Uitspraak 201809761/1/R1


Volledige tekst

201809761/1/R1.
Datum uitspraak: 1 mei 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B], beiden wonend te Arnhem,

2.    [appellant sub 2], wonend te Arnhem,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Arnhem,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 oktober 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Arnhem Centraal - Amsterdamseweg (K10)" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2019, waar [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B], [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door mr. L.J. Gerritsen, advocaat te Nijmegen, en ing. B. Lagerberg, zijn verschenen. Voorts is [vennootschap], vertegenwoordigd door [drie gemachtigden], ter zitting gehoord.

Overwegingen

Omschrijving plan en omgeving.

1.    Het plan voorziet in de bouw van 19 woningen op een perceel tussen de Bouriciusstraat en de Amsterdamseweg, ter plaatse bekend als kavel K10, te Arnhem. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] en [appellant sub 2] wonen aan de [locatie 1] respectievelijk [locatie 2], direct ten noorden van het plangebied. Zij kunnen zich niet verenigen met de woningbouw waarin het plan voorziet, voor zover die woningbouw een aantasting betekent van de witte paardenkastanje op het perceel [locatie 2]. Deze witte paardenkastanje staat in de achtertuin van [appellant sub 2] en is opgenomen op de gemeentelijke lijst van waardevolle bomen. De stam van de boom staat op ongeveer 0,5 m van de scheidingsmuur tussen het perceel van [appellant sub 2] en het plangebied.

Aantasting boom

2.    [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] en [appellant sub 2] betogen dat de witte paardenkastanje zowel bovengronds als ondergronds onvoldoende wordt beschermd in het plan. Zij stellen dat de boom aan de zijde van de nieuwe woningen aanzienlijk zal moeten worden teruggesnoeid om ruimte te bieden voor één van de 19 te bouwen woningen. Zij wijzen er op dat een gesteltak zal moeten worden gesnoeid, waardoor de conditie van de boom achteruit kan gaan. Ook zal de boom niet meer als vrijstaand object herkenbaar zijn en zal het snoeien van de boom tot nieuwe scheutgroei leiden. Om hinder en overlast voor de bewoners van de nieuwe woningen te beperken moeten die scheuten regelmatig worden gesnoeid. Het woon- en leefklimaat van de toekomstige bewoners zal door het nodige frequente snoeien nadelig worden beïnvloed. Verder stellen zij dat de boom nog verder in de breedte zal uitgroeien, wat esthetische gevolgen heeft en problemen voor het onderhoud van de boom zal geven. Volgens hen had de gevellijn van de woning bij de boom op 7 m van de boom moeten worden vastgesteld en moet een werkzone van 2 buiten de gevellijn worden aangehouden. Daarnaast moeten aanvullende maatregelen worden getroffen zoals het plaatsen van hekwerken en het voorkomen van verdichting van de ondergrond. Tot slot stellen zij dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat in een eerdere boomeffectanalyse uit 2010 is aangetoond dat het wortelpakket zich tot ten minste 5,5 m uit de stamvoet uitstrekt. Dat in de boomeffectanalyse van juli 2017, die als bijlage bij de plantoelichting is gevoegd, is vermeld dat in één proefsleuf van 4 m uit de stamvoet geen wortels zijn aangetroffen, is volgens hen geen bewijs dat deze wortels overal op deze afstand zouden ontbreken. Zij stellen dat normaliter het wortelpakket zich even ver uitstrekt als de kroonprojectie. Ter onderbouwing van hun stellingen hebben [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] en [appellant sub 2] verwezen naar een in hun opdracht opgesteld advies van 3 december 2018, opgesteld door Duifhuizen Boomadviesbureau.

2.1.    Aan de gronden nabij de boom zijn de bestemming "Wonen" en de aanduiding "waardevolle boom" toegekend. De aanduiding "waardevolle boom" omvat een halve cirkel, met een straal van 5,5 m, aan de westelijke rand van het plangebied. Aansluitend op deze aanduiding begint het bouwvlak waarbinnen de woningen mogen worden gebouwd.

2.2.    De relevante bepalingen uit de Algemene plaatselijke verordening van Arnhem (hierna: de APV) en planregels die behoren bij de hierna volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

2.3.    Ter zitting is gebleken dat nabij de boom tot ongeveer 12 m hoogte mag worden gebouwd, nu de gronden ter plaatse meer dan 30 m boven NAP liggen.

2.4.    De raad stelt dat de planregels een afdoende bescherming van de boom bieden. Verder stelt de raad dat uit de boomeffectanalyse van 2017 blijkt dat binnen het bouwvlak nauwelijks boomwortels voorkomen. De ligging van het bouwvlak is wel gewijzigd ten opzichte van het ontwerp in verband met een zware gesteltak, die als gevolg van het vastgestelde plan niet meer hoeft te worden ingekort. Voorts stelt de raad dat in artikel 3, lid 3.2, onder h, van de planregels de bescherming van de boom tijdens de bouw van de woningen is geregeld. Over het betoog dat het wortelpakket even groot is als de kroonprojectie stelt de raad dat die regel opgaat voor vrijstaande solitaire bomen. In dit geval staat de boom weliswaar solitair in een open veld, maar het terrein onder en om de boom was gedurende het grootste deel van het leven van de boom dicht bebouwd en het gebied werd intensief gebruikt. Tijdens sloopwerkzaamheden zijn boomwortels beschadigd en verwijderd. Ondergronds zijn er altijd veel obstakels geweest en bij de sloop is veel veranderd. Verder stelt de raad dat de stelling in het advies van Duifhuizen Boomadviesbureau dat de gesteltak moet worden gesnoeid, onjuist is. Als gevolg van de verkleining van het bouwvlak ten opzichte van het ontwerp van het plan kan snoeiwerk aan gesteltakken worden vermeden.

2.5.    Over de bescherming van het ondergrondse deel van de boom overweegt de Afdeling als volgt. Ter bepaling van de benodigde bescherming van de boom is een boomeffectrapportage opgesteld door BoomOntzorging.com. Deze rapportage is gedateerd 26 juli 2017 en op 11 september 2018 gerectificeerd. In het rapport is aangegeven dat drie proefsleuven zijn gegraven, op respectievelijk 0,2, 1,5 en 4 m in zuidelijke richting vanaf de muur die als erfafscheiding dient voor de achtertuinen van de woningen aan de Bouriciusstraat. In de sleuf op 4 m afstand van de scheidingsmuur zijn geen boomwortels aangetroffen, maar wel muurresten en oude leidingen van de gesloopte bebouwing die binnen het plangebied aanwezig was. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] en [appellant sub 2] hebben met hun enkele stelling dat het wortelpakket desondanks verder zou strekken dan deze 4 m de resultaten in het rapport van BoomOntzorging.com onvoldoende bestreden. De Afdeling ziet daarom in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat met de beschermingszone van 5,5 m vanaf de erfafscheidingsgrens het wortelpakket van de boom onvoldoende wordt beschermd. Voorts ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet heeft mogen uitgaan van het rapport uit 2017, nu dit rapport van recenter datum is dan de boomeffectanalyse uit 2010.

Over het bovengrondse deel van de boom overweegt de Afdeling dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat hij bij het vaststellingsbesluit een amendement heeft aangenomen. Daarin is bepaald dat de beschermingszone met 2 m moet worden verruimd ten behoeve van een werkzone, dat het bouwvlak daarop dient te worden aangepast en deze aanpassingen in de verbeelding moeten worden opgenomen. De verbeelding is in deze zin aangepast. Volgens de raad kan met deze werkzone in ieder geval de gesteltak worden gespaard. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] en [appellant sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat met de in het plan opgenomen beschermingszone deze gesteltak, dit is een tak die de vorm van de boom mede bepaalt, en de boom ook anderszins planologisch niet voldoende kan worden beschermd. Voorts dient op grond van artikel 4.5.1 en verder van de APV bij het snoeien van meer dan 20% van de boom een ontheffing te worden aangevraagd. Aan deze ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Ter zitting heeft [vennootschap] toegezegd dat indien voorafgaand aan de bouw blijkt dat er 20% of meer moet worden gesnoeid, een ontheffing wordt aangevraagd.

Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in zoverre in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet voor een onaanvaardbare aantasting van de boom behoeft te worden gevreesd.

Het betoog faalt.

Aangrenzende bestemmingsplan

3.    [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] en [appellant sub 2] betogen dat de andere helft van beschermingszone rondom de boom, die valt binnen het aangrenzende bestemmingsplan "Burgemeesterswijk - Transvaalbuurt 2013", een grotere straal heeft dan de beschermingszone in het voorliggende plan. Volgens hen dient de bescherming van de boom aan beide kanten van de plangrens hetzelfde te zijn.

3.1.    De raad stelt dat de boom scheef staat en enigszins in noordelijke richting helt, zodat het grootste deel van de boomkroon valt over de gronden die van het bestemmingsplan "Burgemeesterswijk - Transvaalbuurt 2013" deel uitmaken. Een kleiner deel bevindt zich boven de gronden die vallen binnen het plangebied van het voorliggende plan. Om die reden sluiten de beide helften van de beschermingszone rondom de kroon niet op elkaar aan, maar is de bescherming die aan de boom in zijn geheel toekomt hetzelfde. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft mogen stellen en om de door [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] en [appellant sub 2] genoemde reden een ruimere beschermingszone in het voorliggende plan had moeten opnemen.

Het betoog faalt.

Hittestress

4.    [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] en [appellant sub 2] betogen dat het snoeien van de boom zich niet verhoudt met het beleid van de gemeente om hittestress tegen te gaan. Zij stellen dat hittestress volgens het gemeentelijk beleid zou moeten worden tegengegaan door bomen te planten.

4.1.    De raad stelt dat het plan voorziet in grondgebonden woningbouw met tuinen en dat de oppervlakteverharding ten opzichte van het vorige plan, dat voorzag in kantoren, zal afnemen. De inrichting van het plangebied draagt dan ook bij aan de doelstellingen van de gemeente op het gebied van stadsklimaat.

4.2.    In paragraaf 3.6.10 van de plantoelichting is, samengevat weergegeven, vermeld dat volgens de Structuurvisie 2020-2040 (december 2012) en onder invloed van de klimaatverandering, ernaar wordt gestreefd om hitteplekken te voorkomen. Dit kan door inzet van groen op daken en gevels en op de grond door bijvoorbeeld bomen. Verder is in de plantoelichting vermeld dat het plangebied in een gebied ligt waar een risico bestaat op opwarming tijdens warme periodes.

In paragraaf 2.6.1 van de Structuurvisie zijn gebieden weergegeven binnen Arnhem waar een urgentie bestaat om verdere opwarming te voorkomen. Het plangebied maakt deel uit van die gebieden. In paragraaf 2.6.2 van de Structuurvisie zijn diverse maatregelen genoemd om hittestress te voorkomen. In de structuurvisie is niet bepaald dat binnen het plangebied geen woningen mogen worden gebouwd dan wel dat geen bomen mogen worden gesnoeid. Evenmin ziet de Afdeling in het aangevoerde aanleiding om te oordelen dat met het plan de doelstellingen in de structuurvisie om hittestress te beperken of te voorkomen, worden gefrustreerd en dat om die reden het plan in strijd is met het gemeentelijk beleid.

Het betoog faalt.

Onjuistheid plantoelichting

5.    [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] en [appellant sub 2] betogen dat in de plantoelichting ten onrechte is vermeld dat ten opzichte van het vorige plan alleen de bestemming is gewijzigd naar wonen, terwijl de bebouwingsmogelijkheden rondom de boom wel verruimd zijn. Een klein deel onder de boom, waar in het oude bestemmingsplan geen bebouwing was toegestaan, is door de aanpassing na het amendement nu onderdeel geworden van het bouwvlak.

5.1.    De plantoelichting is geen bindend onderdeel van het plan. Reeds om die reden faalt het betoog.

Conclusie

6.    De beroepen zijn ongegrond.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.

w.g. Helder    w.g. Van Helvoort
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2019

361.

BIJLAGE

Algemene plaatselijke verordening

Artikel 4.5.1, eerste lid, luidt: "In deze afdeling wordt verstaan onder:

[...]

c. beschermde houtopstand: een houtopstand die is vastgelegd op de lijst met waardevolle bomen.

d. lijst met waardevolle bomen: register met daarop aangegeven houtopstand met overzichtskaart.

e. vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, de ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

[...]"

Artikel 4.5.3 luidt:

"1. Het is verboden beschermde houtopstand te vellen of te doen vellen.

2. Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

[...]"

Artikel 4.5.5 luidt:

"Het bevoegd gezag kan de ontheffing om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen."

Planregels

Artikel 3, lid 3.1 luidt:

" De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;

[...]"

Lid 3.2 luidt:

"a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten (+NAP), maximum aantal woningen en het bepaalde onder b. tot en met f., uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, bijbehorende bouwwerken en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

b. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-1' geldt een variabele bouwhoogte waarbij:

[...]

- de bouwhoogte in de zuidelijke maatvoeringsgrens maximaal 45 meter ten opzichte van NAP mag bedragen;

[...]

h. Een vergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 2.1 onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt uitsluitend verleend indien de aanvraag daartoe mede behelst het oprichten en gedurende de bouwwerkzaamheden (van in de bestemming passende bouwwerken) opgericht houden van een hekwerk zoals bedoeld in artikel 10.1.2 van minimaal twee meter hoogte op een afstand van minimaal 4,5 meter van de stamvoet."

Artikel 8, lid 8.1, luidt:

"a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.

[...]"

Artikel 10.1, lid 10.1.1, luidt: "Ter plaatse van de aanduiding "waardevolle boom" (wm) zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de waardevolle boom."

Lid 10.1.2 luidt: "Ter plaatse van de aanduiding "waardevolle boom" (wm) mogen uitsluitend afschermende bouwwerken geen gebouwen zijnde ter bescherming van de waardevolle boom worden gebouwd, zoals hekwerken [...]".

Lid 10.1.3 luidt: "Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

b. de aanleg van leidingen;

c. het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden."

Lid 10.1.4 luidt: "De in lid 10.1.3 vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

a. die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen."

Lid 10.1.5 luidt:

"a. Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 10.1.3. zijn slechts toelaatbaar,

a. indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de waarde of functie van de in lid 10.1.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarde of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;

b. gedurende deze werkzaamheden, voor zover het afgraven van gronden betreft, een bomenwacht aanwezig zal zijn.

b. In afwijking van het bepaalde in dit onderdeel onder a. zijn werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 10.1.3 niet toegestaan binnen een straal van 4,5 meter rondom de stamvoet van de waardevolle boom, zijnde 4,0 meter vanaf de muur."