Uitspraak 201807315/1/A3


Volledige tekst

201807315/1/A3.
Datum uitspraak: 29 mei 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Woerden,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 juli 2018 in zaak nr. 17/4561 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van Woerden.

Procesverloop

Bij besluit van 25 april 2017 heeft de burgemeester [appellant] onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning aan het [locatie] te Woerden te sluiten voor de duur van drie maanden.

Bij besluit van 26 september 2017 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 25 juli 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De burgemeester heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 mei 2019, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J. Cortet, advocaat te Utrecht, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A. Hogendoorn en mr. A. Arnold, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    [appellant] is huurder van de woning aan het [locatie] te Woerden. Op grond van een bestuurlijke rapportage die hij heeft ontvangen van de politie Midden-Nederland heeft de burgemeester besloten de woning voor de duur van drie maanden te sluiten.

1.1.    De burgemeester heeft aan het besluit van 25 april 2017 ten grondslag gelegd dat uit de bestuurlijke rapportage onder meer volgt dat de politie tijdens een doorzoeking van de woning op 14 februari 2017 in totaal 1.030,94 gram softdrugs heeft aangetroffen. Volgens de burgemeester blijkt uit de bestuurlijke rapportage dat sprake is van een verontrustende situatie. De beschreven activiteiten leiden tot een gevaar voor de openbare orde en een ontoelaatbare druk op het woon- en leefklimaat.

1.2.    [appellant] heeft verzocht om een voorlopige voorziening hangende bezwaar en bij uitspraak van 22 juni 2017 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank het besluit van 25 april 2017 tot zes weken na bekendmaking van het besluit op het bezwaar geschorst. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester niet goed heeft gemotiveerd dat naast de aangetroffen hoeveelheid softdrugs bijkomende omstandigheden er toe leiden dat sprake is van een ernstig geval, zodat in plaats van een waarschuwing tot sluiting kon worden overgegaan.

1.3.    Bij het besluit van 26 september 2017 heeft de burgemeester zich op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd geacht tot sluiting van de woning. Tevens heeft hij vastgehouden aan het standpunt dat sprake was van een ernstige situatie, die een sluiting voor drie maanden rechtvaardigde. Vanwege het verstrijken van de tijd sinds de doorzoeking van de woning op 14 februari 2017 heeft de burgemeester echter afgezien van feitelijke uitvoering van het besluit tot sluiting.

1.4.    Het beroep van [appellant], waarin hij bij de rechtbank heeft betwist dat sprake was van een overtreding en heeft aangevoerd dat het besluit diffamerend is, heeft de rechtbank ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. Volgens de rechtbank heeft de burgemeester zich op het standpunt mogen stellen dat zich een ernstig geval in de zin van het Damoclesbeleid gemeente Woerden voordeed. De burgemeester heeft goed gemotiveerd waarom hij zich op het standpunt heeft gesteld dat de feiten passen binnen de indicatoren zoals vermeld in het Damoclesbeleid, aldus de rechtbank.

Gronden hoger beroep

2.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om sluiting van de woning te gelasten. Daartoe voert hij aan dat hij niet betrokken was bij de softdrugs die zijn aangetroffen. Op 14 februari 2017 was hij zelf niet aanwezig in de woning, omdat hij gedetineerd was in Duitsland, zodat hem niets kan worden verweten. Voorts is er geen betrokkenheid van zijn woning bij de handel in drugs en was er geen sprake van verstoring van de openbare orde. Bovendien betwist hij dat de drugs zijn aangetroffen in de woning. De drugs zijn namelijk weggegooid door iemand die zijn woning heeft verlaten en het is niet duidelijk waar ze zijn gevonden.

[appellant] voert voorts aan dat er geen sprake is van een ernstig geval. Gelet hierop was hooguit een waarschuwing op zijn plaats geweest. Volgens [appellant] is het besluit van 26 september 2017 niet proportioneel. De maatregel, die feitelijk niet ten uitvoer is gebracht, mist het beoogde doel. Hij heeft nu ten onrechte een ‘straf’ op zijn naam staan. Daarnaast zijn ten onrechte feiten uit het verleden bij de besluitvorming betrokken, die los staan van deze zaak. De kans is aanwezig dat hij nu problemen krijgt met de verhuurder en reputatieschade oploopt, aldus [appellant].

Wettelijk kader

3.    Voor de relevante wet- en regelgeving wordt verwezen naar de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.

Het oordeel van de Afdeling

Bestuurlijke rapportage

4.    De burgemeester heeft voor de bestuurlijke rapportage die hij aan het besluit van 25 april 2017 ten grondslag heeft gelegd een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Bij uitspraak van 26 april 2019 heeft de Afdeling bepaald dat de gevraagde beperkte kennisneming van de bestuurlijke rapportage gerechtvaardigd is. Partijen zijn bij brief van 26 april 2019 van deze uitspraak op de hoogte gesteld. Aan [appellant] is gevraagd of hij toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, verleent om mede op grondslag van de bestuurlijke rapportage uitspraak te doen. [appellant] heeft die toestemming geweigerd. De Afdeling heeft daarom geen kennis genomen van de bestuurlijke rapportage.

Bevoegdheid

4.1.    Uit de besluiten van de burgemeester blijkt dat in de bestuurlijke rapportage is aangegeven dat de politie op 14 februari 2017 1.030,94 gram softdrugs heeft aangetroffen. Een deel van de softdrugs werd buiten de woning bij de deur in de tuin aangetroffen en was weggegooid door iemand die vanuit de woning vluchtte. In de woning zijn tevens verschillende bewerkingen van verschillende soorten hennep aangetroffen. Ook is in een tas pepperspray aangetroffen. Uit de bestuurlijke rapportage volgt volgens de burgemeester verder dat de woning al langer betrokken was bij de handel in drugs. De burgemeester heeft gemotiveerd dat [appellant] en zijn familie volgens de bestuurlijke rapportage grote spelers zijn in de drugswereld. In de woning van [appellant] zijn op 14 februari 2017 drie personen aangehouden. Een van deze personen staat in de politiesystemen 76 keer geregistreerd met criminele antecedenten, de andere persoon is zijn broer en heeft 32 registraties en van [appellant] staan 91 criminele antecedenten geregistreerd. Onder deze criminele antecedenten hebben zij allen Opiumwetdelicten geregistreerd staan.

Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2326, heeft overwogen, is artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet van toepassing indien drugs voor verkoop, aflevering of verstrekking in een woning of lokaal aanwezig zijn. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan een 5 gram softdrugs de drugs in beginsel bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. De rechtbank heeft terecht overwogen dat artikel 13b van de Opiumwet ook betrekking heeft op bij woningen behorende erven, zodat de tuin ook onder het bereik van dat artikel valt.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:835) geeft de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs in de woning de burgemeester in beginsel de bevoegdheid om op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bestuursdwang toe te passen. Daarbij mocht de burgemeester uitgaan van de bestuurlijke rapportage. Met de enkele stelling dat de softdrugs niet zijn aangetroffen bij zijn woning en niet uit zijn woning afkomstig zijn, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat de softdrugs niet in zijn woning of bijbehorende tuin aanwezig waren. De aangetroffen hoeveelheid softdrugs van 1030,94 gram, overschrijdt de handelshoeveelheid van 5 gram softdrugs ruim. Die hoeveelheid wordt dus in beginsel geacht deels of geheel bestemd te zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was toepassing aan artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet te geven.

Het betoog faalt.

Gebruikmaking van de bevoegdheid

4.2.     Ter uitvoering van de in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet neergelegde bevoegdheid heeft de burgemeester het Damoclesbeleid vastgesteld. Hieruit volgt dat in het geval van verkoop, aflevering, of verstrekking of het daartoe aanwezig hebben van softdrugs als bedoeld in lijst II, in woningen en bijbehorende erven bij een eerste overtreding een waarschuwing wordt gegeven. In ernstige gevallen wordt daarvan afgezien en direct overgegaan tot sluiting van de woning voor drie maanden. Volgens het Damoclesbeleid is de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid softdrugs onvoldoende om te kunnen spreken van een ernstig geval. Er moet sprake zijn van bijkomende omstandigheden.

In het Damoclesbeleid zijn de belangrijkste feiten en omstandigheden die duiden op ernstige gevallen in de indicatorenlijst opgenomen. De indicatoren zijn:

- de hoeveelheid aangetroffen middelen;

- de mate waarin de woning betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is;

- strafbare feiten, geweldsdelicten of verboden wapenbezit. Hierbij kan gedacht worden aan personen met antecedenten op deze gebieden;

- vermoedens van verwijtbaar gedrag van bewoner(s)/betrokkene(n);

- de mate van gevaar of risico’s voor het woon- en leefklimaat.

De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de burgemeester in het besluit van 26 september 2017 voldoende heeft gemotiveerd waarom sprake is van een ernstig geval. De burgemeester heeft van belang mogen achten dat er verschillende bewerkingen van hennep zijn aangetroffen en gripzakjes, als gevolg waarvan hij ervan mocht uitgaan dat sprake was van drugshandel. Daarbij mocht de burgemeester van belang achten dat sprake leek te zijn van georganiseerde criminaliteit. De personen die tijdens de huiszoeking zijn aangehouden hebben een groot aantal criminele antecedenten geregistreerd staan, onder meer op grond van overtreding van de Opiumwet. [appellant] is meermalen met deze personen in verband gebracht. Daarbij is voor de burgemeester eveneens van belang geweest dat hij de horecazaak van de broer van [appellant] recent had gesloten onder aanzegging van bestuursdwang en ook de woning van de ouders in verband met drugshandel. Uit verschillende meldingen blijkt dat de woning al langer betrokken was bij drugshandel.

De burgemeester heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat sprake was van een ernstig geval en dat sluiting van de woning voor een periode van drie maanden in overeenstemming was met het Damoclesbeleid. De door [appellant] aangevoerde omstandigheden brengen niet met zich mee dat het handelen overeenkomstig dit beleid onevenredig is in de zin van artikel 4:84 van de Awb. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de opgelegde sanctie betrekking heeft op de woning en niet punitief van aard is. Verder is niet gebleken dat [appellant] zonder woonruimte is komen te zitten, nu de burgemeester heeft afgezien van de feitelijke uitvoering van het besluit tot sluiting van zijn woning. Evenmin is gebleken dat [appellant] door de sluiting problemen heeft ondervonden met de verhuurder van zijn woning.

Het betoog faalt.

5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.

w.g. Slump    w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2019

176-893.

BIJLAGE

Artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht

1. Partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.

[…]

5. Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan hij slechts met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die inlichtingen onderscheidenlijk die stukken uitspraak doen. Indien de toestemming wordt geweigerd, wordt de zaak verwezen naar een andere kamer.

Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht

Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 13b eerste lid van de Opiumwet

1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Damoclesbeleid gemeente Woerden

[…]

In deze beleidsregels is vastgelegd hoe wordt opgetreden na constatering van specifieke overtredingen. In onderstaande handhavingsmatrix is dit schematisch weergegeven. Hierbij is een onderscheid gemaakt in situaties waarin harddrugs worden aangetroffen en situaties waarin softdrugs worden aangetroffen. Tevens is er dus onderscheid gemaakt tussen de overtreding bij woningen en bij lokalen. Bij de enkele aanwezigheid van softdrugs in een woning zal in beginsel eerst een waarschuwingsbrief wordt verstuurd aan de betrokkene(n). Wanneer er echter sprake is van een ernstig geval, wordt deze eerste stap overgeslagen en volgt direct sluiting voor 3 maanden. De burgemeester hanteert de regel dat indien sprake is van een ernstig geval een stap uit de handhavingsmatrix kan worden overgeslagen.

De belangrijkste feiten en omstandigheden die duiden op ernstige gevallen, staan in onderstaande indicatorenlijst vermeld. De indicatorenlijst heeft een alternatief en geen cumulatief karakter. De indicatorenlijst is nadrukkelijk een hulpmiddel. Voor toepassing van de maatregel moet uiteraard altijd eerst gekeken worden of voldaan wordt aan de criteria van artikel 13b Opiumwet en de voorwaarden zoals gesteld in dit beleid.

Indicatorenlijst

- De hoeveelheid aangetroffen middelen: is er sprake van handelshoeveelheden van verschillende middelen of een combinatie van hard- en softdrugs? Het aantreffen van een handelshoeveelheid op zichzelf is al voldoende om handel aan te nemen; daadwerkelijke verkoop, afleveren of verstrekken hoeft niet aangetoond te worden.

- De mate waarin de woning of het lokaal betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is. Hierbij kan gedacht worden aan (waarnemingen van) aanloop van personen die met drugshandel en/of -gebruik in verband kunnen worden gebracht, of het aantreffen van attributen in de woning die op handel in verdovende middelen wijst, zoals weegschalen, luxe goederen, grote hoeveelheden contant geld, versnijdingsmaterialen, verpakkings-materialen, etc.

- Strafbare feiten, geweldsdelicten, wapenbezit als bedoeld in de wet Wapens en Munitie of andere openbare orde-delicten gerelateerd aan de woning of het lokaal. Hierbij kan gedacht worden aan gerelateerde feiten in de zin dat in de woning of het lokaal personen worden aangetroffen met antecedenten op het gebied van geweld, drugs of wapenbezit, of zich ten aanzien van dergelijke feiten recidivist hebben getoond. Ook kan aantoonbare (drugs)overlast met betrekking tot het pand of andere panden van de eigenaar een rol spelen.

- Vermoedens van verwijtbaar gedrag van bewoner(s)/betrokkene(n) of betrokkenheid bij personen met antecedenten. Hierbij kan gedacht worden aan aantoonbare relaties van bewoner(s)/betrokkene(n) met personen die bij de politie bekend staan als drugshandelaren, al dan niet in georganiseerd verband, of die bekend staan in verband met georganiseerde criminaliteit.

- De mate van gevaar of risico voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en/of omwonende(n). Hierbij kan gedacht worden aan een buurt waarin de woning of het lokaal zich bevindt (staat de omgeving van de woning al langer onder druk in verband met drugsoverlast, bijvoorbeeld blijkend uit een negatieve score op de veiligheidsindex, dan kan worden overwogen dat een drugsvondst sneller het toch al broze woon- en leefklimaat in gevaar brengt) of de drugsoverlast die in de directe omgeving wordt ondervonden.

[…]

De burgemeester reageert op de hierna vermelde wijze op handel in

Handhavingsmatrix 2: In geval van verkoop, aflevering of verstrekking of het daartoe aanwezig hebben van softdrugs, als bedoeld in lijst II, in woningen en bijbehorende erven

Frequentie    Sanctie

1e overtreding    Waarschuwing tot 3 maanden sluiting

2e overtreding binnen twee jaar    3 - 6 maanden sluiting

3e overtreding binnen twee jaar    6 - 12 maanden sluiting

In ernstige gevallen wordt afgezien van het sturen van een waarschuwing en direct overgegaan tot sluiting van de woning voor drie maanden. Hierbij wordt direct opgemerkt dat in geval van (handel in) harddrugs in of vanuit een woning per definitie geen waarschuwing wordt gegeven. Harddrugs zorgen vanuit hun aard voor een nog grotere verstoring van de openbare orde en worden daarom per definitie beschouwd als een ernstige overtreding waarbij een waarschuwing niet op zijn plaats is.