Uitspraak 201904108/1/A1


Volledige tekst

201904108/1/A1.
Datum uitspraak: 21 juni 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van Chijnsgoed Parkmanagement B.V., gevestigd te Sterksel, gemeente Heeze-Leende, en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud: Chijnsgoed) om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

verzoekers,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 februari 2019 heeft het college Chijnsgoed acht lasten onder dwangsom opgelegd ten aanzien van de inrichting aan de Pastoor P. Thijssenlaan 43 te Sterksel (hierna: het perceel).

Tegen dit besluit heeft Chijnsgoed bezwaar gemaakt.

Chijnsgoed heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 juni 2019, waar Chijnsgoed, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [gemachtigde B], bijgestaan door mr. C.G.J.M. Termaat, advocaat te Den Bosch, en het college, vertegenwoordigd door mr. B.T.J. Opsteen, ing. T.J.M. van Biljouw, S. Rondhuis en mr. C.M.C. de Krosse-de Ridder, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Chijnsgoed exploiteert op het perceel een inrichting voor de opslag, overslag en het bewerken van grondstoffen, bouwstoffen, afvalstoffen en mest en voor loonwerk en aanverwante werkzaamheden. Zij beschikt hiertoe onder meer over een op 9 november 2006 door het college verleende revisievergunning en een op 18 december 2012 verleende veranderingsvergunning.

Volgens het college zijn tijdens een controle op 11 december 2018 verschillende overtredingen geconstateerd. Bij het besluit van 27 februari 2019 heeft het Chijnsgoed onder oplegging van dwangsommen gelast deze overtredingen ongedaan te maken. Een van deze overtredingen betreft handelen in strijd met artikel 2.3, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, gelezen in samenhang met voorschrift 5.4.2 van de vergunning van 9 november 2006 en voorschrift 2.1.3 van de vergunning van 18 december 2012, doordat niet wordt gehandeld volgens het document "Procedures acceptatie en verwerking (A&V), administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) ten behoeve van [bedrijf] voor de inrichting gelegen aan de Pastoor P. Thijssenlaan 43 te Sterksel" van januari 2011 (hierna: het A&V beleid). Het college heeft Chijnsgoed onder meer gelast om deze overtreding te beëindigen en beëindigd te houden door te handelen volgens het A&V beleid door enkel afvalstoffen te accepteren en te bewerken zoals in het A&V beleid is vastgelegd (last 6). Het college heeft aan deze last een dwangsom verbonden van € 25.000,00 per constatering dat in afwijking van het A&V beleid afvalstoffen worden geaccepteerd of bewerkt, met een maximum van € 150.000,00.

2.    Chijnsgoed heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat Chijnsgoed een partij afvalstoffen die momenteel in een inrichting van Access World B.V. in Rotterdam is opgeslagen, bestaande uit vanadiummengsel, wil accepteren om voor maximaal een jaar in haar inrichting op- en over te slaan. Deze afvalstoffen zullen daar niet worden geïmmobiliseerd en gestabiliseerd, maar zullen binnen een jaar naar Duitsland worden afgevoerd, waar deze nuttig zullen worden toegepast als fundering in mijnen, zo is het voornemen van Chijnsgoed. Deze voorgenomen handeling voldoet volgens het college niet aan het A&V beleid, omdat minerale reststoffen, waaronder ook het vanadiummengsel moet worden gerekend, alleen geaccepteerd mogen worden als deze worden geïmmobiliseerd en gestabiliseerd. Acceptatie van deze afvalstoffen met het beoogde doel zal volgens het college dan ook leiden tot verbeurte van een dwangsom. Chijnsgoed bestrijdt dat de voorgenomen op- en overslag een afwijking van het A&V beleid, en daarmee een overtreding van de last inhoudt. Subsidiair voert zij aan dat deze op- en overslag, wanneer deze niettemin een overtreding van de last zou inhouden, haar redelijkerwijs moet worden toegestaan. Daartoe voert zij aan dat, nu het haar is vergund om afvalstoffen te immobiliseren en stabiliseren met het oog op nuttige toepassing, niet valt in te zien waarom het uitsluitend opslaan van afvalstoffen met het oog op nuttige toepassing niet is toegestaan. Verder voert zij aan dat zij er door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam en door Access World toe verplicht wordt om de bewuste afvalstoffen op korte termijn uit de inrichting van Access World te verwijderen. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft haar hiertoe aangeschreven en Access World heeft hiertoe een kort geding tegen haar aangespannen. Hierdoor stelt Chijnsgoed buiten haar schuld voor een probleem te zijn gesteld. De afvalstoffen kunnen in beginsel niet elders worden gestort, omdat de afvalstoffen zwavel bevatten, en het is Chijnsgoed niet gelukt om een afvalverwerker te vinden waarnaar de afvalstoffen kunnen worden afgevoerd. De enige oplossing die thans voorhanden is, is de beoogde tijdelijke op- en overslag in haar inrichting, met het oog op latere nuttige toepassing in Duitse mijnen. Dit is bovendien een oplossing waarbij alle betrokkenen zijn gebaat, aldus Chijnsgoed. Om deze reden heeft Chijnsgoed de voorzieningenrechter verzocht om het besluit van 27 februari 2019, voor zover daarbij last 6 is opgelegd, te schorsen, dan wel te bepalen dat zij geen dwangsom zal verbeuren als zij de afvalstoffen overeenkomstig het voornemen zal op- en overslaan.

3.    De voorzieningenrechter overweegt dat uit het besluit van 27 februari 2019 blijkt het college last 6 heeft opgelegd omdat uit gegevens van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen was gebleken dat binnen de inrichting van Chijnsgoed afvalstoffen zijn geaccepteerd onder euralcode 12 01 08*, behorend bij halogeenhoudende emulsies en oplossingen voor machinale bewerking. Nu deze euralcode niet was opgenomen in de lijst met vergunde afvalstoffen uit bijlage 1 van het A&V beleid en evenmin in een latere vergunning aan die lijst is toegevoegd, handelde Chijnsgoed hiermee volgens het college in afwijking van de voor Chijnsgoed geldende vergunningvoorschriften. Met het verzoek om voorlopige voorziening wenst Chijnsgoed in wezen een oordeel te verkrijgen over de toelaatbaarheid van een geheel andere, nog voorgenomen handeling. Deze voorgenomen handeling was ten tijde van de oplegging van last 6 niet actueel en heeft voor het college geen aanleiding gevormd om last 6 op te leggen. Ook anderszins raakt deze voorgenomen handeling niet aan de vraag of het college bij het opleggen van last 6 al dan niet op juiste gronden heeft aangenomen dat Chijnsgoed in afwijking van de vergunningvoorschriften handelde en daartegen handhavend mocht optreden. Verder heeft Chijnsgoed niet aangevoerd en bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat last 6 te veelomvattend is doordat ook toegestane handelingen onder het bereik van die last zijn gebracht. Het voornemen van Chijnsgoed om de bedoelde handeling te verrichten en de redenen die Chijnsgoed daarvoor naar voren heeft gebracht, bieden daarom geen aanknopingspunt om aan te nemen dat last 6 in bezwaar niet in stand zal kunnen blijven en bieden dan ook evenmin een basis om last 6 te schorsen. Verder is het niet aan de voorzieningenrechter om op voorhand een oordeel te geven over de vraag of de voorgenomen handeling al dan niet tot overtreding van de vergunningvoorschriften, en daarmee de opgelegde last, leidt.

4.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.N. Witsen, griffier.

w.g. Borman    w.g. Witsen
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2019

727.