Uitspraak 201806628/1/A3


Volledige tekst

201806628/1/A3.
Datum uitspraak: 29 mei 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Marigiris B.V., gevestigd te Amsterdam,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 juli 2018 in zaak nr. 17/4384 in het geding tussen:

Marigiris B.V.

en

de burgemeester van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2016 heeft de burgemeester de aan Marigiris B.V. verleende exploitatievergunning, voor zover betrekking hebbend op het terras aan het Rokin 100, per 1 april 2017 ingetrokken.

Bij besluit van 15 juni 2017 heeft de burgemeester het door Marigiris B.V. daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij besluit van 6 september 2017 heeft de burgemeester het besluit van 15 juni 2017 gewijzigd, in die zin dat Marigiris B.V. het terras aan het Rokin 100 per 15 september 2017 dient te verwijderen.

Bij uitspraak van 6 juli 2018 heeft de rechtbank de door Marigiris B.V. tegen de besluiten van 15 juni 2017 en 6 september 2017 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft Marigiris B.V. hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 april 2019, waar Marigiris B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. G.L.M. Teeuwen, advocaat te Amsterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M. Boermans en mr. S.M. van Gerven, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Marigiris B.V. exploiteert het café-restaurant Meneer Paprika aan het Rokin 100 in Amsterdam. Op 27 mei 2016 heeft zij een aanvraag ingediend om een vergunning voor het exploiteren van een zwak alcoholhoudende drank schenkend horecabedrijf met een terras aan de zijde van de Watersteeg en aan het Rokin. De burgemeester heeft op 19 juli 2016 aan haar een exploitatievergunning voor een horecabedrijf met terras verleend. Bij dit besluit heeft de burgemeester aan Marigiris B.V. aangekondigd dat het terras aan de zijde van het Rokin per 1 april 2017 komt te vervallen en dat Marigiris B.V. hiervoor een afzonderlijk besluit ontvangt.

Besluitvorming burgemeester

2.    De burgemeester heeft bij besluit van 7 december 2016 op grond van artikel 1.7, aanhef en onder b, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (hierna: APV) de aan Marigiris B.V. verleende exploitatievergunning, voor zover die ziet op het terras aan het Rokin 100, per 1 april 2017 ingetrokken. Hij heeft aan de intrekking het volgende ten grondslag gelegd. In de Terrassennota 2008 evenals in het Terrassenbeleid 2011 is opgenomen dat de doorloopruimte voor voetgangers op het trottoir op het Rokin 6 meter dient te zijn. Op 12 februari 2014 is in het kader van het Project De Rode Loper het definitief ontwerp voor de herinrichting van het Rokin vastgesteld. Vanwege het feit dat er in het metrostation Rokin, onderdeel van de Noord-Zuidlijn, een fietsenstalling is gebouwd en de entrees van deze stalling voor de deur van het horecabedrijf van Marigiris B.V. liggen, is de doorloopruimte na de herinrichting versmald tot een breedte van 5,45 meter. Er is derhalve geen ruimte meer voor het plaatsen van een terras aan de zijde van het Rokin, reden waarom het terras per 1 april 2017 dient te worden verwijderd, aldus de burgemeester.

3.    In het besluit op bezwaar van 15 juni 2017 heeft de burgemeester het besluit van 7 december 2016, gehandhaafd. De burgemeester heeft de motivering van dat besluit aangevuld in die zin dat het besluit is genomen op grond van artikel 3.17, in verbinding gelezen met artikel 1.7, aanhef en onder b en f, van de APV. De burgemeester heeft voorts overwogen dat er in dit concrete geval is getoetst of er bijzondere omstandigheden zijn die nopen tot afwijking van het terrassenbeleid, maar dat daarvan niet is gebleken, zodat in overeenstemming met het beleid is beslist.

In het besluit op bezwaar van 6 september 2017 heeft de burgemeester het besluit van 15 juni 2017 in die zin gewijzigd dat het terras aan het Rokin per 15 september 2017 dient te worden verwijderd.

Hoger beroep Marigiris B.V.

4.    Marigiris B.V. betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat  er geen sprake is van gewijzigde wet- of regelgeving, dan wel gewijzigde omstandigheden of inzichten die het voor de burgemeester noodzakelijk maken dat de aan haar verleende exploitatievergunning, voor zover die ziet op het terras aan het Rokin, moet worden ingetrokken. Zij voert ter onderbouwing aan dat in geen van de beleidsdocumenten die de burgemeester aan de intrekking ten grondslag heeft gelegd, een deugdelijke onderbouwing is te vinden waarom de doorloopruimte op het Rokin 6 meter dient te zijn. Zij wijst erop dat er geen verkeerskundig onderzoek heeft plaatsgevonden. Dit klemt temeer nu zij zelf wel een verkeerskundig onderzoek heeft laten uitvoeren, waaruit volgt dat kan worden volstaan met een beperktere doorloopruimte van 3,65 meter. Slechts in het geval van een hoge voetgangersintensiteit zou een doorloopruimte van 3,65 meter verkeerskundig gezien niet voldoende zijn, maar tot op heden is niet gebleken dat daarvan sprake was. Volgens Marigiris B.V. blijkt uit haar eigen bevindingen dat de komst van de Noord-Zuidlijn niet heeft geleid tot een hogere voetgangersintensiteit op de westzijde van het Rokin. De realisatie van het Project De Rode Loper heeft de voetgangersstroom namelijk voor een groot deel verplaatst naar de overzijde van het Rokin. Marigiris B.V. wijst er ten slotte op dat ondernemers op het Rokin bloembakken hebben geplaatst met toestemming van de gemeente ter plaatse waarvan ook niet aan de afstandseis van 6 meter wordt voldaan. Hieruit blijkt dat een doorloopruimte van 6 meter niet noodzakelijk is, aldus Marigiris B.V.

4.1.    Tot 17 juni 2011 gold in Amsterdam voor vergunningverlening voor terrassen het in de Terrassennota 2008 neergelegde beleid en nadien het Terrassenbeleid 2011.

4.2.    In de Terrassennota 2008 is onder meer opgenomen dat voetgangers en fietsers zich overal in de binnenstad veilig en comfortabel moeten kunnen voortbewegen. Prioriteit wordt gegeven aan de toegankelijkheid voor ouderen en mindervaliden. Voetgangers dienen zich als kwetsbare verkeersdeelnemers overal veilig te kunnen verplaatsen door de Amsterdamse binnenstad. In eerste instantie is de openbare ruimte bedoeld voor de voetganger, zodat deze zich veilig en niet gehinderd door objecten kan voortbewegen, aldus paragraaf 1.2 van de Terrassennota 2008.

In paragraaf 3.1. is als hoofdregel neergelegd dat de op het trottoir aanwezige doorloopruimte voor voetgangers minimaal 1,50 meter bedraagt. Een veilige doorloopruimte is voldoende breed indien mensen elkaar goed kunnen passeren. Daarnaast is het trottoir obstakelvrij, hetgeen betekent dat straatmeubilair, (winkel)uitstallingen en terrassen buiten de looproute zijn geplaatst. In paragraaf 3.7. zijn de gebiedsgerichte uitzonderingen opgenomen. In paragraaf 3.7.4. is onder meer bepaald dat voor het Damrak en de westzijde van het Rokin de maatvoering  van terrassen op 3,5 meter wordt gesteld, onder voorwaarde dat er 6 meter doorloopruimte overblijft voor de voetgangers. Omdat het trottoir hier breed is, zijn deze straten niet uitgesloten van terrassen. Om de doorstroming van voetgangers te waarborgen moet de 6 meter doorloopruimte gewaarborgd blijven, aldus de terrassennota 2008.

4.3.    In het Terrassenbeleid 2011 zijn de huidige uitgangspunten voor terrassen in Amsterdam neergelegd. Ook in dit beleid is als algemene regel bepaald dat de op het trottoir aanwezige doorloopruimte voor voetgangers minimaal 1,50 meter bedraagt. Ook in dit beleid zijn gebiedsgerichte uitzonderingen opgenomen ten aanzien van het Damrak en de westzijde van het Rokin. Op het Damrak worden terrassen toegestaan tot maximaal 3,5 meter uit de gevel, mits er een ruimte van tenminste 6 meter voor de voetgangers overblijft. Voor de westzijde van het Rokin geldt in principe dezelfde regeling als voor het Damrak. Echter, door de werkzaamheden voor de Noord-Zuidlijn kan het profiel van de straat en daarmee de breedte van het trottoir (tijdelijk) wijzigen waardoor de gestelde doorloopruimte van 6 meter niet gewaarborgd kan worden. De terrassen aan de westzijde van het Rokin blijven daarom ongewijzigd totdat met de herprofilering gestart wordt. Alleen in die gevallen dat de doorloopruimte voor voetgangers in het geding raakt, kan een terrasvergunning (tijdelijk) worden gewijzigd of ingetrokken, aldus het Terrassenbeleid 2011.

4.4.    Op 12 februari 2014 heeft de raad van de gemeente Amsterdam De Rode Loper vastgesteld. In paragraaf 2 is opgenomen dat de westzijde van het Rokin de drukste wandelroute is, dat de ambitie van De Rode Loper is om meer ruimte voor de voetganger te creëren en dat hier het trottoir zo obstakelvrij mogelijk is gehouden. Terrassen aan de westzijde van het Rokin blijven mogelijk onder de voorwaarden zoals gesteld in het Terrassenbeleid. Dit betekent dat een terras is toegestaan tot maximaal 3,5 meter uit de gevel, mits een vrije doorloopruimte van 6 meter overblijft, aldus De Rode Loper. Ter zitting van de Afdeling heeft de burgemeester toegelicht dat De Rode Loper het visitekaartje van de stad moet worden, dat het Damrak en het Rokin de entree naar de stad zijn en dat uitdrukkelijk ervoor is gekozen ruim baan te bieden aan de voetganger.

4.5.    De burgemeester heeft in zijn besluit op bezwaar ook gewezen op de notitie "Stand van zaken voetganger". Hierin wordt de verwachting geuit dat het voetgangersverkeer na de opening van de Noord-Zuidlijn toeneemt, met name rond de entrees van de Noord-Zuidlijn.

4.6.    De Afdeling overweegt dat de burgemeester bij het vaststellen van beleid beleidsruimte toekomt. Uit het hiervoor beschreven beleid blijkt dat de burgemeester over een periode van zo’n tien jaar het beleid voert waarbij de prioriteit aan de voetganger wordt gegeven, dat voor de westzijde van het Rokin consequent wordt uitgegaan van een doorloopruimte van 6 meter en dat verwacht wordt dat de voetgangersintensiteit zal toenemen als gevolg van het Project De Rode Loper en de komst van de Noord-Zuidlijn.

Gelet hierop acht de Afdeling met de rechtbank de beleidskeuze van de burgemeester om een doorloopruimte van 6 meter te hanteren niet onredelijk. Dat aan die vaststelling geen specifiek verkeerskundig onderzoek ten grondslag ligt, maakt dat niet anders. Het uitvoeren van een verkeerskundig onderzoek bij een exploitatievergunning is geen verplichting. Daarnaast is van belang dat de keuze om een doorloopruimte van 6 meter te hanteren niet uitsluitend is ingegeven door verkeerskundige motieven, maar ook vanuit de wens om het Rokin, als onderdeel van De Rode Loper, de entree tot de stad te laten zijn voor de voetganger die Amsterdam bezoekt. De burgemeester heeft in dat verband er bewust voor gekozen om voldoende ruimte aan de voetganger te bieden. Over de stelling van Marigiris B.V. dat uit de omstandigheid dat er bloembakken zijn geplaatst op het trottoir kan worden afgeleid dat een doorloopruimte van 6 meter niet noodzakelijk is, overweegt de Afdeling dat de burgemeester in zijn schriftelijke uiteenzetting gemotiveerd uiteen heeft gezet dat deze bloembakken zonder vergunning zijn geplaatst ter gelegenheid van de opening van de Noord-Zuidlijn. De burgemeester heeft derhalve geen toestemming hiervoor gegeven en heeft de plaatsing daarvan dan ook niet kunnen toetsen aan de minimale doorloopruimte.

Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat ter plaatse van het Rokin 100 pas tot vergunningverlening voor een terras kan worden overgegaan als een doorloopruimte van 6 meter gewaarborgd blijft.

De burgemeester heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een gewijzigde omstandigheid als bedoeld in artikel 1.7, aanhef en onder b, van de APV op grond waarvan hij de vergunning deels mocht intrekken. Die omstandigheid is dat op 12 februari 2014 in het kader van het Project De Rode Loper het definitieve ontwerp voor de herinrichting van het Rokin is vastgesteld en dat er in het metrostation Rokin een fietsenstalling is gebouwd en de entrees van deze stalling voor de deur van het horecabedrijf van Marigiris B.V. liggen, waardoor de doorloopruimte na de herinrichting is versmald tot een breedte van 5,45 meter. Het terrasdeel aan het Rokin werd tot dan toe, in lijn met het Terrassenbeleid 2011, uit coulance toegestaan met het oog op de overlast van de werkzaamheden aan de Noord-Zuidlijn voor de ondernemers. Nadat de werkzaamheden voorbij waren en de herprofilering gereed was, bestond er derhalve aanleiding voor de burgemeester om de vergunning weer in te trekken hetgeen hij bij verlening van de vergunning al had aangekondigd.

Het betoog faalt.

5.    Marigiris B.V. betoogt voorts dat de rechtbank haar beroep op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ten onrechte heeft verworpen. Zij voert ter onderbouwing aan dat zij een zwaarwegend belang heeft bij het behoud van het terras aan de zijde van het Rokin, omdat de aanwezigheid van het terras de aandacht trekt van potentiële gasten. De burgemeester heeft in zijn besluitvorming niet kunnen volstaan met een verwijzing naar het beleid, maar diende alle omstandigheden van het geval in zijn beoordeling te betrekken, aldus Marigiris B.V.

5.1.    Ingevolge artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Anders dan Marigiris B.V. stelt, heeft de burgemeester in zijn besluit op bezwaar alle omstandigheden van het geval in zijn beoordeling betrokken. De bezwaarschriftencommissie is in haar advies namelijk op alle omstandigheden ingegaan en de burgemeester heeft dit advies integraal aan zijn besluit op bezwaar ten grondslag gelegd. De burgemeester behoefde in de door Marigiris B.V. opgeworpen omstandigheden voorts geen aanleiding te zien om van zijn beleid af te wijken. Hiertoe is van belang dat Marigiris B.V. weliswaar heeft gesteld een zwaarwegend financieel belang te hebben bij behoud van het terras, maar zij heeft geen financiële stukken overgelegd, waaruit kan worden afgeleid dat aannemelijk is dat zij door de afwezigheid van het terras aan de zijde van het Rokin ernstig financieel nadeel lijdt. Overigens heeft de bestuurder van Marigiris B.V. ter zitting van de rechtbank verklaard dat het op het Rokin wat betreft voetgangers drukker is geworden en dat hij merkt dat hij meer klandizie heeft.

De conclusie is dat de rechtbank het beroep op artikel 4:84 van de Awb terecht heeft verworpen.

Het betoog faalt.

6.    Marigiris B.V. betoogt dat de rechtbank ten onrechte haar beroep op het vertrouwensbeginsel heeft verworpen. Zij voert hiertoe aan dat zij voorafgaand aan de aankoop van de onderneming de exploitatievergunning van de verkoper, B&B Catering, van 24 april 2015 heeft gezien. In die exploitatievergunning, die een looptijd had tot 1 april 2020, waren geen beperkende voorwaarden opgenomen wat betreft de exploitatie van een terras aan de Rokin-zijde. Zij wijst erop dat die vergunning is verleend na het gereedkomen van het definitieve ontwerp van het Project De Rode Loper. Gelet op deze voorgeschiedenis mocht zij erop vertrouwen dat ook zij een exploitatievergunning zou krijgen zonder beperkende voorwaarden ten aanzien van het terras, aldus Marigiris B.V.

6.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in bijvoorbeeld de uitspraak van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:597, is voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nodig dat er aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend.

De rechtbank heeft terecht overwogen dat niet is gebleken van aan de burgemeester toe te rekenen toezeggingen aan Marigiris B.V. in vorenbedoelde zin. Enig bewijs hiertoe heeft Marigiris B.V. niet geleverd. De enkele ter zitting van de Afdeling ingenomen stelling dat ten tijde van de investeringsbeslissing telefonisch contact is geweest met de gemeente is hiertoe onvoldoende. De rechtbank heeft bovendien terecht erop gewezen dat het tegendeel het geval is nu de burgemeester reeds bij verlening van de exploitatievergunning op 19 juli 2016 aan Marigiris B.V. heeft medegedeeld dat in verband met de herinrichting in het kader van het Project De Rode Loper het terras aan de zijde van het Rokin per 1 april 2016 komt te vervallen.

Het betoog faalt.

7.    Marigiris B.V. betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte haar beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft verworpen. Zij voert hiertoe aan dat terrassen op het Rokin 18 en het Damrak 80/81 eveneens niet voldoen aan de afstandseis van 6 meter en dat daartegen niet wordt opgetreden door de burgemeester.

7.1.    Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel moet sprake zijn van rechtens gelijke gevallen, die de burgemeester ongelijk heeft behandeld. De burgemeester heeft in zijn schriftelijke uiteenzetting toegelicht dat eveneens handhavingsacties zijn verricht ten aanzien van de terrassen op het Rokin 18 en het Damrak 80/81. Derhalve is er geen sprake van een ongelijke behandeling. De rechtbank heeft daarom terecht het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen.

Het betoog faalt.

8.    Het betoog van Marigiris B.V. over strijdigheid met Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB 2006, L 376/36) voert zij eerst in hoger beroep aan. Nu niet is gebleken waarom Marigiris B.V. dit niet bij de rechtbank heeft kunnen aanvoeren, en Marigiris B.V. dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen had behoren te doen, moet dit betoog in hoger beroep buiten beschouwing worden gelaten. Overigens heeft de gemachtigde van Marigiris B.V. ter zitting van de Afdeling erkend dat Marigiris B.V. dit betoog eerder had kunnen aanvoeren.

Conclusie

9.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, voorzitter, en mr. H. Bolt en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.

w.g. Kramer    w.g. Soffner
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2019

818.

BIJLAGE

APV

Artikel 1.7 Algemene gronden voor wijziging of intrekking

Het bevoegde bestuursorgaan kan een vergunning of ontheffing geheel of gedeeltelijk wijzigen of intrekken als:

a. [...]

b. dit vanwege veranderde wetgeving of gewijzigde omstandigheden of inzichten noodzakelijk is in het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of de ontheffing is vereist;

[..]

f. dit noodzakelijk is ter bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of de ontheffing is vereist;

[…]

Artikel 3:17 Terrassen

1. Als een vergunningaanvraag tevens betrekking heeft op de exploitatie van één of meer terrassen beslist de burgemeester, voorzover deze terrassen zich op de weg bevinden, ook over de ingebruikneming van de weg ten behoeve van het terras, dit in afwijking van het bepaalde in artikel 4.3. van deze verordening.

[…]

Terrassenbeleid 2011

[…]

3. uitgangspunten

Voor het bepalen van locaties waar terrassen wel of niet mogelijk zijn, staat de toegankelijkheid van de openbare ruimte voor voetgangers voorop. […]

3.1 Uitgangspunten terrassen

Voor de beoordeling of een terras is toegestaan en welke afmeting dat terras dan mag hebben gelden de volgende hoofdregels:

1. de op het trottoir aanwezige doorloopruimte voor voetgangers bedraagt minimaal 1,50 meter;

2. het terras moet direct aansluitend aan en recht voor en / of tegenover de gevel worden geplaatst;

3. het terras is niet breder dan de gevel;

4. de minimale diepte van een terras is 0,8 meter;

5. de maximale diepte van een terras bedraagt 3,5 meter of de helft van het trottoir indien het trottoir breder is dan 7 meter.

In de volgende paragrafen wordt elk van de vijf bovenstaande hoofdregels toegelicht en vervolgens worden de bijzonderheden en uitzonderingen behandeld.

[…]

3.7.4  Uitzonderingen

[…]

Damrak

Op het Damrak worden terrassen toegestaan tot maximaal 3,5 meter uit de gevel, mits er een ruimte van tenminste 6 meter voor de voetgangers overblijft. Omdat het trottoir hier breed is, is deze straat niet uitgesloten van terrassen. Om de doorstroming van voetgangers te waarborgen moet de 6 meter doorloopruimte gewaarborgd blijven.

Rokin

Voor de westzijde van het Rokin geldt in principe dezelfde regeling als voor het Damrak. Echter, door de werkzaamheden voor de Noord-Zuidlijn kan het profiel van de straat en daarmee de breedte van het trottoir (tijdelijk) wijzigen waardoor de gestelde doorloopruimte van 6 meter niet gewaarborgd kan worden. De terrassen aan de westzijde van het Rokin blijven daarom ongewijzigd totdat met de herprofilering gestart wordt. Alleen in die gevallen dat de doorloopruimte voor voetgangers in het geding raakt, kan een terrasvergunning (tijdelijk) worden gewijzigd of ingetrokken.

Voor de oostzijde van het Rokin geldt het algemene terrassenbeleid.

Bij herprofilering van het Damrak, Rokin en de Vijzelstraat/Vijzelgracht, in het kader van het Project De Rode Loper, wordt bekeken op welke manier terrassen kunnen bijdragen aan een kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte. Mogelijk worden hiervoor aparte terrassenplannen opgesteld.

[…]

Terrassennota 2008

[…]

3.1.1 Vrije doorloopruimte voor voetgangers en mindervaliden

Voetgangers en minder validen moeten van de stoep gebruik kunnen maken. Het is vanwege de (verkeers)veiligheid onwenselijk dat voetgangers door een terras op de rijbaan moeten lopen. Uit onderzoek (informatie: website SWOV (nationale wetenschappelijke instituut voor verkeersveiligheidsonderzoek)) blijkt dat het grootste aantal ernstige ongevallen met voetgangers plaatsvindt in gevallen waarbij voetgangers van de rijbaan gebruik maken.

[…]

3.7 Gebiedsgerichte uitzonderingen

Het dagelijks bestuur streeft er naar om in overleg met bewoners en ondernemers gebiedsgericht beleid te ontwikkelen waarbij rekening wordt gehouden met het woon- en leefklimaat.

[…]

3.7.4 (Her)bevestiging uitzonderingen

[…]

Voor het Damrak en de westzijde van het Rokin wordt de maatvoering op 3,5 meter gesteld, onder voorwaarde dat er 6 meter doorloopruimte overblijft voor de voetgangers. Omdat het trottoir hier breed is, zijn deze straten niet uitgesloten van terrassen. Om de doorstroming van voetgangers te waarborgen moet de 6 meter doorloopruimte gewaarborgd blijven. […]

[…]