Uitspraak 201809215/1/A1


Volledige tekst

201809215/1/A1.
Datum uitspraak: 21 augustus 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 oktober 2018 in zaak nr. 18/2679 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Rijn en IJssel.

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2017 heeft het college aan [appellant] een watervergunning verleend.

Bij besluit van 11 april 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 5 oktober 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 11 april 2018 vernietigd, het bezwaar tegen het besluit van 31 augustus 2017 niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juli 2019, waar [appellant] is verschenen.

Overwegingen

1.    [appellant] heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij met het hoger beroep wenst te bereiken dat de uitspraken van de Afdeling van 30 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:850 en ECLI:NL:RVS:2016:842, worden herzien. Hij heeft geen gronden aangevoerd die zich richten tegen de uitspraak van 5 oktober 2018. [appellant] heeft met het hoger beroep dan ook niet betoogd, dat en waarom de overwegingen van de aangevallen uitspraak niet juist zijn en het aangevoerde kan reeds daarom niet tot gegrondverklaring van het hoger beroep en vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden.

[appellant] heeft tevens herzieningsverzoeken ingediend met betrekking tot de uitspraken van de Afdeling van 30 maart 2016. Deze verzoeken zijn bij uitspraken van 1 maart 2019 als kennelijk ongegrond afgewezen (zaken nrs. 201809218/2/A1 en 201809220/2/A1).

2.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.

w.g. Van Altena    w.g. Kos
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2019

580.