Uitspraak 201900144/1/A3


Volledige tekst

201900144/1/A3.
Datum uitspraak: 21 augustus 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Amsterdam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 december 2018 in zaak nr. 18/4040 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2017 heeft de burgemeester besloten dat de woning aan de [locatie] te Amsterdam met toepassing van bestuursdwang per 22 december 2017 dient te worden gesloten voor de duur van drie maanden.

Bij besluit van 17 mei 2018 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 4 december 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 augustus 2019, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. H. Nota, is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    De politie heeft op 6 november 2017 de woning aan de [locatie] te Amsterdam doorzocht. [appellant] is huurder van de woning. Van die doorzoeking heeft de politie een bestuurlijke rapportage opgesteld, waarna op 4 december 2017 een aanvullende rapportage is opgesteld. Uit de bestuurlijke rapportage volgt onder meer dat er 13 gekleurde tabletten MDMA, ook wel XTC, verpakkingsmaterialen, stanleymessen, rollen tape en huishoudhandschoenen zijn aangetroffen. XTC is een harddrug en staat op lijst I behorende bij de Opiumwet. Volgens de bestuurlijke rapportage worden de verpakkingsmaterialen, stanleymessen, rollen tape en huishoudhandschoenen gebruikt om drugs te verpakken. De burgemeester heeft vervolgens gelast dat de woning op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet voor drie maanden dient te worden gesloten. De rechtbank heeft de sluiting van de woning rechtmatig geacht.

Het hoger beroep

2.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. In de woning is een feestje gehouden waarna 13 XTC-pillen zijn achtergebleven. De 13 XTC-pillen zijn voor eigen gebruik. De omstandigheid waaronder de pillen zijn aangetroffen, namelijk tezamen met lachgaspatronen in de woon- en slaapkamer, wijst erop dat die pillen niet voor de handel waren bestemd maar om te worden gebruikt in de privésfeer. De aangetroffen verpakkingsmaterialen zijn normaal in elk huishouden. Daar komt bij dat die materialen in de keuken zijn aangetroffen. Ook zijn die materialen niet in beslag genomen. Verder waren er weliswaar geen personen in de woning aanwezig, maar dat betekent niet dat de pillen niet voor eigen gebruik waren. Dat de rechtbank heeft overwogen dat zijn stelling feitelijke grondslag mist, is onbegrijpelijk, aldus [appellant].

Het wettelijk kader

3.    Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet luidt: ‘De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.’

Beoordeling van het hoger beroep

4.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:738, is artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet naar zijn tekst niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs immers met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt kan evenwel worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 g harddrugs (het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik) de aangetroffen hoeveelheid harddrugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Indien het om een geringe overschrijding van de 0,5 g grens gaat en de rechthebbende feiten en omstandigheden kan noemen waaruit volgt dat het om een hoeveelheid voor eigen gebruik zou kunnen gaan, is er in beginsel toch geen bevoegdheid tot sluiting en zal de burgemeester moeten motiveren waarom desondanks de conclusie gerechtvaardigd is dat de aangetroffen hoeveelheid harddrugs bestemd is voor de verkoop, aflevering en verstrekking, zodat hij niettemin bevoegd is om ter zake van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen.

4.1.    Niet in geschil is dat op 6 november 2017 in de woning 13 XTC-pillen zijn aangetroffen. Dit overschrijdt de door het openbaar ministerie als voor eigen gebruik aangemerkte hoeveelheid van maximaal 0,5 g. Daarom is in beginsel aannemelijk dat het om een handelshoeveelheid drugs ging die (mede) bestemd was voor verkoop, aflevering of verstrekking in of vanuit de woning. [appellant] heeft met zijn ontkenning dat sprake is van drugshandel en zijn stelling dat de aangetroffen hoeveelheid pillen bestemd zijn voor eigen gebruik het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Het is immers niet uitgesloten dat de pillen van één persoon waren en dat het de bedoeling was om die pillen te verhandelen vanuit de woning. De constatering dat er lachgaspatronen naast de pillen zijn aangetroffen, ondersteunt weliswaar de stelling dat er mogelijk een feestje is geweest, maar dat betekent niet dat de pillen niet bestemd waren voor de verkoop, aflevering of verstrekking in of vanuit de woning. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat uit de bestuurlijke rapportage volgt dat de woning een rommelige indruk maakte en het erop leek dat de woning voornamelijk werd gebruikt als ontmoetingsplek om drank en drugs te gebruiken. Bovendien zijn er verschillende materialen aangetroffen om drugs mee te verpakken. Daarnaast volgt uit de aanvullende rapportage dat de woning in beeld is gekomen bij een grootschalig onderzoek naar handel in drugs en dat enkele verdachten in dat onderzoek de woning binnen zijn gegaan. Deze verdachten hebben al antecedenten met betrekking tot Opiumwetdelicten. Ook ten aanzien van [appellant], zo heeft de burgemeester toegelicht, zijn antecedenten met betrekking tot Opiumwetdelicten geregistreerd. Ter zitting heeft de burgemeester verder toegelicht dat het onderzoek naar handel in drugs is afgerond en dat de verdachten in dat onderzoek zijn veroordeeld in verband met drugsdelicten. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten.

Het betoog faalt.

5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.

w.g. Daalder    w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2019

176-857.