Uitspraak 201804075/1/R1


Volledige tekst

201804075/1/R1.
Datum uitspraak: 24 april 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante A] en W.S.L. Groep B.V., beide gevestigd te Arnhem (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellante]),

appellanten,

en

de raad van de gemeente Arnhem,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 maart 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Geluidszone industrieterrein Arnhem-Noord" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak gevoegd met zaak nr. 201709014/1/R1 ter zitting behandeld op 22 februari 2019, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. C. van Deutekom, advocaat te Arnhem, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.K. Maessen, mr. A.G.A.M. Meijers, K. Stolk, ing. M.H.M. van Kesteren en mr. R. Benhadi en mr. Y. Demirci, beiden advocaat te Nijmegen, zijn verschenen.

Na de zitting zijn de zaken gesplitst.

Overwegingen

Het plan

1.    Het plan heeft betrekking op het industrieterrein Arnhem Noord. Dit is een gezoneerd industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder (hierna: Wgh). Het plan is een zogeheten facetbestemmingsplan dat de omvang en ligging van de geluidszone rond het industrieterrein wijzigt. Deze wijziging, die neerkomt op een beperking van de geluidsruimte, is ingegeven door ruimtelijke ontwikkelingen in het oostelijk centrumgebied, op gronden van het voormalige gasfabrieksterrein (Fluvium), die voorheen deel uitmaakten van het industrieterrein. Deze ruimtelijke ontwikkeling is planologisch mogelijk gemaakt door het bestemmingsplan "Fluvium Midden - Westervoortsedijk West", vastgesteld door de raad bij besluit van 5 maart 2018. Tegen dit bestemmingsplan heeft [appellante] eveneens beroep ingesteld. Dit beroep is bij de Afdeling geregistreerd onder zaak nr. 201709014/1/R1. Bij uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2019:1268, heeft de Afdeling geoordeeld op het beroep van [appellante] tegen genoemd bestemmingsplan.

Inleiding

2.    [appellante] is gevestigd op het industrieterrein Arnhem Noord, op het perceel [locatie]. Ter plaatse exploiteert [appellante] een recyclingbedrijf. Dit bedrijf is gelet op onderdeel D, van Bijlage I bij het Besluit omgevingsrecht, een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken als bedoeld in artikel 43 van de Wgh (een zogeheten "grote lawaaimaker").

3.    [appellante] kan zich niet verenigen met het bestreden besluit, omdat dit volgens haar leidt tot een beperking van de beschikbare geluidsruimte voor het industrieterrein en daarmee tot beperkingen van haar bedrijfsvoering.

4.    De raad heeft bij besluit van 13 juli 2015 het bestemmingsplan "Geluidszone industrieterrein Arnhem Noord" vastgesteld. Ook in dit bestemmingsplan werd voorzien in de wijziging van de geluidszone rond het industrieterrein. Tegen dit bestemmingsplan heeft onder meer een op het industrieterrein Arnhem Noord gevestigd bedrijf beroep ingesteld.

[appellante] heeft geen beroep ingesteld tegen het besluit van 13 juli 2015. Bij uitspraak van 14 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1586, heeft de Afdeling het beroep van het desbetreffende bedrijf tegen het besluit van 13 juli 2015 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. De Afdeling heeft overwogen dat als gevolg van de vernietiging van het bestemmingsplan wordt teruggevallen op de geluidszone rond het industrieterrein Arnhem Noord als vastgesteld bij Koninklijk Besluit (KB) van 22 augustus 1990. Het thans voorliggende bestemmingsplan wijzigt derhalve, net als het besluit van 13 juli 2015, de geluidszone van het KB.

5.    Het plan is vastgesteld naar aanleiding  van de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 14 juni 2017. Bij het voorbereiden van het bestemmingsplan heeft de raad niet opnieuw toepassing gegeven aan de voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. Het bestreden besluit steunt op het ontwerpbesluit dat ook ten grondslag is gelegd aan het besluit van 13 juli 2015.

Beoordeling van het beroep

6.     Volgens de raad is het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk. De raad voert hiertoe aan dat het plan op dezelfde voorbereidingsprocedure steunt als het bestemmingsplan voor de geluidszone dat is vastgesteld bij besluit van 13 juli 2015. De thans vastgestelde geluidszone is volgens de raad identiek aan de geluidszone van het besluit van 13 juli 2015. [appellante] heeft geen beroep ingesteld tegen dat besluit. Volgens de raad is in de periode na de vernietiging van het besluit van 13 juli 2015 de feitelijke situatie op het industrieterrein niet gewijzigd, in ieder geval wat betreft de gronden in het noordelijke deel, waar ook het perceel van [appellante] is gesitueerd. Gelet hierop kan [appellante] niet in rechte opkomen tegen het thans voorliggende bestemmingsplan, aldus de raad.

6.1.    Het plan steunt op dezelfde voorbereidingsprocedure als het bestemmingsplan dat is vastgesteld bij besluit van 13 juli 2015. Niet in geschil is dat de (ligging en omvang van de) geluidszone identiek is aan de geluidszone van het besluit van 13 juli 2015. [appellante] heeft geen beroep ingesteld tegen dat besluit. De Afdeling is van oordeel dat [appellante], onder deze omstandigheden, gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6:13 van de Awb, alsmede de rechtszekerheid van de andere partij, geen beroep kan instellen tegen de thans voorliggende geluidszone. Dit is anders indien [appellante] in een nadeliger positie is komen te verkeren, dan waarin zij zich bevond als gevolg van het vernietigde besluit of indien blijkt van nieuwe feiten of omstandigheden waardoor haar anderszins redelijkerwijs niet kan worden verweten niet eerder te zijn opgekomen tegen de geluidszone.

[appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat in de periode na de uitspraak van de Afdeling van 14 juni 2017 sprake is geweest van wijzigingen op en in de nabijheid van het industrieterrein die tot gevolg hebben gehad dat zij in een vanuit akoestisch oogpunt nadeliger positie is komen te verkeren. De enkele stelling ter zitting dat een gebouw in de periode na de uitspraak van 14 juni 2017 is gesloopt, is onvoldoende voor het oordeel dat [appellante] redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij niet eerder op is gekomen tegen de geluidszone. Wat betreft de overige - in het beroepschrift aangevoerde - bezwaren van [appellante] tegen de wijze waarop de  omgeving van haar gronden is gemodelleerd, is de Afdeling van oordeel dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij deze bezwaren niet reeds aan had kunnen voeren in beroep tegen het besluit van 13 juli 2015.

Conclusie

7.    Het beroep is niet-ontvankelijk.

Proceskosten

8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. F.D. van Heijningen en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljević, griffier.

w.g. Van der Beek-Gillessen    w.g. Milosavljević
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2019

739.