Uitspraak 201709976/2/R3


Volledige tekst

201709976/2/R3.
Datum uitspraak: 7 augustus 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Heinenoord, gemeente Binnenmaas,

en

het college van burgemeester en wethouders van Binnenmaas,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 31 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3529 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen 12 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 17 oktober 2017 te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 18 december 2018 heeft het college ter uitvoering van de tussenuitspraak het wijzigingsplan "Westdijk 50 Mijnsheerenland" gewijzigd vastgesteld.

[appellant] en anderen en de [vennootschap] zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. [appellant] en anderen hebben een zienswijze naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.    De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 6.5 overwogen dat het besluit van 17 oktober 2017 niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid voor zover geen instandhoudingsverplichting is opgenomen en geen regeling is getroffen over de aard van de beplanting.

2.    Gelet op hetgeen onder 6.5 van de tussenuitspraak is overwogen is het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 17 oktober 2017 tot vaststelling van het wijzigingsplan "Westdijk 50 Mijnsheerenland" gegrond. Artikel 3 van de planregels van het wijzigingsplan dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.

3.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling het college opgedragen om het onder 6.5 genoemde gebrek in het besluit te herstellen met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen.

4.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het college bij besluit van 18 december 2018 het wijzigingsplan "Westdijk 50 Mijnsheerenland" gewijzigd vastgesteld. Daarbij is artikel 3 van het wijzigingsplan aangepast. In dit artikel zijn nu regels opgenomen die zien op het verplicht in stand houden van de landschappelijke inpassing en op de aard van de aan te brengen beplanting.

5.    Artikel 6:19, eerste lid van de Awb luidt:

"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

6.    De Afdeling stelt vast dat het herstelbesluit een besluit tot gedeeltelijke vervanging van het oorspronkelijk bestreden besluit is en dat dit ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding is. Het beroep van [appellant] en anderen is van rechtswege mede gericht tegen het herstelbesluit.

7.    De raad heeft in het herstelbesluit artikel 3 van het wijzigingsplan aangepast. Artikel 3, lid 3.1, van de planregels luidt nu als volgt:

"Aanvullend op de regels die gelden voor de bestemming ‘Agrarisch’ geldt een voorwaardelijke verplichting met betrekking tot een goede landschappelijke inpassing. Het noordelijk deel van het bouwvlak (deel met een breedte van circa 55 meter) dient aan de noord- en oostzijde te worden voorzien van een goede landschappelijke inpassing in de vorm van streekeigen beplanting. Bij een aanvraag omgevingsvergunning die betrekking heeft op het bebouwen van het voornoemde plangebied dient te worden aangetoond dat aan dit voorschrift wordt voldaan."

Lid 3.2, luidt als volgt:

"3.2.1 De volgende boomsoorten vallen in ieder geval onder de definitie ‘streekeigen beplanting’ zoals bedoeld artikel 3.1.

Els - Alnus glutinosa         : plantafstand 10 meter

Linde - Tilia europeae        : plantafstand 12 meter

Populier - Populus nigra     : plantafstand 10 meter

Wilg - Salix alba                : plantafstand 10 meter, in knotvorm 4 meter

Voor het struikgewas wordt potgoed gebruikt met een minimale maat van 60 cm (struik) of groter. Plantafstand struiken 1x1m of 1,5x1,5 m aangeplant. De bomen die worden aangeplant dienen bij aanplant een stamomtrek van ten minste 20 cm te hebben.

3.2.2 In een goede landschappelijke inpassing wordt voorzien indien over de lengte van het plangebied bomen (zoals hierboven) en struiken worden geplaatst op maximaal de aangegeven plantafstand van elkaar."

Lid 3.3, luidt als volgt:

"De landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 3.1 dient te worden onderhouden en in stand te worden gehouden."

Lid 3.4, luidt als volgt:

"Indien niet wordt voldaan aan artikel 3.1 dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd."

Lid 3.5, luidt:

"Van artikel 3.4 kan worden afgeweken indien kan worden aangetoond dat op een andere manier kan worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing. Voordat van dit artikel gebruik kan worden gemaakt dient advies te worden ingewonnen bij een landschapsdeskundige."

8.    [appellant] en anderen betogen dat zij ten onrechte niet zijn geïnformeerd door het college over het genomen herstelbesluit.

8.1.    De Afdeling stelt vast dat [appellant] en anderen zijn geïnformeerd over het herstelbesluit bij brief van 10 april 2019.

Het betoog mist feitelijke grondslag.

9.    [appellant] en anderen betogen dat niet duidelijk is waar de beplanting moet worden gerealiseerd. Zij vragen zich af of dit gaat om de noord- en oostzijde van het noordelijk deel van het bouwvlak of om de gehele lengte van het plangebied. Ook is volgens hen niet duidelijk wat met dit laatste wordt bedoeld. [appellant] en anderen stellen zich op het standpunt dat de landschappelijke inpassing ook betrekking moet hebben op de bestaande in 2012 gerealiseerde loods. Zij betogen dat een goede landschappelijke inpassing zou inhouden dat: een bomenrij van populieren met een onderlinge plantafstand van maximaal 6 m en een minimale hoogte van 12 m wordt gerealiseerd waarbij de onderlinge ruimte moet worden opgevuld met struiken met een hoogte van minimaal 180 cm.

9.1.    De Afdeling overweegt dat duidelijk is waar de beplanting moet worden gerealiseerd. Dit betreft slechts de noord- en oostzijde van het noordelijke gedeelte van het plangebied met een breedte van ongeveer 55 m. Verder heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet nodig is dat de voorwaardelijke verplichting ook betrekking heeft op de bestaande in 2012 gerealiseerde loods. Hierbij is van belang dat [appellant] en anderen wonen op een afstand van ongeveer 85 m ten westen van het agrarisch bedrijf. De bestaande loods staat dus op geruime afstand van de woningen van [appellant] en anderen. De Afdeling is ten slotte van oordeel dat het college voor de landschappelijke inpassing in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor de in artikel 3, lid 3.2.1, van de planregels genoemde streekeigen beplanting. Door [appellant] en anderen is niet aannemelijk gemaakt waarom deze beplanting niet toereikend is.

De betogen falen.

10.    Gelet op wat in 2 is overwogen, is het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 17 oktober 2017 gegrond en dient dit besluit te worden vernietigd voor wat betreft artikel 3 van de planregels. Het beroep van [appellant] en anderen tegen het herstelbesluit van 18 december 2018 is ongegrond.

11.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Binnenmaas van 17 oktober 2017 tot vaststelling van het wijzigingsplan "Westdijk 50 Mijnsheerenland" gegrond;

II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Binnenmaas van 17 oktober 2017 tot vaststelling van het wijzigingsplan "Westdijk 50 Mijnsheerenland" voor wat betreft artikel 3 van de planregels;

III.    verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Binnenmaas van 18 december 2018 tot gewijzigde vaststelling van het wijzigingsplan "Westdijk 50 Mijnsheerenland" ongegrond;

IV.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Binnenmaas tot vergoeding van in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten ten aanzien van [appellant] en anderen tot een bedrag van € 1252,50 (zegge: twaalfhonderdtweeënvijftig euro en vijftig cent), met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Binnenmaas aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.

w.g. Pans    w.g. Priem
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2019

646.