of het plandeel dat in de ruimtelijke ontwikkeling voorziet, vastgesteld in strijd met artikel 19j, derde lid, van de Nbw 1998 of artikel 2.8, derde lid, van de Wnb."

8.    Gelet op vorenstaande overwegingen is de Afdeling van oordeel dat de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Westrand Aalten" heeft vastgesteld in strijd met artikel 2.8, derde lid, van de Wet natuurbescherming, aangezien hij daarbij heeft verwezen naar de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het PAS.

9.    De beroepen tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Westrand Aalten" zijn kennelijk gegrond. Het besluit dient te worden vernietigd, voor zover het betreft de bestemming "Bedrijventerrein" en, gelet op de samenhang met deze bestemming,  de bestemming "Groen". Hetgeen verder in de beroepen is aangevoerd, behoeft geen bespreking meer. Hierbij betrekt de Afdeling dat in het geval de raad de ruimtelijke ontwikkeling waarin het plan voorziet, wil voortzetten daarvoor eerst een nieuwe passende beoordeling moet worden gemaakt die voldoet aan de uitgangspunten zoals vermeld in de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019. Die nieuwe passende beoordeling leidt mogelijk tot heroverweging of aanpassing van de thans voorliggende besluiten. Omdat op voorhand niet duidelijk is dat de behandeling van de overige beroepsgronden tegen de thans voorliggende besluiten van belang kan zijn voor een eventueel vervolgbesluit, ziet de Afdeling daar in deze procedure van af.

De besluiten met betrekking tot de hogere waarden en de geluidzone

10.    Het besluit tot vaststelling van hogere waarden en het besluit tot wijziging van de geluidzone rondom het bedrijventerrein "’t Broek" zijn genomen met het oog op de gevolgen van het plan. Uit de toelichting op deze besluiten volgt dat zij afhankelijk zijn van (de uitvoering van) het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Westrand Aalten". Nu dat bestemmingsplan wordt vernietigd en op voorhand niet duidelijk is of en op welke wijze de uitbreiding van het bedrijventerrein mogelijk wordt gemaakt, is de motivering van de besluiten omtrent de hogere waarden en de aanpassing van de geluidzone niet langer dragend. Deze besluiten dienen daarom te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb. Hetgeen in de beroepen is aangevoerd over die besluiten behoeft daarom geen bespreking meer.

Slotoverweging

11.    Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de gemeenteraden op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

12.    De raad en het college dienen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten ten aanzien van [appellante sub 2A] en Vencomatic, [appellante sub 3] en anderen en [appellanten sub 4], te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellant sub 1] en Stichting Natuur en Milieu Aalten is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep van [appellante sub 2A] en Vencomatic Group B.V. niet-ontvankelijk, voor zover dat is gericht tegen het besluit van 25 juni 2018;

II.    verklaart de beroepen voor het overige gegrond;

III.    vernietigt:

a. de besluiten van de raad van 22 mei 2018 waarbij de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Westrand Aalten" voor zover het betreft de bestemmingen "Groen" en "Bedrijventerrein" en het bestemmingsplan "Partiële herziening bestemmingsplannen uitbreiding geluidszone bedrijventerrein ’t Broek" heeft vastgesteld;

b. het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Aalten van 25 juni 2018 waarbij hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder zijn vastgesteld;

IV.    draagt de raad van de gemeente Aalten op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel III, onder a, wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

V.    veroordeelt de raad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten als volgt:

- bij [appellante sub 2A] en Vencomatic Group B.V. een bedrag van € 768,00 (zegge: zevenhonderdachtenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat het bestuursorgaan bij betaling aan een van hen aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

- bij [appellante sub 3A] en [appellante sub 3B], een bedrag van € 768,00 (zegge: zevenhonderdachtenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat het bestuursorgaan bij betaling aan een van hen aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

VI.    veroordeelt de raad van de gemeente Aalten tot vergoeding van bij [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat het bestuursorgaan bij betaling aan een van hen aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

VII.    gelast dat de raad van de gemeente Aalten aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht als volgt vergoedt:

- € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B], met dien verstande dat het bestuursorgaan bij betaling aan een van hen aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

- € 676,00 (zegge: zeshonderdzesenzeventig euro) voor [appellante sub 2A] en Vencomatic Group B.V., met dien verstande dat het bestuursorgaan bij betaling aan een van hen aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan

- € 676,00 (zegge: zeshonderdzesenzeventig euro) voor [appellante sub 3A] en [appellante sub 3B], met dien verstande dat het bestuursorgaan bij betaling aan een van hen aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

- € 340,00 (zegge: driehonderdveertig euro) voor [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], met dien verstande dat het bestuursorgaan bij betaling aan een van hen aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

- € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor Stichting Natuur en Milieu Aalten;

VIII.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Aalten aan [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat het bestuursorgaan bij betaling aan een van hen aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.

w.g. Helder    w.g. Van Helvoort
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2019

361.