Uitspraak 201805200/1/R2


Volledige tekst

201805200/1/R2.
Datum uitspraak: 22 mei 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Wintelre, gemeente Eersel,

en

de raad van de gemeente Eersel,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 april 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Koemeersdijk, vierde herziening" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 mei 2019, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door B. Joosten, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Het plan is een partiële herziening van het bestemmingsplan "Koemeersdijk Wintelre", dat door de raad is vastgesteld op 5 oktober 2010 (hierna: het vorige plan). Het plan voorziet in (de bouw van) 4 naast elkaar staande woningen aan de Slikdijk te Wintelre. [appellant] woont aan de [locatie] te Wintelre. Het plan maakt, naast een woning op het perceel van [appellant], zowel een woning direct ten westen als een woning direct ten oosten van de woning van [appellant] mogelijk. [appellant] kan zich niet met het plan verenigen voor zover de maximum goot- en bouwhoogtes van de direct ten oosten en ten westen van zijn perceel voorziene woningen, hoger zijn dan op grond van het vorige plan was toegestaan. [appellant] had andere verwachtingen van het wonen aan de Slikdijk.

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

3.    [appellant] vreest als gevolg van de verwezenlijking van het plan voor een aantasting van zijn privacy, uitzicht en het aanzien van zijn woning en voor een vermindering van zonlicht in zijn tuin en op zijn zonnepanelen. Hij voert hiertoe aan dat de goot- en bouwhoogte van de met het plan mogelijk gemaakte woningen te hoog zijn. [appellant] stelt dat de raad bij het vaststellen van het plan heeft aangesloten bij het Beeldkwaliteitsplan Koemeersdijk Wintelre (hierna: het Beeldkwaliteitsplan), terwijl de planlocatie op de Slikdijk georiënteerd is. Bovendien is het besluit volgens hem ondeugdelijk gemotiveerd omdat de goot- en bouwhoogte van omliggende woningen, anders dan de raad stelt, lager is dan de goot- en bouwhoogte van de in het plan voorziene woningen.

4.    De raad stelt zich op het standpunt dat de toegestane maximum goot- en bouwhoogte tot de nodige flexibiliteit leidt en dat met deze goot- en bouwhoogte beter wordt aangesloten bij de goot- en bouwhoogte van omliggende woningen.

5.    Vast staat dat de planregels, bezien in samenhang met de verbeelding, ter plaatse een goot- en bouwhoogte mogelijk maken van 6 onderscheidenlijk 9 m. Onder de werking van het vorige plan was dat 3,5 onderscheidenlijk 7 m. Op grond van het bestemmingsplan "Koemeersdijk Wintelre" is aan omliggende woningen in het plangebied een maximum goot- en bouwhoogte van 6 m onderscheidenlijk 9 of 9,5 m toegekend.

Vaststaat dat de woning van [appellant] op een afstand van ongeveer 10 m van zowel het ten oosten van zijn perceel gelegen bouwvlak als het ten westen van zijn perceel gelegen bouwvlak staat.

De Afdeling stelt vast dat enig verlies van uitzicht, privacy en zonlicht op het perceel van [appellant] ten gevolge van het plan niet uit te sluiten is. Gelet op de beperkte goot- en bouwhoogte van de voorziene woningen, de afstand van de woning van [appellant] tot de aan weerszijden van zijn woning gelegen bouwvlakken en de omstandigheid dat de woning van [appellant] in een bebouwde omgeving staat, heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling evenwel in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat verwezenlijking van het plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het uitzicht en de privacy van [appellant] of tot een onaanvaardbare vermindering van het zonlicht op het perceel van [appellant]. Hierbij betrekt de Afdeling mede dat de voorziene woningen naast en merendeels ten oosten en ten westen, en niet ten zuiden van de woning van [appellant] zijn gesitueerd. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd heeft de raad verder geen aanleiding hoeven zien voor het oordeel dat de goot- en bouwhoogte van de in het plan voorziene woningen dermate afwijken van de goot- en bouwhoogte van de woning van [appellant] dat geoordeeld moet worden dat verwezenlijking van het plan leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het aanzien van de woning van [appellant]. Gelet op de omstandigheid dat de maximum goot- en bouwhoogte van de in het plan voorziene woningen nagenoeg overeenkomen of zelfs lager zijn dan de goot- en bouwhoogte van omliggende woningen in het plangebied, ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd voorts geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de goot- en bouwhoogte van de in het plan voorziene woningen in redelijkheid niet passend in de omgeving heeft kunnen achten en dat de raad het bestreden besluit daarom onvoldoende heeft gemotiveerd. In de enkele door [appellant] gestelde omstandigheid dat het Beeldkwaliteitsplan niet van toepassing zou zijn op bebouwing aan de Slikdijk omdat de bebouwing daar anders zou zijn, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen vasthouden aan het Beeldkwaliteitsplan voor de woningen aan de Slikdijk.

Het betoog faalt.

6.    Het beroep is ongegrond.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.

w.g. Van Ravels
lid van de enkelvoudige kamer

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2019

45-880.