Uitspraak 201810349/2/R2


Volledige tekst

201810349/2/R2.
Datum uitspraak: 9 mei 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Oijen, gemeente Oss,

en

de raad van de gemeente Oss,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Kasteel Oijen - 2017" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 april 2019, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. S. Oord, rechtsbijstandverlener te 's-Hertogenbosch, en de raad, vertegenwoordigd door C.M.L. Cortenbach, zijn verschenen.

Voorts zijn ter zitting de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten, vertegenwoordigd door [drie gemachtigden], als partij gehoord.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Het plan heeft betrekking op het terrein van kasteel Oijen, waar in het verleden een kasteel heeft gestaan. Daarvan zijn in de huidige situatie alleen nog twee zogenoemde 'neerhuizen' overgebleven. Op dit terrein is naast de twee neerhuizen ook een voormalig stalgebouw van latere datum aanwezig. Het complex is eigendom van Vereniging Natuurmonumenten en het echtpaar Van Schijndel is de exploitant van het complex.

Het plan voorziet in een herbestemming van deze drie gebouwen en in de herbouw van een toegangsbrug die eerder aanwezig was. Aan de gronden waarop de beide neerhuizen en de voormalige stal staan, is in het plan een recreatieve functie toegekend door middel van de bestemming "Cultuur en ontspanning". Aan beide neerhuizen is in de verbeelding een eigen specifieke aanduiding toegekend. Beide neerhuizen zijn daarmee bestemd als recreatieve groepsaccommodatie en in de neerhuizen zullen 16 slaapkamers voor maximaal 32 personen worden gerealiseerd. Het oostelijke neerhuis is daarnaast ook bestemd voor het houden van huwelijksvoltrekkingen, vergaderingen, workshops en rondleidingen. Op de gronden tussen beide neerhuizen en de voormalige stal is door middel van een aanduiding een terras toegestaan. Het voormalige stalgebouw is door middel van aanduidingen voor ongeveer 1/3 deel bestemd als brasserie en voor ongeveer 2/3 deel bestemd als bedrijfswoning. Verder voorziet het plan met aanduidingen onder meer in een 2e terras en een parkeerplaats voor maximaal 70 auto's.

[verzoeker] woont naast het terrein van kasteel Oijen en vreest met name voor geluidsoverlast als gevolg van de activiteiten die in het plan worden toegestaan.

3.    Het plan voorziet - afgezien van de toegangsbrug - niet in nieuwe bouwmogelijkheden of vergroting van de bestaande gebouwen. Het verzoek van [verzoeker] is ook uitsluitend gericht tegen de wijziging van het toegestane gebruik van het terrein en van de aanwezige gebouwen. Doorgaans geeft wijziging van het gebruik geen reden tot schorsing van het plan of een deel daarvan, omdat als in de bodemprocedure het bestreden besluit zou worden vernietigd het nieuwe gebruik moet worden gestaakt. Hierdoor leidt wijziging van het toegestane gebruik uit juridisch oogpunt niet tot een onomkeerbare situatie. Dit is anders indien een functiewijziging van de gronden of de bestaande bebouwing gepaard gaat met feitelijk onomkeerbare gevolgen.

4.    Het plan staat weliswaar meer en ander gebruik toe op het terrein dan eerder is vergund of het voorheen geldende plan toestond, maar de voorzieningenrechter volgt vooralsnog de raad in het standpunt dat de omvang van die activiteiten kleinschalig van aard is en dat de Structuurvisie buitengebied Oss uit 2015 zich niet verzet tegen die activiteiten op deze locatie. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat blijkens de ter zitting overgelegde tijdelijke omgevingsvergunning uit 2014 het westelijke neerhuis in beperkte mate wordt gebruikt voor overnachtingen en het oostelijke neerhuis voor huwelijksvoltrekkingen en als vergaderlocatie. De voorzieningenrechter acht aannemelijk - gezien de omvang van het oostelijke neerhuis - dat het feitelijk onmogelijk is om gelijktijdig een huwelijksvoltrekking en een vergadering of workshop te houden en dat dit gebouw aan niet meer dan ongeveer 80 mensen ruimte kan bieden, zodat ook het aantal mensen dat die activiteiten kan bijwonen tot dat aantal beperkt is. Zoals ter zitting door Van Schijndel is toegelicht, is het aantal aanwezigen bij een huwelijksvoltrekking in de praktijk meestal lager. Verder is in de planregels opgenomen dat alle activiteiten niet eerder dan om 09:00 uur mogen beginnen en uiterlijk om 23:00 uur moeten eindigen. Niet is gebleken dat het toegestane gebruik leidt tot feitelijk onomkeerbare gevolgen en gezien het voorgaande hoeft ook niet gevreesd te worden voor zodanige geluidsoverlast voor [verzoeker], dat daarom het plan moet worden geschorst in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure.

Voorts verwacht de voorzieningenrechter niet dat de Afdeling in de bodemprocedure tot het oordeel zal komen dat de gebruiksmogelijkheden zoals die in het plan zijn beoogd toe te staan op zichzelf in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij neemt de voorzieningenrechter de genoemde Structuurvisie in aanmerking. De vraag of dat beoogde gebruik in de planregels nader moet worden vastgelegd zoals [verzoeker] betoogt of dat de geluidnormen in het Activiteitenbesluit milieubeheer reeds voldoende waarborg zijn om geluidsoverlast te voorkomen zoals de raad stelt, leent zich niet voor beantwoording in deze procedure over een voorlopige voorziening en zal in de bodemprocedure aan de orde komen.

5.    De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat zich in afwachting van de behandeling van het beroep door de Afdeling onomkeerbare gevolgen zullen voordoen. Derhalve is niet gebleken van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, griffier.

w.g. Polak    w.g. Vreugdenhil
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2019

571.