Uitspraak 201807833/1/A1


Volledige tekst

201807833/1/A1.
Datum uitspraak: 3 juli 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A], [appellant B] en [appellant C], wonend te Alkmaar (hierna: [appellant] en anderen),

en

het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 augustus 2018 heeft het college een locatie aan De Overtoom in Alkmaar aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC).

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 mei 2019, waar [appellant A] en [appellant C] en het college, vertegenwoordigd door mr. L. Fellinga, J. Duivenvoorden en W.H. van Meegen, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het besluit strekt tot de aanwijzing van een locatie die deels op het trottoir en deels in de berm ligt tussen De Overtoom en de Frieseweg, ter hoogte van het pand aan de [locatie 1] (locatie OU080R; hierna: de locatie), voor de plaatsing van een ORAC. Die ORAC is intussen geplaatst.

[appellant] en anderen wonen in de woningen aan [locatie 2], [locatie 1] en [locatie 3]. Zij zijn het niet eens met de aanwijzing van de locatie.

Beoordelingskader

2.    Bij de keuze voor een locatie voor de plaatsing van ORAC’s dient het college een afweging te maken van alle betrokken belangen. Daarbij heeft het beleidsruimte. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden en de daarbij naar voren gebrachte alternatieve locaties beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen.

De locatie

3.    [appellant] en anderen betogen dat het besluit onduidelijk is, omdat in het besluit staat dat de locatie "iets" is opgeschoven ten opzichte van de locatie die werd genoemd in het eerder ter inzage gelegde concept.

3.1.    Het college heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de verschuiving van de locatie ten opzichte van de locatie die was voorzien in het ontwerp-aanwijzingsbesluit, minimaal is. Het college heeft hiertoe besloten om tegemoet te komen aan de wens van buurtbewoners om minder groen aan te tasten. Het college stelt zich op het standpunt dat deze verandering niet maakt dat het besluit onduidelijk is.

3.2.    De Afdeling ziet geen aanleiding om aan de toelichting van het college te twijfelen. Aangezien de definitieve locatie is aangeven op de overzichtstekening, die deel uitmaakt van het besluit, is naar het oordeel van de Afdeling voldoende duidelijk waar de aangewezen locatie ligt.

Het betoog faalt.

4.    [appellant] en anderen betogen verder dat de locatie niet geschikt is voor de plaatsing van een ORAC, omdat de verkeerssituatie niet veilig is. Zij wijzen erop dat het ledigingsvoertuig bij het ledigen op het gedeelte van de straat tussen De Overtoom en de Frieseweg zal staan, waardoor aan beide kanten het zicht op het verkeer wordt belemmerd.

4.1.    Het college heeft zich in zijn verweerschrift op het standpunt gesteld dat de aanwezigheid van een ledigingsvoertuig op de locatie niet verkeersonveilig is.

4.2.    De aangewezen locatie bevindt zich aan een deel van De Overtoom dat haaks staat op de rest van De Overtoom aan de westkant en op de Frieseweg aan de oostkant. Verkeer dat vanuit De Overtoom langs de locatie naar de Frieseweg gaat, moet vanwege haaientanden op de weg alle verkeer voorrang geven. Het college heeft toegelicht dat het ledigingsvoertuig weliswaar nabij de hoek van De Overtoom en de Frieseweg stil zal staan, maar niet op de hoek, zodat het zicht niet zodanig wordt belemmerd dat aankomend verkeer niet meer te zien zal zijn. Daarbij heeft het college vermeld dat enige overlast beperkt blijft, aangezien het ledigingsvoertuig twee maal in de week bij de locatie zal staan om de ORAC te legen, en het legen ongeveer vier minuten duurt. De Afdeling is gelet op deze toelichting van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat de locatie niet verkeersonveilig is. Het college heeft in de verkeerssituatie dan ook geen reden hoeven te vinden om af te zien van aanwijzing van de locatie.

Het betoog faalt.

5.    [appellant] en anderen betogen dat de inmiddels geplaatste ORAC niet mooi is afgewerkt. Volgens hen is de ORAC niet goed ingepast in de omgeving en zijn er te veel stoeptegels om de ORAC gelegd.

5.1.    Dit betoog betreft uitvoeringsaspecten die niet aan de orde kunnen komen in het kader van een beroep tegen het besluit van 16 oktober 2018. Dat besluit gaat alleen over de locatiekeuze.

Alternatieve locaties

6.    [appellant] en anderen betogen dat het college de locatie niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen, omdat geschikte alternatieve locaties voorhanden zijn. Zij noemen in dit verband een locatie aan de Frieseweg ter hoogte van huisnummer 124a, een locatie direct aan de overkant daarvan ook aan de Frieseweg, een locatie op de hoek van de Frieseweg en het Westfriesepad, en een locatie aan de Overtoom ter hoogte van huisnummers  38 en 40. Zij menen dat vooral de locaties aan de Frieseweg geschikt zijn, omdat ook verder naar het zuiden aan de Frieseweg een locatie voor het plaatsen van ORAC’s is aangewezen.

6.1.    Het college heeft zich in zijn reactie op de door [appellant] en anderen ingebrachte zienswijze, welke reactie onderdeel uitmaakt van het besluit, op het standpunt gesteld dat de genoemde alternatieve locaties niet geschikter zijn voor plaatsing van een ORAC‘s dan de aangewezen locatie. Het college heeft daarbij toegelicht dat de Frieseweg is ingericht als fietsstraat, waar een stilstaand inzamelvoertuig verkeersonveilige situaties kan opleveren. Daarbij heeft het college ter zitting gezegd dat weliswaar verderop aan de Frieseweg wel een locatie is aangewezen voor het plaatsen van ORAC’s, maar dat voor die locatie geen uitwijkmogelijkheid voorhanden was. Voor locatienummer OU080R is er wel een betere keuze voorhanden dan plaatsing aan de Frieseweg, namelijk plaatsing op de aangewezen locatie, zodat volgens het college daarvoor moet worden gekozen.

Het Westfriesepad is volgens het college minder geschikt omdat het een doodlopende straat is, zodat bij plaatsing daar het inzamelvoertuig op enig moment achteruit zal moeten steken. Ook dat is volgens het college niet verkeersveilig. In zijn verweerschrift heeft het college toegelicht dat hetzelfde geldt voor De Overtoom, die na huisnummers 38 en 40 eveneens doodloopt.

6.2.    [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de door hen genoemde alternatieve locaties geschikter zijn voor plaatsing van de ORAC dan de aangewezen locatie. Het college heeft in die alternatieve locaties dan ook in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om niet tot aanwijzing van de door hem gekozen locatie over te gaan.

Het betoog faalt.

7.    Het beroep is ongegrond.

8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.

w.g. Drop    w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2019

270-860.