Uitspraak 201805463/1/A1


Volledige tekst

201805463/1/A1
Datum uitspraak: 8 mei 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1], wonend te Den Haag,

2.    [appellant sub 2], wonend te Den Haag,

3.    [appellant sub 3], wonend te Den Haag,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 mei 2018 heeft het college het definitief plaatsingsplan II gewijzigde locaties ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC’s) vastgesteld in het stadsdeel Haagse Hout in de wijk Waalsdorp (wijk 77) te Den Haag.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 maart 2019, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [appellant sub 2], [appellant sub 2], [appellant sub 3], en het college, vertegenwoordigd door mr. B. Kapitein-van Beest en J.A. van der Meer, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    In het bestreden besluit heeft het college, door vaststelling van een plaatsingsplan, een gewijzigde locatie voor ORAC’s in het stadsdeel Haagse Hout in de wijk Waalsdorp aangewezen. Volgens de tekst van de Nota van Antwoord op de tegen het ontwerp plaatsingsplan ingebrachte zienswijzen (hierna: de Nota van Antwoord) worden de op locatie 77-13D voorziene ORAC’s verplaatst naar de Van Maudricstraat aan de overkant van de Oostduinlaan. De gewijzigde locatie wordt aangeduid met locatie 77-13E. De ORAC’s worden naast een plantsoen en in het verlengde van een parkeerplaats geplaatst, waar eerder een stoep aanwezig was. Volgens het college wordt vanwege deze verplaatsing de loopafstand wel iets vergroot ten opzichte van de in het ontwerp plaatsingsplan voorziene locatie 77-13D, maar gaat de voorkeur uit naar locatie 77-13E vanwege problemen met de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer op de Oostduinlaan op locatie 77-13D.

Beoordelingskader

2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 28 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3869), komt aan het college bij de keuze voor locaties voor de plaatsing van ORAC's beleidsruimte toe. Dit houdt in dat de Afdeling, aan de hand van de beroepsgronden, beoordeelt of het college in redelijkheid tot zijn keuze voor de aangewezen locatie heeft kunnen komen. Daarbij wordt eerst beoordeeld of het college de locatie geschikt heeft kunnen achten voor de plaatsing van een ORAC. Als dat zo is, wordt vervolgens beoordeeld of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor die locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

2.1.    Bij het bepalen van de locaties voor de ORAC's heeft het college de randvoorwaarden, zoals neergelegd in het "Voorstel van het college inzake 4e Programma Ondergrondse Restafvalcontainers (ORAC's): 1000 extra" met kenmerk RIS 280886 gehanteerd. Deze houden in:

"- Loopafstand: De maximale loopafstand van perceel tot de container mag maximaal 75 meter bedragen, waarbij een uitloop naar maximaal 125 meter wordt gehanteerd. De maximale loopafstand van 125 meter kan gehanteerd worden wanneer geen andere locatie beschikbaar is of wanneer aan één van de onderstaande criteria meer recht kan worden gedaan. Wanneer er binnen de 125 meter geen locatie beschikbaar is kan het college onder bijzondere omstandigheid besluiten hiervan af te wijken.

- Parkeren: het aantal te vervallen parkeerplaatsen wordt tot een minimum beperkt.

- Bomen: zo min mogelijk kappen of verplaatsen van bomen.

- Ondergrondse infrastructuur: zo min mogelijk omleggen van reeds aanwezige kabels, leidingen en riolering.

- Overige obstakels: zo min mogelijk verplaatsen van lichtmasten, telefoonzuilen, HTM-masten en bovenleidingen.

- Bereikbaarheid leegwagen: De leegwagen moet voldoende ruimte hebben om de ORAC’s te kunnen legen.

- Veiligheid: bij de route van huisdeur naar container moet kruising met hoofdroutes en wijkontsluitingswegen worden vermeden."

Geschiktheid locatie 77-13E

3.    [appellant sub 2] betoogt dat locatie 77-13E ongeschikt is voor het plaatsen van ORAC’s. Hij voert daartoe aan dat de loopafstanden onnodig lang zullen worden ten opzichte van de in het ontwerp plaatsingsplan voorziene locatie 77-13D en dat slechts twaalf huishoudens gebruik zullen maken van de ORAC’s waardoor volgens hem de noodzaak ontbreekt om de ORAC’s te plaatsen. Voorts betoogt hij dat sprake is van strijd met de randvoorwaarde "Veiligheid" omdat bewoners van de Oostduinlaan een hoofdroute en wijkontsluitingsweg zullen moeten oversteken.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen verder dat de locatie om redenen van verkeersveiligheid niet geschikt is voor het plaatsen van ORAC’s. Volgens hen zal het verkeer door de aanwezigheid van de ORAC’s toenemen, omdat automobilisten zullen stoppen om huisvuil in de ORAC’s te deponeren. Als het huisvuil te voet wordt weggebracht, levert dat ook gevaarlijke situaties op voor fietsende schoolkinderen, omdat de ORAC’s alleen kunnen worden bereikt door langs de daar geparkeerde auto’s heen te lopen dan wel door een weg over te steken, aldus [appellant sub 2] en [appellant sub 1]. [appellant sub 2] stelt voorts dat de rijbaan en de stoep op de in het ontwerp plaatsingsplan voorziene locatie 77-13D breder zijn waardoor de verkeerssituatie ten tijde van het legen van de ORAC’s veiliger is voor passanten dan de verkeerssituatie op de beoogde locatie.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] voeren verder nog aan dat door de herinrichting van de straat de doorgang smaller wordt en daardoor gevaarlijke situaties zullen ontstaan, met name als de leegwagen de ORAC’s leegt.

3.1.    Het college heeft in de Nota van Antwoord, die onderdeel uitmaakt van het besluit tot vaststelling van het plaatsingsplan, toegelicht dat juist in verband met de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer de ORAC’s in het definitieve plaatsingsplan zijn verplaatst naar de Van Maudricstraat aan de overkant van de Oostduinlaan. Het college verwacht verder niet dat veel automobilisten zullen stoppen om hun huisvuil in de ORAC’s te deponeren, zodat de verkeersveiligheid op de locatie ook niet slechter wordt. Verder vormt de kinderrijke omgeving geen beletsel om over te gaan tot de plaatsing van ORAC’s, omdat afspraken zijn gemaakt met de Haagse Milieuservice over het legingsmoment van de ORAC’s. Het legen van ORAC’s wordt gedurende haal- en brengtijden van leerlingen zoveel mogelijk vermeden, aldus het college, zodat de verkeersveiligheid in dat opzicht ook niet in het geding is. Het college heeft verder toegelicht dat de in het ontwerp plaatsingsplan opgenomen locatie 77-13D in strijd is met de randvoorwaarde "Veiligheid", omdat de Oostduinlaan een doorgaande weg is en de leegwagen bij het legen van de ORAC’s de doorstroming van het verkeer belemmert en deze locatie daardoor verkeersonveilig is. Ter zitting heeft het college verder toegelicht dat de locatie ook minder geschikt is vanwege de aanwezigheid van kabels en leidingen in de grond. Het college heeft daarom besloten de ORAC’s niet op de in het ontwerp plaatsingsplan voorziene locatie 77-13D te plaatsen.

Verder heeft het college, ten aanzien van mogelijke gevaarlijke situaties wanneer de leegwagen de ORAC’s leegt, toegelicht dat het geen voorstander is drukke wegen te laten oversteken voor de aanbieding van huisvuil, tenzij er bijvoorbeeld een zebrapad aanwezig is. Ter hoogte van de Oostduinlaan en de Van Maudricstraat is een middeneiland met zebrapad aangebracht, waardoor de weg veilig kan worden overgestoken om het huisvuil aan te bieden. Van strijd met de randvoorwaarde "Veiligheid" is volgens het college daarom geen sprake.

In het verweerschrift heeft het college voorts gesteld dat volgens een indicatieve looplijnenkaart 60 huishoudens gebruik kunnen maken van de ORAC’s op locatie 77-13E. Ter zitting heeft het college aan de hand van de looplijnenkaart toegelicht dat het om niet meer dan 35 à 38 huishoudens gaat die gebruik van de ORAC’s kunnen maken, maar dat de ORAC’s nog steeds noodzakelijk zijn. Voorts heeft het college toegelicht dat zij bewoners niet kan verplichten om van een bepaalde ORAC-locatie gebruik te maken.

3.2.    Met de ter zitting overgelegde looplijnenkaart en de toelichting van het college daarop heeft het college aangetoond dat er 35 tot 38 huishoudens gebruik kunnen maken van de ORAC’s. De Afdeling acht het aannemelijk dat, hoewel dat minder huishoudens zijn dan de 60 huishoudens waar het college eerder van uitging, de ORAC’s noodzakelijk zijn voor de inzameling van het huishoudelijk restafval. Ook wordt gegeven de motivering van het college, voldaan aan de randvoorwaarden van de maximale loopafstanden en de veiligheid zodat de Afdeling geen grond ziet voor het oordeel dat het college locatie 77-13E vanwege de loopafstanden en veiligheid niet in redelijkheid geschikt heeft kunnen achten. Daar komt bij dat de versmalling van de Van Maudricstraat geen gevolg is van het plaatsingsplan, maar van een verkeersbesluit. De gevolgen van de versmalling van de straat kunnen in deze procedure daarom niet aan de orde komen.

Het betoog faalt.

4.    [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen voorts dat de locatie niet geschikt is, omdat de aanwezigheid van de ORAC’s afbreuk doen aan het recent opgeknapte plantsoen. Daarnaast voert [appellant sub 3] aan dat het gebruik van de ORAC’s op de locatie geluidsoverlast met zich brengt en dat het college ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar het wegverkeerslawaai dat wordt veroorzaakt door dit gebruik in combinatie met de reconstructie van de weg. [appellant sub 3] stelt verder dat de aanwezigheid en het gebruik van de ORAC’s hinder meebrengt voor de vlinders in het plantsoen.

4.1.    Het college heeft in de Nota van Antwoord en het verweerschrift toegelicht dat de ORAC’s grotendeels ondergronds worden geplaatst en dat slechts de inwerpzuil van 1 m hoog zichtbaar is. Ten aanzien van de gestelde hinder voor de vlinders in het plantsoen heeft het college in het verweerschrift gesteld dat, aangezien het overgrote deel van de ORAC’s ondergronds is, de aanwezigheid van de ORAC’s de vlinders in het plantsoen niet zal verstoren. Daarnaast heeft het college toegelicht dat op de locatie regelmatig auto’s staan geparkeerd, zodat het zicht op het plantsoen door de aanwezigheid van de ORAC’s niet anders wordt. Voor het plaatsen van ORAC’s wordt verder geen akoestisch onderzoek verricht, aldus het college.

4.2.    De Afdeling ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het in deze toelichting gestelde. Het college heeft terecht geen aanleiding gezien onderzoek te verrichten naar het geluid veroorzaakt door het gebruik van de ORAC’s in combinatie met de reconstructie van de weg. In het plaatsingsplan is geen besluit tot reconstructie van de weg aan de orde, zodat reeds hierom geen aanleiding bestaat er in het kader van het plaatsingsplan onderzoek naar te doen. Als er al gevolgen zijn voor het straatbeeld, dan zullen deze, gelet op de geringe omvang van het bovengrondse deel van de inwerpzuil van de ORAC’s, beperkt zijn. Dat er zich in de nabijheid van de ORAC’s een recent opgeknapt plantsoen bevindt, doet daar niet aan af. Het college heeft daarom in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om niet tot aanwijzing van de bestreden locatie over te gaan.

Het betoog faalt.

5.    [appellant sub 2] betoogt verder dat de locatie niet geschikt is, omdat er sprake is van een tekort aan parkeerplaatsen in onder meer het deel van de Van Maudricstraat tussen de Oostduinlaan en de Waalsdorperweg. Om die reden is het volgens [appellant sub 2] onwenselijk om parkeerplaatsen te laten vervallen ten behoeve van het plaatsen van ORAC’s.

5.1.    Het college heeft ter zitting toegelicht dat door de plaatsing van de ORAC’s één parkeerplaats komt te vervallen. Bij de herinrichting van de straat was onder meer beoogd om tegelijkertijd met de plaatsing van de ORAC’s een aantal parkeerplaatsen te realiseren, aldus het college. Omdat de ORAC’s vanwege in de grond aanwezige leidingen niet direct konden worden geplaatst, is die locatie tijdelijk in gebruik genomen als parkeerplaats.

5.2.     Het vorenstaande in aanmerking genomen, heeft het college in wat [appellant sub 2] heeft aangevoerd, in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om de locatie ongeschikt te achten.

Het betoog faalt.

Alternatieve locaties

6.    [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het college de locatie in redelijkheid niet had kunnen aanwijzen nu er geschiktere alternatieve locaties voorhanden zijn. [appellant sub 1] wijst op een hondenuitlaatplantsoen aan de andere kant van het gebouw Waalsdorperweg 13 tot en met 29. Volgens haar is dit plantsoen verwaarloosd en is er significant meer stoepruimte voor ORAC’s. [appellant sub 2] wijst op de locatie ter hoogte van de tuin van de Van Maudricstraat 2 naast de ingang van de garage, de locatie ter hoogte van de tuin van de Van Maudricstraat 4, de tuin naast de ingang van de garage van de Waalsdoperweg 167 en ter hoogte van de tuin van de Van Diepenburchstraat 34-36.

6.1.    Het college heeft toegelicht dat de voorgestelde locaties geen geschiktere alternatieve locaties opleveren. Plaatsing van de ORAC’s aan de andere kant van het gebouw Waalsdorperweg 13 tot en met 29 is in strijd met een evenwichtige spreiding van ORAC’s over de wijk waardoor de loopafstanden voor de bewoners van de Van Maudricstraat en Oostduinlaan worden vergroot, aldus het college. Plaatsing ter hoogte van de Oostduinlaan 167, de Van Maudricstraat 2 en 4 en de Van Diepenburghstraat 34-36, is in strijd met het plaatsingscriterium "zo min mogelijk kappen of verplaatsen van bomen", omdat bij het plaatsen van de ORAC’s de op deze locaties gesitueerde bomen beschadigd zullen raken of verplaatst zullen moeten worden.

6.2.    Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de voorgestelde alternatieve locaties zodanig geschikter zijn, dat het college deze in redelijkheid had moeten verkiezen boven de aangewezen locatie.

Het betoog faalt.

7.    [appellant sub 2] betoogt verder dat het college in de Nota van Antwoord zich, in reactie op de door belanghebbenden in hun zienswijze voorgestelde andere alternatieve locaties, heeft beperkt tot de opmerking dat deze geen verbetering van het plan opleveren. Daarmee is volgens [appellant sub 2] onvoldoende concreet gemotiveerd waarom deze alternatieve locaties niet geschikter zijn geacht dan de gekozen locatie. [appellant sub 2] stelt daarom dat het plaatsingsplan in zoverre onvoldoende zorgvuldig is voorbereid.

7.1.    Het college heeft de alternatieve locaties die belanghebbenden in hun zienswijzen hebben voorgesteld niet onderzocht, omdat het heeft gekozen voor een andere alternatieve locatie. Nu deze alternatieve locatie voldoet aan de randvoorwaarden en het college hiervoor heeft gekozen, bestond voor het college geen verplichting om alle voorgestelde alternatieve locaties te onderzoeken.

Het betoog faalt.

Correspondentie nieuwe locatie

8.    [appellant sub 1] en [appellant sub 3] betogen dat het college het besluit van 15 mei 2018 niet zorgvuldig heeft voorbereid. Daartoe voeren [appellant sub 1] en [appellant sub 3] aan dat zij ten onrechte niet zijn geïnformeerd over de voorgenomen wijziging van de locatie ten opzichte van het ontwerp plaatsingsplan. [appellant sub 1] voert verder aan dat het college ten onrechte niet heeft gemotiveerd waarom de gewijzigde locatie geschikter is dan de in het ontwerp plaatsingsplan aangewezen locatie.

8.1.    Het college heeft in de Nota van Antwoord weliswaar niet uitgebreid gemotiveerd waarom is gekozen voor de gewijzigde locatie, maar wel toegelicht dat locatie 77-13D voor het plaatsen van de ORAC’s verkeersonveilig is en bovendien niet aan de randvoorwaarden voldoet. De gewijzigde locatie ziet het college blijkens de Nota van Antwoord als een verbetering van het plaatsingsplan. Hiermee heeft het college, zij het summier, een motivering gegeven voor de aanwijzing van locatie 77-13E. Voor het college bestaat voorts geen verplichting om omwonenden op de hoogte te stellen van de voorgenomen wijziging van een locatie ten opzichte van het ontwerp plaatsingsplan of om omwonenden in de gelegenheid te stellen om daarover zienswijzen naar voren te brengen. Van een onzorgvuldig genomen besluit is derhalve geen sprake.

Het betoog faalt.

9.    De beroepen zijn ongegrond.

10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, griffier.

w.g. Daalder    w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2019

414-919.