Uitspraak 201807690/1/R1


Volledige tekst

201807690/1/R1.
Datum uitspraak: 4 september 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Ermelo,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Ermelo,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Reparatieplan Kerklaan-Postlaantje" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Stichting Uwoon heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juni 2019, waar [appellant], bij monde van [appellant B], en de raad, vertegenwoordigd door T. van Essen en mr. A.M. Duits, zijn verschenen. Voorts is Stichting Uwoon, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. M.H. Blokvoort, advocaat te Deventer, als partij gehoord.

Overwegingen

1.    Bij uitspraak van 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1386, heeft de Afdeling naar aanleiding van het beroep van onder meer [appellant] tegen het besluit van de raad van 8 juni 2017 waarbij het bestemmingsplan "Kerklaan-Postlaantje" is vastgesteld, dit besluit vernietigd voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" ter plaatse van het gebouw van de (voormalige) school "De Wegwijzer" in het westelijke deel van het plangebied. Hieraan ligt de overweging ten grondslag dat, hoewel reeds voor de vaststelling van het bestemmingsplan vast is komen te staan dat het schoolgebouw een nestlocatie van de huismus is, de raad deze omstandigheid niet heeft betrokken bij het nemen van het bestreden besluit.

2.    Met dit plan wordt beoogd het gebrek in het besluit van 8 juni 2017 te herstellen. Bij besluit van 28 juni 2018 heeft de raad het vernietigde plandeel met de bestemming "Wonen" aan de Kerklaan 1 te Ermelo opnieuw vastgesteld, waarbij de plantoelichting is aangepast overeenkomstig de uitspraak van 25 april 2018. Het plan voorziet evenals het bestemmingsplan "Kerklaan-Postlaantje" in 22 appartementen op de gronden waarop voorheen het, inmiddels gesloopte, schoolgebouw was gesitueerd. Het plandeel met de bestemming "Wonen" aan de Kerklaan 1 te Ermelo wijkt in materieel opzicht niet af van het bestemmingsplan "Kerklaan-Postlaantje" dat bij besluit van 8 juni 2017 was vastgesteld.

3.    [appellant] woont aan de [locatie] te Ermelo ten zuidoosten van het plangebied. Hij vreest dat onaanvaardbare parkeerproblemen zullen ontstaan ten gevolge van de voorziene appartementen aan de Kerklaan 1 te Ermelo. Volgens [appellant] is de parkeerbehoefte niet juist berekend en zijn meer parkeerplaatsen nodig dan de 86 parkeerplaatsen waar de raad vanuit is gegaan. Ter zitting heeft [appellant] in dit verband onder andere aangevoerd dat de raad de parkeercapaciteit in de omgeving van het plangebied onjuist heeft weergegeven en de nota parkeernormen ondeugdelijk is.

3.1.    De raad heeft na de uitspraak van de Afdeling van 25 april 2018 het plan vastgesteld, zonder (opnieuw) toepassing te geven aan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Het plan steunt op dezelfde voorbereidingsprocedure als het bestemmingsplan dat is vastgesteld bij besluit van 8 juni 2017. Niet in geschil is dat de Afdeling in haar uitspraak van 25 april 2018 over het aspect parkeren reeds een oordeel heeft gegeven. Evenmin is in geschil dat de planregeling wat betreft parkeren identiek is aan de planregeling van het besluit van 8 juni 2017.

De Afdeling is van oordeel dat [appellant], onder deze omstandigheden, gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6:13 van de Awb, alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen geen beroep kan instellen tegen de thans voorliggende parkeerregeling (vergelijk de uitspraak van 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1269). Dit zou anders zijn indien [appellant] in een nadeliger positie is komen te verkeren, dan waarin hij zich bevond als gevolg van het vernietigde bestemmingsplan of indien blijkt van nieuwe feiten of omstandigheden waardoor hem anderszins redelijkerwijs niet kan worden verweten niet eerder te zijn opgekomen tegen de parkeerregeling in dat plan. Dat is echter niet het geval.

3.2.    [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat in de periode na de uitspraak van de Afdeling van 25 april 2018 sprake is geweest van wijzigingen op en in de nabijheid van het plangebied die tot gevolg hebben gehad dat hij in een nadeliger positie is komen te verkeren wat betreft het aspect parkeren. Wat betreft het betoog over de berekening van de parkeerbehoefte is de Afdeling van oordeel dat [appellant] deze beroepsgrond reeds had kunnen aanvoeren in het kader van zijn beroep tegen het besluit van 8 juni 2017. Voor zover [appellant] ter zitting heeft gewezen op het ontbreken van bijlagen bij het rapport "Parkeeronderzoek centrum Ermelo najaar 2016", van 9 februari 2017, is de Afdeling van oordeel, zoals de Afdeling ook heeft overwogen in de uitspraak van heden in zaak nr. 201804989/1/R1, dat [appellant] in het kader van zijn beroep tegen het besluit van 8 juni 2017 hierop had kunnen wijzen.

3.3.    Gelet op het vorenstaande moet de beroepsgrond over parkeren  buiten inhoudelijke bespreking blijven.

3.4.    Andere beroepsgronden zijn niet aangevoerd.

Conclusie

4.    Het beroep is ongegrond.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. D.A.C. Slump en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

w.g. Hoekstra    w.g. Melse
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2019

191-889.