Uitspraak 201804989/1/R1


Volledige tekst

201804989/1/R1.
Datum uitspraak: 4 september 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzoek van:

[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Ermelo,

verzoekers,

om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1386.

Procesverloop

Bij uitspraak van 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1386, heeft de Afdeling het beroep van [partij A] en anderen, voor zover ingesteld door [partij A] en [partij B], tegen het besluit van de raad van 8 juni 2017, waarbij het bestemmingsplan "Kerklaan-Postlaantje" is vastgesteld, gegrond verklaard en dit besluit vernietigd voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" ter plaatse van het gebouw van de (voormalige) school "De Wegwijzer" in het westelijke deel van het plangebied. De uitspraak is aangehecht.

[appellant] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 juni 2019, waar [appellant], bij monde van [appellant B], en de raad, vertegenwoordigd door T. van Essen en mr. A.M. Duits, zijn verschenen. Voorts is Stichting Uwoon, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. M.H. Blokvoort, advocaat te Deventer, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Bij besluit van 8 juni 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Kerklaan-Postlaantje" vastgesteld, dat onder meer voorzag in de herontwikkeling van de gronden tussen de Kerklaan en het Postlaantje in het centrumgebied van Ermelo.

In de uitspraak van 25 april 2018 heeft de Afdeling dit besluit vernietigd, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" ter plaatse van het gebouw van de (voormalige) school "De Wegwijzer" in het westelijke deel van het plangebied. De Afdeling kwam tot deze conclusie, omdat de raad de omstandigheid dat het schoolgebouw binnen het plangebied een nestlocatie van de huismus is, niet heeft betrokken bij het nemen van het bestreden besluit, hoewel deze omstandigheid reeds voor de vaststelling van het plan vast is komen te staan.

2.    Aan het verzoek om herziening heeft [appellant] ten grondslag gelegd dat de Afdeling in de uitspraak waarvan herziening is verzocht ten onrechte heeft geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot ernstige parkeerproblemen in de omgeving van het plangebied, vanwege onvoldoende parkeercapaciteit.

Toetsingskader

3.    Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

Feiten en omstandigheden die aan al deze voorwaarden voldoen, worden nova genoemd. Alleen als sprake is van nova kan een onherroepelijk geworden uitspraak worden herzien. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening is niet bedoeld om een geschil, waarin reeds uitspraak is gedaan, opnieuw aan de rechter voor te leggen.

Beoordeling herzieningsverzoek

4.    [appellant] betoogt in zijn verzoek om herziening dat het plan in onvoldoende parkeerplaatsen voorziet en de raad de parkeerbehoefte onjuist heeft berekend. [appellant] heeft als nova een nieuwe berekening van de parkeerbehoefte en aanvullende gegevens overgelegd. Daarnaast wijst hij erop dat de bijlagen bij het rapport "Parkeeronderzoek centrum Ermelo najaar 2016", van 9 februari 2017 (hierna: het parkeeronderzoek 2016) ontbraken. Na de uitspraak van de Afdeling van 25 april 2018 heeft hij per e-mail de bijlagen bij het parkeeronderzoek opgevraagd.

4.1.       De Afdeling is van oordeel dat [appellant] aan zijn verzoek tot herziening geen nova ten grondslag heeft gelegd. De raad heeft in de procedure die tot de uitspraak van 25 april 2018 heeft geleid zowel het rapport "Parkeeronderzoek centrum Ermelo", van 28 oktober 2014, als het parkeeronderzoek 2016 met bijbehorende bijlagen overgelegd. In de bijlage bij het parkeeronderzoek 2014 is het onderzoeksgebied door middel van secties en sectienummers weergegeven. In paragraaf 1.2 van het parkeeronderzoek 2016 staat dat de indeling in secties grotendeels overeenkomt met de secties, zoals gehanteerd in het parkeeronderzoek 2014. In bijlage 1 "Onderzoeksgebied" bij het parkeeronderzoek 2016 ontbrak echter de kaart. In bijlage 3 "Resultaten parkeerdruk op kaart" bij het parkeeronderzoek 2016 ontbrak een weergave van de resultaten. In de tekst van het parkeeronderzoek 2016 wordt wel verwezen naar deze bijlagen. [appellant] had al in het kader van zijn beroep tegen het besluit van 8 juni 2017 kunnen wijzen op het ontbreken van bijlagen 1 en 3 bij het parkeeronderzoek 2016. Wat betreft de door [appellant] overgelegde nieuwe berekeningen van de parkeerbehoefte en de aanvullende gegevens is er naar het oordeel van de Afdeling geen reden waarom [appellant] deze niet voor de uitspraak van 25 april 2018 naar voren had kunnen brengen.

Conclusie

5.    Gelet op het vorenstaande is geen sprake van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. D.A.C. Slump en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

w.g. Hoekstra    w.g. Melse
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2019

191-889.