Uitspraak 201901336/2/R2


Volledige tekst

201901336/2/R2.
Datum uitspraak: 18 april 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1.    [verzoeker sub 1], wonend te Bergen op Zoom,

2.    [verzoeker sub 2], wonend te Bergen op Zoom,

3.    [verzoeker sub 3A] en [verzoeker sub 3B], beiden wonend te Bergen op Zoom (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker sub 3]),

4.    de verenigingen IVN Groene Zoom en Benegora, beide gevestigd te Bergen op Zoom, en Stichting De Brabantse Wal, gevestigd te Woensdrecht (hierna: IVN Groene Zoom en andere),

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Bergen op Zoom,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Poortgebied Bergsche Heide en ontsluitingsweg" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3] en IVN Groene Zoom en andere beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 11 april 2019, waar [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3], bijgestaan door mr. D. Heuker of Hoek, rechtsbijstandverlener te 's-Hertogenbosch, en [gemachtigde], IVN Groene Zoom en andere, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. J.E. Dijk, advocaat te Haarlem, en de raad, vertegenwoordigd door D.J.L. Brandwijk-van Rijswijk, H. Wenting-Wittens, K.P.A. Jansen, ing. E. Been, drs. Ch. Schellingen, zijn verschenen. Verder zijn ter zitting gehoord Port of Bergen op Zoom, bijgestaan door mr. P.M.J. de Haan en mr. D.H.J. Kochx, advocaten te Etten-Leur, en [gemachtigde] en McDonald's Nederland B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. A. IJkelenstam en mr. L.J. Wildeboer, advocaten te Amsterdam.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    In het plan worden verschillende ontwikkelingen mogelijk gemaakt die onderdeel zullen gaan uitmaken van het te realiseren Landschapspark Bergsche Heide. Het plangebied ligt ten oosten van Bergen op Zoom direct aan de A4. De gronden in het plangebied hebben voornamelijk de bestemming "Recreatie". Deze gronden zijn onder andere bestemd voor fastfoodrestaurants ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - fastfoodrestaurant" en een hotel ter plaatse van de aanduiding "hotel". Het voornemen is dat McDonalds, Kentucky Fried Chicken en Van der Valk zich hier vestigen. Daarnaast is aan gronden binnen het plangebied de bestemming "Verkeer" met de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - energyhub" toegekend. Ter plaatse van deze aanduiding zal een verkooppunt van motorbrandstoffen worden gerealiseerd waar, naast de traditionele fossiele brandstoffen, ook duurzame brandstoffen zoals LNG wordt aangeboden. Verder maakt het plan een nieuwe ontsluitingsweg mogelijk. Ook maken twee afzonderlijke plandelen die in het beekdal van de Kraggeloop liggen, ten noorden van de voorziene ontwikkelingen, deel uit van dit plan. Deze plandelen hebben een natuurbestemming gekregen.

3.    Verzoekers [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] wonen naast dan wel op korte afstand van de plandelen waarop de voorgenomen ontwikkelingen kunnen worden gerealiseerd. [verzoeker sub 1] heeft een teeltbedrijf dat aan het plangebied grenst op ongeveer 18 meter afstand van het plandeel waarop het tankstation kan worden gerealiseerd. IVN Groene Zoom en andere zijn milieuverenigingen die opkomen voor de natuurwaarden in het gebied en de omgeving daarvan.

4.    IVN Groene Zoom en andere hebben aangevoerd dat de raad niet heeft verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het nabijgelegen Natura 2000-gebied Brabantse Wal niet worden aangetast als gevolg van de verschillende ontwikkelingen die met het plan mogelijk worden gemaakt. Zij voeren aan dat het plan leidt tot een toename van stikstofdepositie op het door stikstof overbelaste gebied Brabantse Wal. Daarnaast voeren zij aan dat het onderzoek naar cumulatieve effecten onvolledig is. Verder voeren zij aan dat in het onderzoek ten onrechte rekening is gehouden met mogelijke positieve effecten op natuurwaarden door maatregelen die in het gebied worden getroffen, zoals plaggen en maaien. Tot slot wijzen zij er op dat in het kader van het Programma Aanpak Stikstof geen ontwikkelingsruimte meer beschikbaar is voor het gebied Brabantse Wal. Het bevreemdt IVN Groene Zoom en andere dat een toename van stikstofdepositie op dit gebied als gevolg van het plan wél aanvaardbaar wordt geacht.

4.1.    De raad verwijst als reactie op wat is aangevoerd naar het rapport "Poortgebied Bergsche Heide, toets Natura 2000 - Wet natuurbescherming" van 29 oktober 2018, opgesteld door Anteagroup. Dit onderzoek is als bijlage bij het plan gevoegd. Volgens de raad volgt uit dit onderzoek dat het plan leidt tot een geringe toename aan stikstofdepositie waarbij de toename op de voor stikstofgevoelige habitattypen geringer is dan op de dichterbij gelegen stikstofgevoelige leefgebieden van vogelsoorten. De raad stelt zich op basis van dit onderzoek op het standpunt dat het plan geen significante gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Brabantse Wal.

4.2.    Het plangebied waarbinnen de ontwikkelingen zijn voorzien, ligt op ongeveer 1,3 km van Natura 2000-gebied Brabantse Wal. Het plan leidt door de voorziene gebouwen en de toename van verkeer tot uitstoot van schadelijke stoffen zoals stikstofoxiden en ammoniak. De raad heeft de gevolgen van het plan voor onder meer het Natura 2000-gebied Brabantse Wal laten onderzoeken. In dat onderzoek wordt geconcludeerd dat de ontwikkelingen in het plan op zichzelf of in combinatie met andere plannen of projecten geen significante gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Brabantse Wal vanwege verwaarloosbaar kleine toenames van stikstofdepositie op het gebied alsmede recente herstelmaatregelen in het gebied, regulier beheer dat ruim stikstof uit het systeem verwijdert en andere ecologische factoren in het gebied. Er hoeft volgens de raad daarom geen passende beoordeling te worden gemaakt.

4.3.    De voorzieningenrechter stelt vast dat de raad zich op het standpunt stelt dat hij het plan zonder passende beoordeling kon vaststellen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is echter niet uitgesloten dat het plan significante gevolgen kan hebben voor het betrokken gebied, gezien de berekende toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige natuurwaarden die al overbelast zijn. Dit betekent dat op grond van artikel 2.7, eerste lid, van de Wet natuurbescherming een passende beoordeling als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van die wet had moeten worden gemaakt. Het door Anteagroup verrichte onderzoek kan mogelijk als passende beoordeling worden opgevat maar deze procedure leent zich niet voor een inhoudelijke beoordeling van dit onderzoek, mede gelet op wat IVN Groene Zoom en andere daartegen hebben aangevoerd. Maar het feit dat voor dit plan een passende beoordeling moet worden gemaakt, betekent dat de raad op grond van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer verplicht is een milieueffectrapport te maken. De raad had dus niet kunnen volstaan met de bestreden vormvrije m.e.r-beoordeling.

4.4.    Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen de betrokken natuurbelangen alsmede de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan wanneer het plan in werking treedt, ziet de voorzieningenrechter reeds hierin aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De overige bezwaren van IVN Groene Zoom en andere, [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] behoeven daarom geen bespreking. Omdat wat is aangevoerd betrekking heeft op de plandelen waarop de ontwikkelingen zijn voorzien, ziet de voorzieningenrechter aanleiding het bestreden besluit te schorsen met uitzondering van de afzonderlijke plandelen met de bestemming "Natuur" ten noorden van de plandelen waarop de ontwikkelingen zijn voorzien. De voorzieningenrechter heeft bij het treffen van deze voorlopige voorziening betrokken dat Port of Bergen op Zoom B.V. als projectontwikkelaar heeft aangegeven dat hij voornemens is op korte termijn een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen in te dienen. Voormelde schorsing van het bestreden besluit heeft tot gevolg dat het plan niet als toetsingskader geldt wanneer de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt beoordeeld.

5.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Bergen op Zoom van 19 december 2018, met uitzondering van de afzonderlijke plandelen met de bestemming "Natuur" ten noorden van de plandelen waarop de ontwikkelingen zijn voorzien;

II.    veroordeelt de raad van de gemeente Bergen op Zoom tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van de verzoeken opgekomen proceskosten tot een bedrag van:

a. € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro) voor [verzoeker sub 3A] en [verzoeker sub 3B], geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

b. € 551,70 (zegge: vijfhonderdeenenvijftig euro en zeventig cent) voor de verenigingen IVN Groene Zoom en Benegora, en Stichting De Brabantse Wal, waarvan € 512,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

III.    gelast dat de raad van de gemeente Bergen op Zoom aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht vergoedt, ten bedrage van:

a. € 174,00 (zegge: honderdvierenzeventig euro) voor [verzoeker sub 1];

b. € 174,00 (zegge: honderdvierenzeventig euro) voor [verzoeker sub 2],

c. € 174,00 (zegge: honderdvierenzeventig euro) voor [verzoeker sub 3A] en [verzoeker sub 3B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

d. € 345,00 (zegge: driehonderdvijfenveertig euro) voor de verenigingen IVN Groene Zoom en Benegora, en Stichting De Brabantse Wal, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Reichardt, griffier.

w.g. Uylenburg    w.g. Reichardt
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2019

772.