Uitspraak 201902123/1/A1


Volledige tekst

201902123/1/A1.
Datum uitspraak: 19 april 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekster], wonende te Tiel,

en

het dagelijks bestuur van Avri,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2019 heeft het dagelijks bestuur besloten een ondergrondse container voor restafval (hierna: ORAC) te plaatsen op of bij Nieuweweg 51 te Tiel.

Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bezwaar gemaakt.

[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 april 2019, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.B. van Doorn en D. Post, is verschenen.

Overwegingen

1.    [verzoekster] woont op het adres [locatie] te Tiel. Het besluit van 24 januari 2019 voorziet in de plaatsing van een ORAC in de nabijheid van haar woning. [verzoekster] is het niet eens met de aanwijzing van de locatie. Zij heeft een voorlopige voorziening gevraagd om te voorkomen dat het dagelijks bestuur tot de plaatsing van de ORAC zal overgaan voordat het op haar bezwaren heeft beslist.

2.    [verzoekster] betoogt dat het dagelijks bestuur de locatie Nieuweweg 51 niet heeft kunnen aanwijzen voor de plaatsing van een ORAC. De ORAC wordt geplaatst in een bocht, hetgeen tot onveilige verkeerssituaties kan leiden. Voorts wijst [verzoekster] er op dat het bestaande straatbeeld wordt aangetast. Er moet een lantaarnpaal worden verplaatst en een deel van het gemeentelijk groen alsmede een boom moeten worden verwijderd. De plaatsing van de ORAC heeft volgens [verzoekster] voorts stankoverlast, geluidsoverlast en zwerfafval tot gevolg. Hierdoor zal haar woongenot verminderen. Verder wordt de ORAC geplaatst tussen een privé-uitrit en parkeerplaatsen voor vergunninghouders, hetgeen de doorgang kan belemmeren, aldus [verzoekster].

3.    Het dagelijks bestuur heeft uiteengezet dat de ORAC is voorzien naast de rijbaan in de buitenbocht van een ruime, flauwe bocht. De vrachtwagen die de ORAC leegt ontneemt het doorzicht daardoor niet zodat de situatie ter plaatse voldoende overzichtelijk is.

Voorts heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat een lantaarnpaal moet worden verplaatst naar de andere kant van het pad. De gevolgen daarvan zijn voor het verlichtingsniveau en, in het verlengde daarvan, de verkeersveiligheid, verwaarloosbaar.

Met betrekking tot de vrees voor stankoverlast heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat de overheersende zuidwesten windrichting het overgrote deel van de tijd van de woning af is georiënteerd. Verder heeft het dagelijks bestuur er op gewezen dat de ORAC frequent wordt geleegd zodat, mede in aanmerking genomen de afstand van de ORAC tot het perceel van [verzoekster], naar verwachting geen geuroverlast zal optreden. Daarbij is voorts in aanmerking genomen dat de inworptrommel dubbelschalig is en met rubber geïsoleerd en dat de ORAC regelmatig wordt gereinigd.

Het dagelijks bestuur heeft in overleg met het gemeentebestuur voorts bekeken in hoeverre de locatie van de ORAC deel uitmaakt van een beeldbepalende groenstructuur. Volgens het dagelijks bestuur is de locatie niet gelegen in beeldbepalend groen. Voorts zal de doorgang met betrekking tot de naastgelegen privé-uitrit en de parkeerplaatsen niet worden belemmerd door de ORAC. Daarnaast behoeft in verband met de plaatsing van de ORAC geen boom te worden verwijderd.

Voorgaande toelichting van het dagelijks bestuur in aanmerking genomen, ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 24 januari 2019 in bezwaar niet in stand zal blijven.

4.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. Beek-Gillessen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.

w.g. Beek-Gillessen    w.g. Melenhorst
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2019

490.