Uitspraak 201902109/2/R1


Volledige tekst

201902109/2/R1.
Datum uitspraak: 26 april 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Voorthuizen, gemeente Barneveld (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [verzoeker]),

verzoekers,

en

1.    de raad van de gemeente Barneveld,

2.    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 30 januari 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Kromme Akker-Zuid" vastgesteld.

Bij besluit van 7 februari 2019 heeft het een omgevingsvergunning verleend als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor de bouw van drie woningen op het perceel Wikselaarseweg.

[verzoeker] heeft beroep ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad en het college hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 april 2019, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. de Goeij, G. Rekker en D. Alkemade, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [vastgoedbedrijf], vertegenwoordigd door [gemachtigde B], en Stichting Protestants Christelijk Onderwijs Gelderse Vallei, vertegenwoordigd door [drie gemachtigden], gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Het plan maakt de bouw van een dorpshuis met inpandige sporthal, een "Beachcourt", nieuwe huisvesting voor basisschool "De Hoeksteen" en 13 vrijstaande woningen mogelijk. Daarnaast is het uiterste noordwesten van de nieuwe wijk "Wikselaarse Eng" opgenomen in dit plan. Op deze gronden waren in het voorheen geldende plan reeds twee vrijstaande woningen voorzien. Volgens de raad is het wenselijk gebleken daar niet twee vrijstaande woningen te bouwen, maar één vrijstaande woning en twee twee-onder-een-kapwoningen. Voor de bouw van deze drie woningen heeft het college een omgevingsvergunning verleend. Deze omgevingsvergunning is gecoördineerd voorbereid met het plan.

[verzoeker] is omwonende van het plangebied en kan zich niet verenigen met het plan. Hij vreest voor geluidsoverlast van het dorpshuis met inpandige sporthal.

Spoedeisend belang

3.    Het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoeker] ziet, gelet op hetgeen hij in de stukken en ter zitting heeft aangevoerd, op het dorpshuis met inpandige sporthal. [verzoeker] heeft ter zitting toegelicht dat hij geen bezwaren heeft tegen de realisatie van de woningen aan de zuid- en oostkant van het plangebied. De raad heeft aangegeven dat nog geen vergunning is verleend voor het dorpshuis, maar dat wordt beoogd de bouw in juni 2019 te starten.

Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening, voor zover het verzoek ziet op het bestemmingsplan, nu in de bodemprocedure zeker niet voor juni aanstaande uitspraak zal worden gedaan. De voorzieningenrechter zal hierna overgaan tot een voorlopig rechtmatigheidsoordeel over het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.

Geluid

4.    [verzoeker] betoogt dat de raad de aanbevolen richtafstand uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009 (hierna: de VNG-brochure), ten onrechte heeft verkleind van 50 m naar 30 m, nu geen sprake is van een gemengd gebied, maar van een rustige woonwijk. Nu een richtafstand van minimaal 50 m moet worden aangehouden voor het dorpshuis met inpandige sporthal ten aanzien van het aspect geluid en de afstand tot zijn woning ongeveer 32 m bedraagt, stelt [verzoeker] dat een dorpshuis met inpandige sporthal zal zorgen voor onaanvaardbare geluidsoverlast. Volgens [verzoeker] moet het dorpshuis met inpandige sporthal op grotere afstand worden gerealiseerd.

[verzoeker] betoogt voorts dat het plan toelaat dat in het dorpshuis en/of de sporthal 10 keer per jaar een "dance event" wordt gehouden, ten behoeve waarvan in artikel 3, lid 3.5, onder 4, van de planregels een geluidsnorm is opgenomen. Volgens [verzoeker] is onduidelijk of tijdens een dergelijk evenement kan worden voldaan aan deze niet onderbouwde geluidsnorm, nu "dance events" niet zijn betrokken in het akoestisch onderzoek en de geluidwerende maatregelen die volgens de raad zullen worden getroffen om aan de norm te kunnen voldoen, niet door middel van een voorwaardelijke verplichting zijn geborgd in het plan.

[verzoeker] betoogt verder dat artikel 6, lid 6.5, van de planregels zoals opgenomen in de "Staat van wijzigingen" ontbreekt in de vastgestelde planregels.

4.1.    De raad heeft in een nader stuk en ter zitting aangegeven dat de verkeerde versie van het bestemmingsplan ter beschikking is gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl, namelijk de "werk-versie" die inzit tussen het ontwerpplan en het vastgestelde plan. Inmiddels is het juiste versie van het plan, de door de raad vastgestelde versie, op www.ruimtelijkeplannen.nl ter beschikking gesteld. Op donderdag 4 april 2019 is daartoe een nieuwe kennisgeving van de ter inzage legging van het vastgestelde plan gepubliceerd in de Staatscourant, waaruit volgt dat met ingang van 5 april 2019 de besluiten en de daarop betrekking hebbende stukken opnieuw ter inzage liggen.

4.2.    De voorzieningenrechter stelt vast dat de versie van het plan waar [verzoeker] naar verwijst, waarin artikel 6, lid 6.5, van de planregels ontbreekt, niet de versie is zoals de raad die bij besluit van 30 januari 2019 heeft vastgesteld. De voorzieningenrechter zal de door de raad vastgestelde versie beoordelen, waarin artikel 6, lid 6.5, van de planregels, anders dan [verzoeker] veronderstelt, is opgenomen.

4.3.    De raad heeft ter zitting toegelicht dat de richtafstanden uit de VNG-brochure in acht zijn genomen. De raad stelt zich primair op het standpunt dat sprake is van een gemengd gebied en dat aan de grootste richtafstand wordt voldaan. De raad heeft verder toegelicht dat discussie mogelijk is over de vraag of sprake is van een gemengd gebied en dat daarom meerdere geluidsonderzoeken zijn uitgevoerd, die als bijlagen bij de plantoelichting zijn gevoegd. Uit deze geluidsonderzoeken volgt volgens de raad dat ter plaatse van de omliggende woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, waardoor gemotiveerd kan worden afgeweken van de richtafstanden uit de VNG-brochure indien toch sprake zou zijn van een rustige woonwijk.

4.4.    De voorzieningenrechter stelt vast dat de afstand tussen de woning van [verzoeker] en het voorziene dorpshuis met inpandige sporthal ongeveer 32 m bedraagt. Gelet op de feitelijke situatie in de omgeving van het plangebied en rond de woning van [verzoeker] is de voorzieningenrechter van oordeel dat gerede kans bestaat dat in de bodemprocedure wordt geoordeeld dat de richtafstanden voor een rustige woonwijk van toepassing zijn en een richtafstand van 50 m geldt, waar gemotiveerd van kan worden afgeweken.

Bijlage 17 van de plantoelichting bevat een akoestisch onderzoek, opgesteld door SPA WNP ingenieurs B.V. In dit onderzoek worden de door het gehele plan veroorzaakte geluidsniveaus bij de bestaande woningen rond het plangebied onderzocht en getoetst aan de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, waarbij ook het stemgeluid, de indirecte hinder en de piekniveaus zijn beoordeeld. In het onderzoek staat een omschrijving van de onderzochte bedrijfssituatie van onder meer het dorpshuis en de sporthal. Uit de beoordeling van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus in doordeweekse situaties volgt dat ter plaatse van de woning van [verzoeker], in ruime mate zal worden voldaan aan de gestelde eisen uit het Activiteitenbesluit van 50 dB(A) voor de dagperiode, 45 dB(A) voor de avondperiode en 40 dB(A) voor de nachtperiode. Uit de beoordeling van de maximale geluidsniveaus volgt dat alleen tijdens wedstrijden op de beachvolleybalvelden op het terrein van het "Beachcourt" ter plaatse van onder meer de woning van [verzoeker] in de avondperiode de eisen worden overschreden als gevolg van het geluid van de scheidsrechterfluit. Volgens het onderzoek treedt deze situatie maximaal 10 dagen per jaar op, waardoor het woon- en leefklimaat nauwelijks nadelig wordt beïnvloed. Geconcludeerd wordt dat bij de bestaande woningen sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat.

De voorzieningenrechter acht het gelet op deze uitkomsten van het akoestisch onderzoek aannemelijk dat in de onderzochte bedrijfssituatie ter plaatse van de woning van [verzoeker] sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, waardoor voor deze bedrijfssituatie kan worden afgeweken van de richtafstanden uit de VNG-brochure.

4.5.    Ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden waarop [verzoeker] wijst, de "dance events" die op basis van het voorliggende bestemmingsplan in het dorpshuis en/of de sporthal kunnen plaatsvinden, overweegt de voorzieningenrechter dat uit de plantoelichting volgt dat maximaal 10 keer per jaar een evenement zal worden georganiseerd. De voorzieningenrechter ziet in het betoog van [verzoeker] dat onduidelijk is of tijdens de "dance events" aan de geluidsnorm uit artikel 3, lid 3.5, onder 4, van de planregels kan worden voldaan, nu deze evenementen niet in het akoestisch onderzoek zijn betrokken en geluidwerende maatregelen ten onrechte niet via een voorwaardelijke verplichting zijn geborgd, geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Daarbij is van belang dat artikel 3, lid 3.5, onder 4, van de planregels, ook zonder voorwaardelijke verplichting voor geluidwerende maatregelen, vereist dat ter plaatse van de gevel van de woning van [verzoeker] tijdens de eventuele "dance events" steeds een geluidsniveau van maximaal 55 dB(A) en 65 dB(C) niet wordt overschreden. De in artikel 3, lid 3.5, onder 4, van de planregels opgenomen geluidsnorm van 55 dB(A) en 65 dB(C) ter plaatse van de gevels van de omliggende woningen geldt immers altijd. Als niet wordt voldaan aan de norm kan handhavend worden opgetreden en mag het "dance event" op basis van het plan niet plaatsvinden. In dat geval dienen additionele geluidwerende maatregelen te worden getroffen, of zal het volume van de muziek omlaag moeten, waardoor wel aan de geluidnorm kan worden voldaan. De voorzieningenrechter merkt op dat deze norm strenger is dan welke is opgenomen in het "Evenementenbeleid Gemeente Barneveld 2016-2020", waarin staat dat het algemene geluidsniveau 70 dB(A) en 80 tot 85 dB(C) is op de gevel van de eerst getroffen woning en in de Algemene Plaatselijke Verordening waarin in artikel 92a een geluidsnorm is opgenomen voor incidentele festiviteiten in een inrichting van 60 dB(A) en 75 dB(C), gemeten op de gevel van de geluidsgevoelige gebouwen. Aldus is er naar voorlopig oordeel aanleiding voor de conclusie, dat de planregels wat betreft het toelaatbare geluid voor [verzoeker] adequate bescherming bieden.

Conclusie

5.    Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Bouman, griffier.

w.g. Polak    w.g. Bouman
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2019

849.