Uitspraak 201709226/2/R2


Volledige tekst

201709226/2/R2.
Datum uitspraak: 21 augustus 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:

1.    Brabant Luchtvaart Beheer B.V., gevestigd te Budel, gemeente Cranendonck,

2.    Stichting Industrieel & Cultureel Erfgoed Le Projet de Dorplein, gevestigd te Gastel, gemeente Cranendonck, (hierna: de stichting),

3.    [appellant sub 3], wonend te Budel-Dorplein, gemeente Cranendonck,

4.    [appellant sub 4] en anderen, wonend te Budel-Dorplein, gemeente Cranendonck,

5.    [appellant sub 5], wonend te Budel-Dorplein, gemeente Cranendonck,

en

de raad van de gemeente Cranendonck,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 september 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Duurzaam Industriepark Cranendonck" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de behandeling van de beroepen aangehouden in verband met de prejudiciële vragen over het Programma Aanpak Stikstof (hierna: PAS) die de Afdeling in zaken over vergunningen voor veehouderijen heeft gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie bij uitspraak van 17 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1259.

Bij arrest van 7 november 2018, ECLI:EU:C:2018:882 (hierna: het arrest) heeft het Hof de gestelde vragen beantwoord.

De stichting, [appellant sub 3], [appellant sub 5] en de raad hebben een zienswijze over het arrest ingediend.

Overwegingen

1.    Het wettelijk kader van de Wnb is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

2.    Het plan voorziet in de wijziging en uitbreiding van het industrieterrein Budel-Dorplein ten oosten van Budel-Dorplein. Met het plan wordt beoogd om een duurzaam industriepark (hierna: DIC) te realiseren. Het deel ten noorden van het bestaande industrieterrein wordt daarbij ingericht voor bedrijven en natuurgebied. Ten westen van het bestaande industrieterrein wordt natuur met een zonnepark beoogd.

3.    Het plan zal leiden tot een toename van stikstofdepositie op enkele Natura 2000-gebieden die in het PAS zijn opgenomen, waaronder het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied Weerter- en Budelerbergen en Ringselven. De raad stelt zich op het standpunt dat de zekerheid is verkregen dat die toename niet leidt tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van die gebieden. Dit blijkt uit de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt. Het DIC is een zogenoemd prioritair project waarvoor in het PAS ontwikkelingsruimte is gereserveerd.  Daarom kan volgens de plantoelichting gebruik worden gemaakt van de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt.

4.    [appellant sub 5] betoogt dat de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt niet voldoet aan de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG) en de rechtspraak van het Hof van Justitie daarover. Daarom vindt hij dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat hij de zekerheid heeft verkregen dat de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden niet zullen worden aangetast.

5.    Het Hof van Justitie heeft de in de zaken over vergunningen voor veehouderijen gestelde vragen over het PAS beantwoord bij arrest van 7 november 2018, ECLI:EU:C:2018:882. De Afdeling heeft in die zaken vervolgens op 29 mei 2019 uitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2019:1603). In die uitspraak heeft de Afdeling vastgesteld dat met de passende beoordeling die aan het PAS ten grondslag ligt niet de zekerheid is verkregen dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden die in het PAS zijn opgenomen niet zullen worden aangetast. Dit heeft onder meer tot gevolg dat het niet meer mogelijk is om in een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming ontwikkelingsruimte toe te delen (punten 32.6 en 34.2).

6.    Voor een bestemmingsplan zoals het onderhavige zijn tevens de volgende overwegingen van belang:

"35.        Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend worden vastgesteld als op grond van een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet zal aantasten (artikel 19j, tweede en derde lid, van de Nbw 1998/artikel 2.7, eerste lid en 2.8, derde lid van de Wnb).

Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling die ten opzichte van de feitelijk aanwezige, planologisch legale situatie ten tijde van de vaststelling van het plan leidt tot een toename van stikstofdepositie op overbelaste stikstofgevoelige natuurwaarden in een Natura 2000-gebied, is een plan dat significante gevolgen kan hebben en dat passend beoordeeld moet worden.

De vaststelling van het bestemmingsplan is niet één van de besluiten die genoemd zijn in artikel 19km van de Nbw 1998 of artikel 2.7 van het Bnb, zodat het PAS-beoordelingskader niet van toepassing is. Dit neemt niet weg dat verschillende bevoegde bestuursorganen geen individuele passende beoordeling voor een bestemmingsplan hebben gemaakt, maar voor het aspect stikstof hebben verwezen naar de passende beoordeling die ten grondslag is gelegd aan het PAS. Het kan daarbij onder meer gaan om bestemmingsplannen waarin een concrete ontwikkeling is geregeld of waarin uitbreidingsmogelijkheden zijn geboden die de drempel- of grenswaarde niet overschrijden (zie ABRvS 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3530, r.o. 4.9).

35.1.    De conclusie in deze uitspraak dat de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het PAS niet voldoet aan de eisen die het Hof daaraan stelt kan gevolgen hebben voor de hiervoor bedoelde bestemmingsplannen waarvan de beroepsprocedure nog niet is afgerond en waarin op dit punt beroepsgronden naar voren zijn gebracht door degene die zich op deze bepalingen kan beroepen. De raad kan/kon bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet verwijzen naar de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het PAS. De raad heeft in die gevallen het bestemmingsplan of het plandeel dat in de ruimtelijke ontwikkeling voorziet, vastgesteld in strijd met artikel 19j, derde lid, van de Nbw 1998 of artikel 2.8, derde lid, van de Wnb."

Gelet op vorenstaande overwegingen is de Afdeling van oordeel dat de raad het plan heeft vastgesteld in strijd met artikel 2.8, derde lid, van de Wet natuurbescherming, aangezien hij daarbij heeft verwezen naar de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het PAS.

7.    Het beroep is kennelijk gegrond. Het plan moet, gelet op de samenhang tussen de verschillende plandelen, in zijn geheel worden vernietigd. Aan een bespreking van de overige gronden van appellanten komt de Afdeling niet toe.

8.    Gelet op de aard van het gebrek zijn de beroepen van de overige appellanten eveneens kennelijk gegrond. Hetgeen in die beroepen is aangevoerd, behoeft geen bespreking meer. Hierbij betrekt de Afdeling dat in het geval de raad de ruimtelijke ontwikkeling waarin het plan voorziet, wil voortzetten daarvoor eerst een nieuwe passende beoordeling moet worden gemaakt die mogelijk tot heroverweging of aanpassing van de thans voorliggende besluiten zal leiden. Omdat op voorhand niet duidelijk is dat de behandeling van de overige beroepen tegen de thans voorliggende besluiten van belang kan zijn voor een eventueel vervolgbesluit, ziet de Afdeling daar in deze procedure van af.

9.    Verder wijst de Afdeling erop dat om redenen van proceseconomie per beroep alleen is vastgesteld dat ten minste een van de appellanten belanghebbende is bij de bestreden besluiten.

10.    Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

11.    De raad dient ten aanzien van Brabant Luchtvaart Beheer B.V., de stichting, [appellant sub 3] en [appellant sub 5] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is bij [appellant sub 4] en anderen niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart de beroepen gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Cranendonck van 19 september 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Duurzaam Industriepark Cranendonck";

III.    veroordeelt de raad van de gemeente Cranendonck tot vergoeding van bij Brabant Luchtvaart Beheer B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

veroordeelt de raad van de gemeente Cranendonck tot vergoeding van bij Stichting Industrieel & Cultureel Erfgoed Le Projet de Dorplein in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 768,00 (zegge: zevenhonderdachtenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

veroordeelt de raad van de gemeente Cranendonck tot vergoeding van bij [appellant sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 768,00 (zegge: zevenhonderdachtenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

veroordeelt de raad van de gemeente Cranendonck tot vergoeding van bij [appellant sub 5] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 768,00 (zegge: zevenhonderdachtenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV.    gelast dat de raad van de gemeente Cranendonck aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van

- € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) voor Brabant Luchtvaart Beheer B.V.,

- € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) voor Stichting Industrieel & Cultureel Erfgoed Le Projet de Dorplein,

- € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 3],

- € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 4] en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, en

- € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 5] vergoedt;

V.    draagt de raad van de gemeente Cranendonck op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.

w.g. Minderhoud    w.g. Scheele
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

723.

BIJLAGE - Wettelijk kader

Wet natuurbescherming

Artikel 2.7, eerste lid:

"1. Een bestuursorgaan stelt een plan dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, en dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, uitsluitend vast indien is voldaan aan artikel 2.8, met uitzondering van het negende lid."

Artikel 2.8, eerste en derde lid:

"1. Voor een plan als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of een project als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onderdeel a, maakt het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanvrager van de vergunning, een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.

(…)

3. Het bestuursorgaan stelt het plan uitsluitend vast, en gedeputeerde staten verlenen voor het project, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend een vergunning, indien uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten."