Uitspraak 201808334/1/R1


Volledige tekst

201808334/1/R1.
Datum uitspraak: 31 juli 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1], wonend te Vierhouten, gemeente Nunspeet,

2.    [appellant sub 2], wonend te Hulshorst, gemeente Nunspeet,

en

de raad van de gemeente Nunspeet,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2018" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft twee verweerschriften ingediend.

[appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juli 2019, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], beiden vertegenwoordigd door mr. L. Bolier, rechtsbijstandverlener te Elspeet, en de raad, vertegenwoordigd door mr. drs. Van der Noord, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het bestemmingsplan "Buitengebied 2018" heeft betrekking op het buitengebied van de gemeente Nunspeet. Het plangebied omvat nagenoeg het gehele gemeentelijke buitengebied. Het plan is vastgesteld in het kader van een actualisatie voor het buitengebied, waarmee de gemeente wil voorkomen dat er een versnippering aan bestemmingsplannen ontstaat in dit gebied.

Toetsingskader

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het beroep van [appellant sub 1]

Inleiding

3.    [appellant sub 1] is eigenaar van het perceel [locatie 1], kadastraal bekend als gemeente Nunspeet, sectie E, nummer 2274. Het oostelijke deel van het perceel waarop de bestaande woning staat, ligt niet binnen het plangebied van het voorliggende plan maar binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Reparatiebesluit Buitengebied 2010 Elspeterbosweg 122h". Daaraan is in dat bestemmingsplan de bestemming "Wonen" toegekend. Het westelijke deel van het perceel ligt wel binnen het plangebied van het voorliggende plan. Aan dit deel is de bestemming "Natuur - Landschap" met de aanduiding "overige zone - ehs" toegekend. In het vorige bestemmingsplan "Buitengebied 2016" was aan dit deel eveneens de bestemming "Natuur - Landschap" met de aanduiding "overige zone - ehs" toegekend. Het eerder hiertegen door [appellant sub 1] ingestelde beroep is door de Afdeling bij uitspraak van 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3316, ongegrond verklaard.

Het beroep van [appellant sub 1] ziet op de planregeling voor het perceel [locatie 1], voor zover de gronden in het voorliggende plangebied zijn opgenomen.

Beroepsgronden die al in een andere procedure zijn beoordeeld

4.    De raad stelt zich op het standpunt dat het beroep van [appellant sub 1] niet inhoudelijk kan worden behandeld omdat de Afdeling in haar uitspraak van 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3316, reeds een oordeel heeft gegeven over beroepsgronden die [appellant sub 1] in deze procedure wederom aanvoert.

4.1.    In hetgeen de raad aanvoert ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de beroepsgronden van [appellant sub 1] niet inhoudelijk kunnen worden behandeld. Daarbij betrekt de Afdeling dat het beroep van [appellant sub 1] op een ander bestemmingsplan ziet dan het bestemmingsplan "Buitengebied 2016", waarop de uitspraak van de Afdeling van 6 december 2017 betrekking had. Verder heeft de raad bij de voorbereiding van dit plan opnieuw afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) toegepast, zodat het plan op een ander ontwerpbesluit rust dan het ontwerpbesluit dat ten grondslag is gelegd aan het plan "Buitengebied 2016". Dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat hij wil voorkomen dat er een versnippering aan bestemmingsplannen voor het buitengebied in de gemeente ontstaat en hij daarom regelmatig het bestemmingsplan voor dit gebied actualiseert, doet hier niet aan af. Nu er met hernieuwde toepassing van afdeling 3.4 van de Awb een nieuw plan is vastgesteld voor het buitengebied en de gronden van [appellant sub 1] hierin zijn meegenomen, kon [appellant sub 1] opnieuw hiertegen in beroep gaan.

Het betoog faalt.

Bestemming conform feitelijk gebruik

5.    [appellant sub 1] stelt zich op het standpunt dat aan het westelijke deel van het perceel ten onrechte niet de bestemming "Wonen" is toegekend, terwijl deze gronden al tientallen jaren in gebruik zijn voor woondoeleinden. Het bestaande gebruik is volgens hem opnieuw onder het overgangsrecht gebracht. [appellant sub 1] wijst verder op de Quick Scan Flora en Fauna van 14 oktober 2016, die in zijn opdracht is opgesteld door Bureau Bleijerveld/Ruimte voor Advies. Uit deze Quick Scan blijkt volgens hem dat er ter plaatse geen te beschermen natuurwaarden aanwezig zijn, zodat de bestemming "Natuur - Landschap" niet passend is.

5.1.     De raad stelt aan de hand van overgelegde foto’s dat het westelijke deel van het perceel al tientallen jaren niet in gebruik is voor woondoeleinden. Wat betreft de uitgevoerde Quick Scan Flora en Fauna merkt de raad op dat het perceel binnen het Gelders Natuurnetwerk (hierna: GNN) valt. Het westelijke deel van het perceel waaraan de bestemming "Natuur - Landschap" is toegekend, is bosgebied en valt niet aan te merken als erf. Door de bestemming te wijzigen in "Wonen" wordt het mogelijk om onder meer verhardingen aan te leggen en bijbehorende bouwwerken te bouwen. Hierdoor zal natuur verloren gaan. Het toekennen van de bestemming "Wonen" is bovendien in strijd met artikel 2.7.1, eerste lid, van de Omgevingsverordening Gelderland.

5.2.    Artikel 46.4 van de planregels luidt: "Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik."

5.3.    Blijkens de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan "Buitengebied 2018" rust er op het westelijke deel van het perceel de bestemming "Natuur - Landschap" met de aanduiding "overige zone - ehs".

Artikel 42, lid 42.2.1, van de planregels luidt als volgt: "Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - ehs’ geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - mede bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland."

5.4.    De Afdeling stelt vast dat het westelijke deel van het perceel met de bestemming "Natuur - Landschap" is gelegen binnen het GNN.

Artikel 2.7.1, eerste lid, van de Omgevingsverordening Gelderland luidt als volgt:

"1. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen het GNN worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt, tenzij:

a. geen reële alternatieven aanwezig zijn;

b. sprake is van redenen van groot openbaar belang;

c. de negatieve effecten op de kernkwaliteiten van het gebied, de oppervlakte en de samenhang zoveel mogelijk worden beperkt; en

d. de overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten van het gebied, de oppervlakte en de samenhang gelijkwaardig worden gecompenseerd.

[…]."

5.5.    De Afdeling overweegt dat voor de vraag of het plan in overeenstemming is met de Omgevingsverordening aan het feitelijke gebruik van het perceel geen betekenis toekomt. Zoals volgt uit eerdere uitspraken van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 10 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:52, onder 20) dient voor de vraag of sprake is van een nieuwe functie als bedoeld in de Omgevingsverordening, het plan te worden vergeleken met wat er op grond van het vorige plan was toegestaan en dient dus te worden bezien in hoeverre in planologische zin sprake is van een nieuwe functie. In het voorheen geldende plan "Buitengebied 2016" had het westelijke deel van het perceel de bestemming "Natuur - Landschap". Er is geen sprake van een nieuwe functie onder het bestemmingsplan "Buitengebied 2018". Het opnieuw toekennen van de bestemming "Natuur - Landschap" is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland. Gelet op deze verordening kon de raad niet de bestemming "Wonen" aan het perceel toekennen.

Voorts heeft [appellant sub 1] niet aannemelijk gemaakt dat het westelijke deel van het perceel met de bestemming "Natuur - Landschap" al langere tijd voor woondoeleinden werd gebruikt. Er is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 46.4 van de planregels. Er is daarmee geen indicatie dat het perceel al onder het overgangsrecht viel onder het bestemmingsplan "Buitengebied 2016" en opnieuw onder het overgangsrecht zou zijn gebracht met dit plan.

Het betoog faalt.

Conclusie

6.    Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Het beroep van [appellant sub 2]

Inleiding

8.    [appellant sub 2] woont aan de [locatie 2] te Hulshorst. Bij de vaststelling van het plan is het plandeel waarop zijn perceel staat buiten het plangebied gelaten.

Begrenzing bestemmingsplan

9.    [appellant sub 2] stelt zich op het standpunt dat het perceel aan de [locatie 2] te Hulshorst bij de vaststelling van het plan in afwijking van het ontwerpplan ten onrechte buiten het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied 2018" gelaten is. Met de in het ontwerpplan toegekende bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" kon juist een in het bestemmingsplan "Buitengebied 2016" gemaakte fout worden hersteld. Volgens hem is onduidelijk waarom zijn perceel niet in het plangebied is opgenomen.

9.1.    De raad stelt dat mede naar aanleiding van een ingediende zienswijze het perceel [locatie 2] buiten het plangebied is gelaten, zodat voor dit perceel het bestemmingsplan "Buitengebied 2016" van toepassing blijft. Volgens de raad is over de bestaande bedrijfsvoering ter plaatse van het perceel [locatie 2] nog onvoldoende bekend, zodat eerst een onderzoek door de Omgevingsdienst Noord Veluwe dient plaats te vinden. Uit dit onderzoek moet blijken of er nog wel sprake is van een "volwaardig of reëel" agrarisch bedrijf.

9.2.    Het perceel [locatie 2] valt buiten het plangebied. In het ontwerpplan was aan dit perceel de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" toegekend.

9.3.    De raad komt beleidsruimte toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

9.4.    In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Hierbij acht de Afdeling van belang dat niet is gebleken dat tussen de gronden uit het onderhavige plangebied en het perceel [locatie 2] een zodanige samenhang bestaat dat de raad de begrenzing van het onderhavige plangebied niet zo heeft kunnen vaststellen en deze gronden samen met het perceel [locatie 2] in één bestemmingsplan had moeten opnemen. Voorts heeft de raad voldoende aannemelijk gemaakt dat nader onderzoek nodig was naar de situatie op het perceel om zoals beoogd in het ontwerpplan een agrarische bedrijfsbestemming toe te kennen. Ter zitting is gebleken dat de raad en [appellant sub 2] nog in overleg zijn over de aan het perceel te geven bestemmingen, mede gelet op de feitelijke situatie en dat zij tot op zekere hoogte daarover inmiddels ook overeenstemming hebben bereikt. De raad is voornemens om in het bestemmingsplan "Buitengebied 2019" een passende regeling op te nemen.

Het betoog faalt.

Conclusie

10.    Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.

11.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

w.g. Minderhoud    w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2019

191-928.