Uitspraak 201904884/2/A3


Volledige tekst

201904884/2/A3.
Datum uitspraak: 31 juli 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

[verzoekster], wonend te Dongen,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 24 juni 2019 in zaken nrs. 19/2080 en 19/2011 in het geding tussen:

[verzoekster]

en

de burgemeester van Dongen.

Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2019 heeft de burgemeester [verzoekster] gelast de woning en schuren aan de [locaties] te Dongen (hierna: de woning en schuren) met ingang van 4 februari 2019, 9.00 uur voor een periode van drie maanden te sluiten en afgesloten te houden. Wanneer de woning en schuren op dat moment niet zijn afgesloten, zal de burgemeester het pand met toepassing van bestuursdwang laten afsluiten.

Bij besluit van 24 april 2019 heeft de burgemeester het door [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 24 juni 2019 heeft de rechtbank het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 24 april 2019 vernietigd voor zover daarbij als datum van de sluiting 21 mei 2019 is bepaald, het besluit van 9 januari 2019 herroepen voor zover daarbij 4 februari 2019 als datum van de sluiting is bepaald en heeft bepaald dat de woning en schuren met ingang van 1 juli 2019, 9.00 uur gesloten moeten zijn op straffe van de toepassing van bestuursdwang en dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit van 24 april 2019.

Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld.

[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoekster] heeft nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 juli 2019, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A.J.M.F. Paijmans, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Ter zitting heeft de voorzieningenrechter gewezen op de mogelijkheid om direct in de bodemprocedure uitspraak te doen. Gelet op de aard van de zaak en de daarin te beantwoorden rechtsvragen zal de voorzieningenrechter zich evenwel beperken tot de vraag of grond bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening.

3.    Verzoekster is eigenaresse van de woning aan de [locaties] te Dongen en zij woont ter plaatse samen met haar twee kinderen van 20 en 14 jaar. Op het perceel zijn naast de woning ook twee schuren aanwezig. Op 18 december 2018 heeft de politie 71 hennepplanten en daarnaast resten van hennepplanten en benodigdheden voor een hennepkwekerij aangetroffen op het perceel. Deze kwekerij was opgezet door de ex-partner van [verzoekster] en werd op het moment van de controle door haar ex-partner en de zoon van [verzoekster] ontmanteld. Vanwege het aantreffen van de deels ontmantelde hennepkwekerij heeft de burgemeester besloten de woning en de schuren te sluiten. De sluiting is nog niet geëffectueerd omdat deze geschorst is hangende bezwaar en vervolgens vrijwillig is aangehouden tot deze uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening.

4.    [verzoekster] betoogt dat de sluiting disproportioneel is en dat haar belang en dat van haar kinderen zwaarder weegt dan het belang van de burgemeester bij sluiting. Daartoe voert zij aan dat haar ex-partner de schuur gebruikte als stalling voor zijn motor. De hennep is door de ex-partner gekweekt voor eigen gebruik omdat hij aan een chronische aandoening lijdt. Er was geen sprake van overlast. Er was geen loop naar de woning en de schuren en de woning en schuren genoten geen bekendheid in het criminele circuit. De openbare orde is op geen enkele wijze verstoord. Zij heeft verklaringen van omwonenden overgelegd waarin de omwonenden verklaren dat zij geen overlast hebben ervaren. Ook is er nooit hennep verkocht en heeft de politie daar ook geen aanwijzingen voor. In de woning zelf zijn geen drugs aangetroffen. De situatie was niet brandgevaarlijk en de stroom liep gewoon over de elektriciteitsmeter. De kosten die het elektriciteitsbedrijf heeft gemaakt voor het aan- en afsluiten van de meter zijn betaald. De strafzaken tegen [verzoekster] en haar zoon zijn geseponeerd en haar ex-partner heeft een schikking getroffen met het OM, die beslag op de motor heeft gelegd.

Zij wijst er op dat haar twee kinderen, waarvan één minderjarig kind, bij haar wonen en dat die ook door de sluiting getroffen worden. Daarnaast heeft [verzoekster] een bedrijf aan huis, en wordt zij in de uitoefening daarvan belemmerd door de sluiting. Ze heeft geen sociaal netwerk waar ze terecht kan en komt in financiële nood als zij vervangende woonruimte voor zichzelf en haar kinderen moet zoeken. Dat kan er toe leiden dat zij van haar kinderen wordt gescheiden. Zij meent dat de sluiting gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden disproportioneel is en dat met een waarschuwing volstaan had kunnen worden.

5.     De burgemeester heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat zijn belang bij onmiddellijke sluiting van de woning zwaarder dient te wegen dan het belang van [verzoekster] om hangende het hoger beroep in de woning te verblijven. [verzoekster] heeft daarentegen aannemelijk gemaakt dat geen direct gevaar voor de openbare orde dreigt en dat zij nog steeds een groot belang heeft bij het kunnen blijven bewonen van de woning met haar kinderen.

6.    Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

7.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de burgemeester van Dongen van 24 april 2019, kenmerk 00064825, en het besluit van 9 januari 2019, kenmerk 63526;

II.    gelast dat de burgemeester van Dongen aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 259,00 (zegge: tweehonderdnegenenvijftig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, griffier.

w.g. Van Altena    w.g. Rietberg
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2019

725.