Uitspraak 201806864/1/R3


Volledige tekst

201806864/1/R3.
Datum uitspraak: 4 september 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante] en anderen, gevestigd respectievelijk wonend te Dalfsen,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Dalfsen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 juni 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan 4e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juli 2019, waar [appellante] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. L. Brouwers, rechtsbijstandverlener te Leusden, en de raad, vertegenwoordigd door J. Klink, bijgestaan door mr. S.P.M. Schaap, advocaat te Raalte, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plangebied ligt ten noordoosten van Dalfsen. Het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan 4e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen" (hierna: het verzamelplan) voorziet onder meer in het ambtshalve aanpassen van de omvang van het toegestane agrarische bouwperceel aan de [locatie 1] te Dalfsen. Het agrarische bouwperceel wordt verkleind van 15.000 m2 naar 1.546 m2, omdat de omvang van dit agrarische bouwperceel volgens de raad niet correct was opgenomen in het voorgaande bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen", zoals vastgesteld door de raad op 24 juni 2013.

2.    [appellante] en anderen wonen en hebben hun bedrijfsvoering op het perceel [locatie 1] en verzetten zich tegen het verzamelplan. Zij betogen dat het verzamelplan wat de beperking van de omvang van het agrarische bouwperceel tot 1.546 m2 betreft in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld.

Toetsingskader

3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Goede ruimtelijke ordening

4.    [appellante] en anderen betogen dat de raad het verzamelplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening heeft vastgesteld. Zij stellen in dit verband dat de raad ten onrechte niet heeft onderzocht of het verkleinen van het agrarische bouwperceel aan de [locatie 1] passend is. Daartoe wijzen zij op de aanleiding die de raad hiervoor in paragraaf 4.4 van de plantoelichting aan het verzamelplan ten grondslag heeft gelegd, die luidt: "In een herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen is voor de [locatie 1] het bebouwde oppervlakte bevroren. Deze oppervlakte is alleen bij de actualisatie en het opstellen van het bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen in 2013 niet opgenomen. Dit wordt nu hersteld." Deze handelwijze is volgens [appellante] en anderen in strijd met de rechtszekerheid, omdat met de vergroting van de omvang van het agrarische bouwperceel tot 15.000 m2 in het bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen" in die periode sprake is geweest van een nieuwe situatie die in overeenstemming was met een goede ruimtelijke ordening. Daartoe wijzen zij op hoofdstuk 1 en de paragrafen 2.2.2, 3.3, 5.4 en 6.3.2 van de plantoelichting bij dat bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen" waaruit volgens hen volgt dat de raad een bewuste keuze heeft gemaakt om alle in het buitengebied aanwezige agrarische bouwpercelen te vergroten. De raad wijkt met het verzamelplan ten onrechte alsnog van dit eerder ook voor het agrarische bouwperceel [locatie 1] gestelde uitgangspunt af. In dit opzicht is niet gebleken van sindsdien gewijzigde omstandigheden die de raad hiertoe aanleiding hebben kunnen geven. Door het ontbreken van een goede ruimtelijke onderbouwing die het rechtvaardigt dat alsnog een verkleining van de omvang van het agrarische bouwperceel op het perceel [locatie 1] plaatsvindt, ontbeert het bestreden besluit tot vaststelling van het verzamelplan een deugdelijke motivering en ontbreekt er een evenwichtige belangenafweging om tot deze keuze te komen, aldus [appellante] en anderen.

4.1.    De raad stelt dat de omvang van het agrarische bouwperceel aan de [locatie 1] is verkleind vanwege de zeer specifieke en bijzondere voorgeschiedenis. De raad stelt daartoe dat [appellante] en anderen in 2010 hebben verzocht om het agrarische bouwperceel aan de [locatie 2] en [locatie 1] te splitsen. De raad kon alleen aan dat verzoek voldoen indien het agrarische bouwperceel op één perceel niet zou toenemen. De raad betoogt dat de in het bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen" toegestane mogelijkheid om de omvang van het agrarische bouwperceel aan zowel de [locatie 1] als de [locatie 2] tot 15.000 m2 te kunnen vergroten een omissie is geweest. Volgens de raad is deze omissie ontstaan doordat het ontwerpplan "24e herziening bestemmingsplan buitengebied Dalfsen, [locatie 2]-[locatie 1]" nog ter inzage lag op het moment dat de inventarisatie ten behoeve van het bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen" plaatsvond.

4.2.    In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.

4.3.    In het bestemmingsplan "24e herziening bestemmingsplan buitengebied Dalfsen, [locatie 2]-[locatie 1]", door de raad vastgesteld op 27 oktober 2011, zijn de percelen [locatie 2] en [locatie 1] gesplitst tot twee agrarische bouwpercelen waarop twee zelfstandige agrarische bedrijven gevestigd mogen zijn. Voorheen werden beide percelen met een op de verbeelding bij het plan aangegeven verbindingspijl aangeduid als samen deel uit te maken van één agrarisch bouwperceel waarop één agrarisch bedrijf gevestigd mocht zijn. Met dit bestemmingsplan werd de omvang van het agrarische bouwperceel op het perceel [locatie 1] bepaald op 1.546 m2 en de omvang van het agrarische bouwperceel op het perceel [locatie 2] bepaald op 10.019 m2. Daarmee werd uitgesloten dat op het perceel [locatie 1] een uitbreiding van de bestaande bebouwing mogelijk was. In het daaropvolgende bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen", vastgesteld op 24 juni 2013, vergrootte de raad zonder onderscheid voor alle in het buitengebied aanwezige agrarische bedrijven met de aanduiding ‘agrarisch bedrijf a’ de omvang van de agrarische bouwpercelen tot 15.000 m2. Hierbij vergrootte de raad eveneens de omvang van het agrarische bouwperceel aan zowel de [locatie 1] als de [locatie 2] tot elk 15.000 m2. In het thans voorliggende verzamelplan is de omvang van het agrarische bouwperceel aan de [locatie 1] wederom verkleind tot 1.546 m2.

4.4.    Zowel het standpunt van de raad dat na afspraken met [appellante] en anderen eerder in het bestemmingsplan "24e herziening bestemmingsplan buitengebied Dalfsen, [locatie 2]-[locatie 1]" aan het perceel [locatie 1] een agrarisch bouwperceel met een omvang van 1.546 m2 was toegekend als de omstandigheid dat deze beperking van de omvang als gevolg van een omissie niet in het voorgaande bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen" is opgenomen, doen er niet aan af dat de in het verzamelplan gemaakte keuze om deze omvang van het agrarische bouwperceel wederom te beperken moet voldoen aan een goede ruimtelijke ordening. Het herstellen van een volgens de raad in het verleden ontstane omissie is op zichzelf geen afdoende motivering om voor het perceel [locatie 1] alsnog een agrarisch bouwperceel met een omvang van 1.546 m2 op te nemen.

Het inperken van een bestaand planologisch recht is mogelijk bij een gebleken wijziging van planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen.

Uit de toelichting bij het verzamelplan blijkt niet dat ten aanzien van deze beperking van de omvang van het agrarische bouwperceel ten opzichte van de met het voorgaande bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen" toegestane omvang van 15.000 m2 een ruimtelijke afweging ten grondslag is gelegd. Desgevraagd heeft de raad dit ook ter zitting niet toegelicht, zodat een ruimtelijke onderbouwing hiervoor ten onrechte ontbreekt.

Het ontbreken van een ruimtelijke onderbouwing voor de in het verzamelplan gemaakte keuze om de omvang van het agrarische bouwperceel aan de [locatie 1] alsnog te beperken tot 1.546 m2 klemt te meer nu uit de plantoelichting bij het voorgaande bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen" over de toegestane omvang van het agrarische bouwperceel van 15.000 m2 nadrukkelijk blijkt dat dit zonder onderscheid voor alle in het buitengebied aanwezige agrarische bedrijven met de aanduiding ‘agrarisch bedrijf a’ uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening gewenst was. Hierbij is opgemerkt dat de raad bewust heeft gekozen voor een ruim bouwperceel, omdat ontwikkelingen in de landbouw daar nadrukkelijk om vragen en ook de landschappelijke inpassing van het erf en gebouwen ruimte vraagt. De in het voorgaande bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen" gemaakte keuze om, afhankelijk van de waarden en kwaliteiten ter plaatse, een bouwperceel van 10.000 m2 of 15.000 m2 mogelijk te maken, sluit blijkens de plantoelichting bij dat bestemmingsplan aan bij de beleidskeuzes die in het kader van de Structuurvisie zijn gemaakt.

Niet is gebleken dat deze planologische inzichten nadien zijn gewijzigd.

De door de raad ter zitting genoemde omstandigheid dat [appellante] en anderen na de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen" in 2013 nog geen gebruik hebben gemaakt van de verruimde mogelijkheden van het vergrootte bouwperceel betekent evenmin dat de raad deze omvang zonder nadere ruimtelijke onderbouwing alsnog kan beperken.

4.5.     Nu de raad, mede in het licht van hetgeen hiervoor onder 4.4 is overwogen, niet toereikend is ingegaan op de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het verkleinen van de omvang van het agrarische bouwperceel aan de [locatie 1] van 15.000 m2 naar 1.546 m2 en de raad bij deze keuze niet de belangen van [appellante] en anderen heeft betrokken, is het verzamelplan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht onzorgvuldig voorbereid en berust het in strijd met artikel 3:46 van die wet in zoverre niet op een deugdelijke motivering.

Het betoog slaagt.

Conclusie

5.    Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd voor zover het betreft het plandeel voor het perceel [locatie 1]. De gedeeltelijke vernietiging van het verzamelplan leidt er toe dat ter plaatse van het perceel [locatie 1] het planologische regime van het bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen" herleeft. In het licht daarvan hoeft de raad geen nieuw besluit te nemen.

6.    Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

7.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Dalfsen van 21 juni 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan 4e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen" voor zover het betreft het plandeel voor het perceel [locatie 1] te Dalfsen;

III.    draagt de raad van de gemeente Dalfsen op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Dalfsen tot vergoeding van bij [appellante] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V.    gelast dat de raad van de gemeente Dalfsen aan [appellante] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.

w.g. Hagen    w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2019

159-926.