Uitspraak 201806200/1/R1


Volledige tekst

201806200/1/R1.
Datum uitspraak: 24 april 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1], wonend te Eibergen, gemeente Berkelland,

2.    [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B], beiden wonend te Eibergen, gemeente Berkelland, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2])

en

de raad van de gemeente Berkelland,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 juni 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Eibergen, Op de Bleek 2017" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 maart 2019, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2], bijgestaan door mr. L. Brouwers, rechtsbijstandverlener te Leusden, en de raad, vertegenwoordigd door mr. L.J. Gerritsen, advocaat te Nijmegen, R.J.G.M. Luttikholt en C.D.A.M. Nieuwenhuis, zijn verschenen. Ook is ter zitting als partij gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde].

Overwegingen

Inleiding

1.    [appellant sub 1] woont aan de [locatie 1] en [appellant sub 2] woont aan de [locatie 2]. Het plan maakt in twee gebieden in hun omgeving in totaal 13 woningen mogelijk, terwijl die gebieden in het ontwerp nog de bestemming "Groen" hadden. Het gaat om een gebied aan de Hummelsweide en om een gebied aan de Blekerij. Voor die wijzigingen is niet opnieuw de voorbereidingsprocedure doorlopen.  [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hadden de verwachting dat het gebied aan de Blekerij niet zou worden bebouwd. Volgens hen hebben het gemeentebestuur, de projectontwikkelaar en de makelaar bij de koop van hun woning tegen hen gezegd dat er geen appartementencomplex zou worden gebouwd in het gebied aan de Blekerij. Onder het voorheen geldende bestemmingsplan "Op de Bleek" uit 2008 waren in de beide gebieden twee appartementencomplexen met een maximale hoogte van 17 m toegestaan. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] menen dat de woningen, met name in het gebied aan de Blekerij, een inbreuk zijn op hun woon- en leefomgeving.

2.    [belanghebbende] is eigenaar van de gebieden aan de Hummelsweide en de Blekerij en is de projectontwikkelaar van de nieuwe woningen. Volgens [belanghebbende] heeft zij altijd de intentie gehad om woningen te realiseren in deze gebieden. Zij heeft op basis van het voorheen geldende plan een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor een appartementencomplex in het gebied aan de Blekerij. Die aanvraag is geweigerd. [belanghebbende] heeft daartegen bezwaar ingesteld. Op dat bezwaar is nog niet beslist.

Toetsingskader

3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie

4.    De Afdeling is van oordeel dat de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] ongegrond zijn. De Afdeling zal hierna aan de hand van de bespreking van de beroepsgronden van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

Had de voorbereidingsprocedure opnieuw moeten worden doorlopen?

5.    [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad de voorbereidingsprocedure opnieuw had moeten doorlopen, omdat sprake is van een wezenlijk ander plan. [appellant sub 2] wijst daarbij niet alleen op de gebieden aan de Hummelsweide en de Blekerij, maar ook op wijzigingen op twee andere percelen. Ook is volgens [appellant sub 2] een wijziging van de bestemming "Groen" naar de bestemming "Wonen" naar aard een zo grote afwijking van het ontwerp dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld.

5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een wezenlijk ander plan.

5.2.    De Afdeling overweegt dat de raad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen kan aanbrengen ten opzichte van het ontwerp. Alleen indien de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, moet de wettelijke procedure opnieuw worden doorlopen.

De Afdeling is van oordeel dat de raad de voorbereidingsprocedure niet opnieuw hoefde te doorlopen, omdat geen sprake is van een wezenlijk ander plan. De wijziging van de bestemming "Groen" naar de bestemming "Wonen" is in dit geval niet een zo grote afwijking van het ontwerp dat sprake is van een wezenlijk ander plan, omdat in het ontwerp een groot deel van de percelen in het plangebied al de bestemming "Wonen" had. De wijzigingen zijn ook naar omvang niet een zo grote afwijking van het ontwerp dat sprake is van een wezenlijk ander plan. Het plangebied heeft een omvang van ongeveer 12,6 hectare, terwijl de gebieden aan de Hummelsweide en de Blekerij samen een omvang hebben van ongeveer 0,3 hectare. Ook is het aantal van 13 woningen dat mogelijk is gemaakt in die beide gebieden beperkt ten opzichte van het totale aantal van 217 toegestane woningen in het plangebied. De wijzigingen op de twee percelen waarop [appellant sub 2] heeft gewezen, zijn ook beperkt. Op één perceel was in het ontwerp al een bedrijfswoning mogelijk en is alleen de bestemming gewijzigd van "Maatschappelijk" naar "Wonen". Op het andere perceel is één woning mogelijk gemaakt en is de bestemming gewijzigd van "Maatschappelijk" naar "Wonen".

Overigens zijn omwonenden voor de vaststelling van het plan geïnformeerd over de wijzigingen en konden zij inspreken bij de commissie- en raadsvergadering over het plan. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben daarvan gebruik gemaakt.

De betogen slagen niet.

Is het plan vastgesteld in strijd met het vertrouwensbeginsel?

6.    [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voeren aan dat het plan in strijd is met het vertrouwensbeginsel, omdat zij de verwachting hadden dat het gebied aan de Blekerij niet zou worden bebouwd.

6.1.    De Afdeling overweegt dat de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] gestelde verwachting niet door of namens de raad, het bevoegde bestuursorgaan, is gewekt. De raad heeft het plan op dit punt dus niet vastgesteld in strijd met het vertrouwensbeginsel.

De betogen slagen niet.

Heeft de raad in redelijkheid de nieuwe woningen mogelijk kunnen maken?

7.    [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen, omdat hun woon- en leefklimaat ernstig wordt aangetast als gevolg van de nieuwe woningen, terwijl zij de verwachting hadden dat het gebied aan de Blekerij niet zou worden bebouwd. Zij vrezen voor verkeers- en parkeerdrukte. Volgens hen is in de planregels onvoldoende duidelijk verzekerd dat voldoende parkeerplaatsen voor de nieuwe woningen worden gerealiseerd, omdat daarin niet is bepaald dat parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. Verder wordt er volgens hen nu geparkeerd in het gebied aan de Hummelsweide. In dat gebied kan niet meer worden geparkeerd als gevolg van het plan.

Ook zal [appellant sub 2] zijn uitzicht verliezen, omdat hij recht tegenover het gebied aan de Blekerij woont.

7.1.    Volgens de raad waren in het voorontwerp en het ontwerp geen woningen toegestaan in de gebieden aan de Blekerij en de Hummelsweide, omdat het de bedoeling was het aantal toegestane woningen in het plangebied te verminderen vanwege de economische crisis. [belanghebbende] heeft echter een zienswijze naar voren gebracht over het ontwerp, waarin zij erop wees dat zij een overeenkomst heeft met de gemeente om woningen te realiseren in het plangebied, waaronder de gebieden aan de Blekerij en de Hummelsweide. Bovendien is na de economische crisis de behoefte aan woningen toegenomen. Alles afwegende, heeft de raad er daarom voor gekozen om in totaal 13 grondgebonden woningen mogelijk te maken. Daarmee wordt volgens de raad tegemoetgekomen aan de belangen van [belanghebbende], terwijl tegelijkertijd nog steeds het aantal toegestane woningen wordt verminderd ten opzichte van het voorheen geldende plan. In de twee appartementencomplexen konden in totaal ongeveer 40 woningen worden gerealiseerd.

7.2.    Gelet op de toelichting van de raad is de Afdeling van oordeel dat de raad in redelijkheid een zwaarder gewicht heeft mogen toekennen aan de belangen van [belanghebbende] bij realisering van de nieuwe woningen dan aan het belang van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] bij het behoud van de feitelijk bestaande situatie in de genoemde gebieden. De raad heeft in redelijkheid ervan uit kunnen gaan dat er geen onaanvaardbare verkeerssituatie zal ontstaan, omdat het aantal extra verkeersbewegingen als gevolg van de nieuwe woningen beperkt zal zijn. Ook heeft de raad in redelijkheid ervan uit kunnen gaan dat de nieuwe woningen niet zullen leiden tot een onaanvaardbare parkeersituatie. In de planregels is verzekerd dat voldoende parkeerplaatsen voor de nieuwe woningen worden gerealiseerd. In artikel 15, lid 15.2.1, van de planregels is bepaald dat de inrichting van de gronden zodanig moet plaatsvinden dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de bijlage "Parkeernormen gemeente Berkelland" die bij de planregels is gevoegd en waarin is opgenomen hoeveel parkeerplaatsen per woning moeten worden gerealiseerd. Daaruit volgt dat op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd. Er zullen als gevolg van het plan geen parkeerplaatsen uit de openbare ruimte verdwijnen. In het gebied aan de Hummelsweide wordt nu weliswaar geparkeerd, maar dat gebeurt zonder toestemming van [belanghebbende], de eigenaar van het gebied.

Onder deze omstandigheden heeft de raad in redelijkheid de nieuwe woningen mogelijk kunnen maken.

De betogen slagen niet.

Proceskosten

8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. F.D. van Heijningen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.

w.g. Van Heijningen    w.g. Van Driel Kluit
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2019

703.