Uitspraak 201808938/2/R3


Volledige tekst

201808938/2/R3.
Datum uitspraak: 18 juni 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen:

1.    Hersteld Hervormde Gemeente Leerbroek (hierna: de Hersteld Hervormde Gemeente), gevestigd te Leerbroek, gemeente Vijfheerenlanden,

2.    [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], beiden wonend te Leerbroek, gemeente Vijfheerenlanden,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Zederik, thans: Vijfheerenlanden,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 september 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Leerbroek, [locatie 1]" (hierna: het plan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben de Hersteld Hervormde Gemeente en [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] beroep ingesteld.

Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft de Hersteld Hervormde Gemeente de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] hebben de voorzieningenrechter ook verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 4 juni 2019, waar de Hersteld Hervormde Gemeente, vertegenwoordigd door [secretaris] van het kerkbestuur, en de raad, vertegenwoordigd door mr. H.I. Slager, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], ter zitting als partij gehoord.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Het plan maakt een nieuwe woning mogelijk op een perceel aan de [locatie 1] te Leerbroek. [belanghebbende] is eigenaar van dit perceel. Zij woont op het aangrenzende perceel [locatie 2].

De Hersteld Hervormde Gemeente is eigenaar van het perceel Dorpsweg 1-1A, waar haar kerkelijk bureau is gevestigd. Dit perceel grenst aan het plangebied en aan het perceel [locatie 2]. De Hersteld Hervormde Gemeente heeft op zich geen bezwaar tegen de nieuwe woning, maar wel tegen de beoogde ontsluiting van die woning via haar perceel.

[verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] wonen aan het [locatie 3]. Dit perceel grenst ook aan het plangebied. Zij hebben bezwaar tegen de bouw van de nieuwe woning, omdat hierdoor volgens hen onder meer het groen en de kwaliteit van hun leefomgeving worden aangetast.

3.    De Hersteld Hervormde Gemeente wil niet dat haar perceel wordt gebruikt voor de ontsluiting van de nieuwe woning. Zij stelt dat zij hierover voor de vaststelling van het plan ten onrechte niet is geïnformeerd. De verantwoordelijk wethouder heeft volgens haar toegegeven dat op dit punt niet zorgvuldig is gehandeld.

3.1.    In de toelichting bij het ontwerpplan was vermeld dat de voorziene woning via de Kaatsbaan zou worden ontsloten. Vanwege zienswijzen van omwonenden is dit voornemen gewijzigd. Bij de vaststelling van het plan is de raad ervan uitgegaan dat de voorziene woning voor auto’s wordt ontsloten via de doorgang tussen het kerkelijk bureau van de Hersteld Hervormde Gemeente en de woning van [belanghebbende] aan het [locatie 2]. Dit is ook opgenomen in de gewijzigde plantoelichting.

In een memo van de wethouder aan de raad van 18 september 2018, die als bijlage bij plantoelichting is gevoegd, staat onder meer het volgende: "De bewoners en bezoekers van de nieuw te bouwen woning parkeren op eigen terrein. Hiervoor gebruiken zij de toegang naast [locatie 2]. De eigenaar (=aanvrager) verleent hiervoor een recht van overpad ten behoeve van parkeren voor de bouwkavel."

3.2.    De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat de raad er bij de vaststelling van het plan van is uitgegaan dat de doorgang tussen het kerkelijk bureau en [locatie 2] eigendom is van [belanghebbende], terwijl deze grond grotendeels eigendom is van de Hersteld Hervormde Gemeente. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat waarschijnlijk bedoeld is geweest dat [belanghebbende] als bewoner van [locatie 2] rechten op het gebruik van de doorgang heeft. Volgens de raad was er geen aanleiding om eraan te twijfelen dat [belanghebbende] de doorgang ook zou mogen gebruiken voor het achterliggende perceel, waarop de voorziene woning komt te staan.

Het is de voorzieningenrechter echter niet gebleken dat de raad de Hersteld Hervormde Gemeente geraadpleegd heeft over het gebruik van de doorgang voor de ontsluiting van de voorziene woning.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad bij de voorbereiding van het plan onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de eigendomssituatie van de beoogde ontsluiting van de voorziene woning en naar de bereidheid van de Hersteld Hervormde Gemeente om toestemming te verlenen voor het gebruik van haar perceel voor dit doel. Dat klemt te meer omdat de raad zich bij de vaststelling van het plan op het standpunt heeft gesteld dat een ontsluiting aan de andere kant van de woning, via de Kaatsbaan, ruimtelijk niet aanvaardbaar is. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het bestreden besluit op dit punt in strijd met artikel 3:2 van de Awb.

3.3.    Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

4.    Omdat al om de bovenstaande reden een voorlopige voorziening wordt getroffen, is er geen aanleiding meer om de gronden van het verzoek van [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] in deze uitspraak inhoudelijk te behandelen.

5.    De raad dient ten aanzien van de Hersteld Hervormde Gemeente op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

5.1.    De Hersteld Hervormde Gemeente heeft verzocht om vergoeding van door haar secretaris gemaakte verletkosten.

Voor het bijwonen van de zitting heeft de Hersteld Hervormde Gemeente verzocht om vergoeding van verletkosten voor 6 uur. Nu het door de secretaris opgegeven uurtarief niet met bewijsstukken is onderbouwd, gaat de voorzieningenrechter bij de bepaling van de vergoeding voor de verletkosten uit van de in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht vermelde laagste forfaitaire vergoeding van € 7,00 per uur.

Voor zover is verzocht om vergoeding van kosten voor het opstellen van het beroep- en verzoekschrift en het uitbrengen van verslag aan het kerkbestuur door de secretaris, zijn dit geen kosten die als verletkosten kunnen worden vergoed. Deze kosten komen ook niet als kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking, reeds omdat de secretaris van het kerkbestuur niet kan worden beschouwd als derde.

5.2.    De Hersteld Hervormde Gemeente heeft ook verzocht om vergoeding van de kosten van het aangetekend verzenden van stukken. Dat zijn echter geen kosten die op grond van artikel 8:75, in samenhang met artikel 8:84, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

6.    Ten aanzien van [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

7.    Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Zederik, thans: Vijfheerenlanden, van 24 september 2018, kenmerk Z.26857;

II.    veroordeelt de raad van de gemeente Vijfheerenlanden tot vergoeding de Hersteld Hervormde Gemeente Leerbroek in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 86,80 (zegge: zesentachtig euro en tachtig cent);

III.    gelast dat de raad van de gemeente Vijfheerenlanden aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor de Hersteld Hervormde Gemeente Leerbroek en € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] vergoedt; daarbij geldt voor [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] dat het bestuursorgaan bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

IV.    draagt de raad van de gemeente Vijfheerenlanden op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel I wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, griffier.

w.g. Hoekstra    w.g. Teuben
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2019

483.