Uitspraak 201803253/1/R1


Volledige tekst

201803253/1/R1.
Datum uitspraak: 10 april 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] h.o.d.n. [camping], gevestigd te Sint Maartenszee, gemeente Schagen,

en

de raad van de gemeente Schagen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 februari 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Belkmerweg 67 Sint Maartensvlotbrug" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad heeft nadere stukken ingediend.

Zwanendal B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 februari 2019, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. L.T. van Eijck van Heslinga, advocaat te Alkmaar, en de raad, vertegenwoordigd door P.E. Brouwer-Stam, zijn verschenen. Verder is ter zitting Zwanendal B.V., vertegenwoordigd door ir. D. Verburg MSc, gehoord.

Overwegingen

Bijlage

1.    De (wettelijke) bepalingen en relevante planregels die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Inleiding

2.    Op 2 februari 2017 heeft Zwanendal B.V. een verzoek ingediend tot wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied Zijpe". Zwanendal B.V. exploiteert aan de Belkmerweg 67 te Sint Maartensvlotbrug een bloembollenbedrijf van ongeveer 28 hectare. Zij is voornemens om op haar perceel eveneens een kampeerterrein te realiseren, bestaande uit maximaal 25 standplaatsen waarvan maximaal 7 trekkershutten en daarnaast een bed & breakfast.

[appellant] exploiteert op het perceel [locatie] te Sint Maartensvlotbrug [camping]. Hij kan zich niet verenigen met het plan voor zover binnen de bestemming "Agrarisch" verschillende recreatieve functies mogelijk worden gemaakt.

Ontvankelijkheid

3.    De raad stelt zich op het standpunt dat [appellant] geen belanghebbende is bij het plan, aangezien Zwanendal B.V. niet werkzaam zal zijn in hetzelfde marktsegment. Volgens de raad is de voorziene camping aantrekkelijk voor een andere groep recreanten dan de recreanten die verblijven op [camping]. In dat verband wijst de raad erop dat de voorziene camping zich kenmerkt door thema’s als bloembollenteelt en duurzaamheid.

3.1.    Volgens vaste jurisprudentie (onder meer de uitspraak van de Afdeling van 7 maart 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA0085) is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit belanghebbende. Dit is bij bestemmingsplannen slechts het geval indien de concurrent in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment werkzaam is als waarin de in het plan voorziene bedrijvigheid wordt uitgeoefend.

3.2.    De camping van [appellant] ligt op een afstand van ongeveer 550 m van het plangebied. Niet in geschil is dat [appellant] werkzaam is in hetzelfde verzorgingsgebied als de in het plan voorziene bedrijvigheid van Zwanendal B.V. Op de camping van [appellant] zijn onder meer stacaravans en kampeerplaatsen aanwezig. Weliswaar kenmerkt de voorziene camping zich door thema’s als bloembollenteelt en duurzaamheid, maar dat neemt niet weg dat op beide locaties sprake zal zijn van een camping. Onder deze omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat [appellant] ook in hetzelfde marktsegment werkzaam is als waarin de in het plan voorziene ontwikkeling van Zwanendal B.V. wordt uitgeoefend. Niet uitgesloten is dat de voorziene ontwikkeling van Zwanendal B.V. een nadelige invloed zal hebben op de bedrijfsvoering van [appellant]. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling, anders dan de raad, van oordeel dat het belang van [appellant] rechtstreeks betrokken bij het bestreden besluit, zodat hij als belanghebbende kan worden aangemerkt.

Toetsingskader

4.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Formele beroepsgrond

5.    [appellant] betoogt dat op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl ten onrechte als status wordt vermeld dat het plan "onherroepelijk" is. In dat verband voert hij aan dat de raad bij het nog vast te stellen bestemmingsplan "PALLAS-reactor", waarover [appellant] tegen het ontwerpplan een zienswijze naar voren heeft gebracht en in welk plan het voorliggende plan is geïncorporeerd, ervan uit is gegaan dat het voorliggende plan onherroepelijk is, terwijl dat niet het geval is.

5.1.    De Afdeling stelt vast dat deze beroepsgrond betrekking heeft op een gestelde onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet kan aantasten. Voor zover [appellant] betoogt dat de status van het voorliggende plan van belang is voor het nog vast te stellen bestemmingsplan "PALLAS-reactor", overweegt de Afdeling dat dat plan hier niet voorligt. Ten overvloede merkt de Afdeling op dat de status van het voorliggende plan inmiddels is gewijzigd naar "vastgesteld".

Het betoog faalt.

Relativiteit

6.    [appellant] betoogt dat het plan in een aantal opzichten in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hiertoe voert hij aan dat de bestaande windmolen in het plangebied voor geluidsoverlast zal zorgen voor de toekomstige recreanten van de voorziene camping, zodat voor hen geen sprake zal zijn van een goed verblijfsklimaat. Verder wijst hij erop dat het plan ten onrechte voorziet in een afwijkingsbevoegdheid met toepassing waarvan in bedrijfsgebouwen seizoenarbeiders kunnen worden gehuisvest. Ook voert [appellant] aan dat de vorm van het bouwvlak dusdanig is gewijzigd dat sprake is van negatieve ruimtelijke effecten, aangezien hierdoor meer bebouwing is toegestaan langs de openbare weg.

6.1.    Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.

6.2.    Het belang van [appellant] is een bedrijfsbelang, namelijk dat hij gevrijwaard blijft van meer concurrentie in het verzorgingsgebied van zijn camping. De door [appellant] aangevoerde gevolgen van de windmolen, vestiging van seizoenarbeiders en bouwvlakwijziging raken het verblijfsklimaat van de gebruikers van het kampeerterrein op het perceel Belkmerweg 67 en de omwonenden. De norm van een goede ruimtelijke ordening als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) strekt kennelijk niet tot bescherming van het bedrijfsbelang van [appellant]. Gelet op het voorgaande kan hetgeen [appellant] heeft aangevoerd over de gevolgen van de windmolen, vestiging van seizoenarbeiders en bouwvlakwijziging ter plaatse van het perceel Belkmerweg 67 op grond van artikel 8:69a van de Awb niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Daarom ziet de Afdeling af van een inhoudelijke bespreking van deze beroepsgronden.

Kleinschalig kampeerterrein

7.    [appellant] betoogt dat geen sprake is van een kleinschalig kampeerterrein zoals dat is opgenomen in het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied Zijpe". Volgens hem maakte dat plan geen opeenstapeling van diverse recreatieve functies mogelijk.

7.1.    In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Nog daargelaten of het voorheen geldende bestemmingsplan al dan niet voorzag in een combinatie van diverse recreatieve functies, dient het bestemmingsplan zoals dit nu voorligt te worden beoordeeld.

Het betoog faalt.

Afstandseis

8.    [appellant] voert aan dat het voorziene kampeerterrein op het perceel Belkmerweg 67 op een afstand minder dan 1 km van zijn camping ligt, terwijl in het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied Zijpe" als voorwaarde is opgenomen dat de afstand tussen een kleinschalig kampeerterrein en een regulier kampeerterrein ten minste 1 km moet bedragen. Deze afstand is volgens hem ten onrechte niet in dit plan gehandhaafd. Ter zitting heeft [appellant] toegelicht dat deze afstandseis volgens hem is ingegeven door concurrentieoverwegingen.

8.1.    Volgens de plantoelichting bij het voorliggende plan vloeit de afstandseis van 1 km, die is vermeld in het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied Zijpe" voort uit de "Notitie Harmonisatie beleid verblijfsrecreatie buiten reguliere terreinen" (hierna: notitie). De raad hanteert deze afstandseis ook voor het onderhavige plan. In de plantoelichting staat dat deze afstandseis in de notitie is opgenomen om te voorkomen dat recreatielinten ontstaan. Voor de juistheid van het standpunt van [appellant] dat de afstandseis van 1 km is ingegeven door concurrentieoverwegingen ziet de Afdeling geen aanknopingspunten.

De raad stelt dat als gevolg van het plan geen sprake zal zijn van een recreatielint omdat de camping op het perceel Belkmerweg 67 op een afstand van ongeveer 550 m van de camping van [appellant] ligt en is voorzien aan een niet-doorgaande weg tussen de bloemenvelden. [appellant] heeft de juistheid van deze feitenweergave niet betwist. Gelet hierop ziet de Afdeling in de omstandigheid dat de camping van [appellant] op minder dan 1 km afstand van de in het plan voorziene camping is gelegen geen grond voor het oordeel dat de raad het plan niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening heeft kunnen achten.

Het betoog faalt.

Aantal standplaatsen

9.    [appellant] betoogt dat het plan op grond van de planregels 25 standplaatsen voor kampeermiddelen en 7 trekkershutten mogelijk maakt, terwijl is bedoeld om maximaal 25 standplaatsen, waaronder 7 trekkershutten, mogelijk te maken.

9.1.    Op de verbeelding is aan het perceel Belkmerweg 67 de bestemming "Agrarisch" toegekend. Aan het gehele perceel zijn eveneens de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein" en de aanduiding "maximum aantal niet-permanente standplaatsen 25" toegekend. Aan het zuidoostelijke deel van het perceel is eveneens de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - trekkershutten" en de aanduiding "maximum aantal trekkershutten 7" toegekend.

9.2.    Uit artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder e, van de planregels en de verbeelding volgt dat aan het gehele perceel Belkmerweg 67 een maximum aantal niet-permanente standplaatsen van 25 is toegekend. Uit artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder g, van de planregels en de verbeelding volgt dat aan een deel van dat perceel een maximum aantal trekkershutten van 7 is toegekend.

9.3.    Uit de plantoelichting en het verhandelde ter zitting blijkt dat de raad heeft beoogd om maximaal 25 standplaatsen waarvan maximaal 7 trekkershutten mogelijk te maken. De Afdeling stelt vast dat artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder e en g, van de planregels, in samenhang bezien met de verbeelding, maximaal 32 standplaatsen mogelijk maakt, namelijk 25

niet-permanente standplaatsen en 7 trekkershutten. Anders dan de raad stelt, volgt uit artikel 3, lid 3.5.2, aanhef en onder c, van de planregels niet dat het maximum aantal vaste kampeermiddelen van 7 in mindering moet worden gebracht op het maximum aantal niet-permanente standplaatsen van 25. Hierbij wijst de Afdeling erop dat in artikel 3, lid 3.5.2, aanhef en onder c, van de planregels de zinsnede "niet-permanente" ontbreekt.

Gelet op het vorenstaande maakt het plan meer mogelijk dan de raad heeft beoogd. Dit betekent dat het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

Het betoog slaagt.

Bed & breakfast

10.    [appellant] voert aan dat het plan een bed & breakfast mogelijk maakt met een oppervlakte van 250 m², terwijl uit de plantoelichting en het Beeldkwaliteitsplan "Kamperen bij de Boer" volgt dat de omvang van de bed & breakfast maximaal 200 m² mag bedragen.

10.1.    Aan een deel van het perceel Belkmerweg 67 is de functieaanduiding "bed & breakfast" toegekend.

10.2.    Ingevolge artikel 3, lid 3.2.6, onder b, van de planregels mag de oppervlakte van de bed & breakfast niet meer bedragen dan 250 m².

10.3.    De raad heeft te kennen gegeven dat de oppervlakte 200 m² moet zijn. De raad heeft zich in zoverre op een ander standpunt gesteld dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan. Nu niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het plan meer mogelijk maakt dan de raad heeft beoogd. Dit betekent dat het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb onzorgvuldig is voorbereid.

Het betoog slaagt.

Groepsaccommodatie

11.    [appellant] betoogt dat ten onrechte is voorzien in een afwijkingsbevoegdheid met toepassing waarvan een groepsaccommodatie met een oppervlakte van 500 m² kan worden gerealiseerd. Volgens hem zijn de aan deze afwijkingsbevoegdheid verbonden voorwaarden te algemeen en zijn de bouwmogelijkheden onvoldoende beperkt.

11.1.    De niet onderbouwde stelling van [appellant] dat de aan deze afwijkingsbevoegdheid verbonden voorwaarden te algemeen zijn, acht de Afdeling ontoereikend voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid deze afwijkingsbevoegdheid in het plan heeft kunnen opnemen.

Wat betreft de stelling van [appellant] dat in deze afwijkingsbevoegdheid de bouwmogelijkheden onvoldoende beperkt zijn, stelt de Afdeling vast dat in artikel 7, lid 7.3, aanhef en onder c en d, van de planregels is bepaald dat de oppervlakte van de ruimten die voor de groepsaccommodatie worden gebruikt ten hoogste 500 m² moet bedragen en dat de groepsaccommodatie gesitueerd moet zijn in het hoofdgebouw, of een bestaand daarmee functioneel samenhangend bijgebouw. De Afdeling ziet in de enkele stelling van [appellant] geen grond voor het oordeel dat deze afwijkingsmogelijkheid verder had moeten worden begrensd.

Het betoog faalt.

Bouwen onder het peil

12.    [appellant] betoogt dat het plan ten onrechte niet uitsluit dat onder het peil mag worden gebouwd, waardoor het bouwvolume van de bed & breakfast, de trekkershutten en de bebouwing voor de groepsaccommodatie kan worden vergroot.

12.1.    In de "Nota van Zienswijzen behorende bij het bestemmingsplan Belkmerweg 67 Sint Maartensvlotbrug" staat dat in artikel 2.4 van de planregels is bepaald dat bouwwerken vanaf het peil kunnen worden opgericht, zodat het plan geen mogelijkheid bevat voor het bouwen onder het peil. De Afdeling leidt hieruit af dat de raad heeft beoogd bouwwerken onder het peil uit te sluiten. Uit de bouwregels van de bestemming "Agrarisch" volgt niet dat bouwen onder het peil niet mogelijk is. Gelet op het vorenstaande maakt het plan meer mogelijk dan de raad heeft beoogd. Dit betekent dat het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

Het betoog slaagt.

Biomassavergistingsinstallatie

13.    [appellant] betoogt dat ten onrechte is voorzien in een afwijkingsbevoegdheid met toepassing waarvan een biomassavergistingsinstallatie is toegestaan. Volgens hem is ten onrechte geen milieueffectrapportage opgesteld met betrekking tot de gevolgen van een biomassavergistingsinstallatie op de omgeving, zodat het niet is uitgesloten dat op zijn camping overlast zal worden ondervonden van de biomassavergistingsinstallatie.

13.1.    Ter zitting heeft de raad toegelicht dat deze afwijkingsmogelijkheid in het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied Zijpe" was opgenomen en in dit plan is overgenomen. De raad stelt dat het niet aannemelijk is dat aan de Belkmerweg 67 een biomassavergistingsinstallatie zal worden opgericht en dat deze afwijkingsbevoegdheid, neergelegd in artikel 3, lid 3.6, onder a, sub 1 tot en met 8, van de planregels, overbodig is.

13.2.    De raad heeft zich in zoverre op een ander standpunt gesteld dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan. Nu niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb onzorgvuldig is voorbereid.

Het betoog slaagt.

Overige gronden

14.    [appellant] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Het betoog faalt.

Conclusie

15.    Gelet op wat in 9.3, 10.3, 12.1 en 13.2 is overwogen, is het beroep van [appellant] gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd voor zover het:

- artikel 3, lid 3.5.2, onder c, van de planregels betreft;

- artikel 3, lid 3.2.6, onder b, van de planregels betreft;

- artikel 3, lid 3.6, onder a, sub 1 tot en met 8, van de planregels betreft;

- bouwen onder het peil niet is uitgesloten.

16.    De raad heeft verzocht om zelf in de zaak te voorzien. Nu niet aannemelijk is dat derdebelanghebbenden in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak ten aanzien van deze onderdelen in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dit is vernietigd. Daartoe overweegt de Afdeling dat in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen grond is gelegen om voor het perceel Belkmerweg 67 een kampeerterrein, bestaande uit maximaal 25 standplaatsen waarvan maximaal 7 trekkershutten alsmede in een bed & breakfast van 200 m² en in een afwijkingsbevoegdheid voor een groepsaccommodatie van 500 m², niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening te achten. [appellant] heeft geen vanuit ruimtelijk oogpunt relevante argumenten aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de raad in redelijkheid niet in de beoogde ontwikkeling mocht voorzien. De Afdeling tekent hierbij aan dat aan de vrees van [appellant] voor oneerlijke concurrentie in de belangenafweging van de raad geen beslissende betekenis toekomt. Dat het realiseren van meerdere recreatieve functies op (voormalige) boerenbedrijven een oneerlijke concurrentiepositie oplevert ten opzichte van de bestaande, volwaardige campings en volwaardige campings zich moeten houden aan voor die campings geldende regelgeving, terwijl boerenbedrijven die een camping als nevenactiviteit hebben niet of nauwelijks met deze verplichtingen te maken krijgen, zoals [appellant] stelt, zijn geen omstandigheden die ruimtelijk van beslissend belang kunnen zijn. De Wro ziet immers niet op regulering van concurrentieverhoudingen.

17.    De Afdeling zal, in het kader van het zelf voorzien, bepalen dat artikel 3, lid 3.5.2, onder c, van de planregels als volgt komt te luiden:

"c. op een kleinschalig kampeerterrein mogen ten hoogste 7 vaste kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, die jaarrond aanwezig zijn worden opgericht. Indien en voor zover vaste kampeermiddelen zijn opgericht, mag het aantal opgerichte vaste kampeermiddelen tezamen met het aantal niet-permanente standplaatsen voor kampeermiddelen niet meer bedragen dan 25;".

Verder zal de Afdeling, in het kader van het zelf voorzien, bepalen dat artikel 3, lid 3.2.6, onder b, van de planregels als volgt komt te luiden: "b. de oppervlakte mag niet meer dan 200 m² bedragen;".

Ten slotte zal de Afdeling, in het kader van het zelf voorzien, bepalen dat artikel 3, lid 3.2.1, van de planregels als volgt komt te luiden: "Voor het bouwen gelden de volgende algemene bouwregels:

de bebouwing, met uitzondering van toiletgebouwen, mag alleen binnen het aangegeven bouwvlak worden opgericht; en

de bebouwing mag alleen boven het peil worden opgericht."

Dit betekent dat het kampeerterrein van Zwanendal B.V. gerealiseerd kan worden.

18.    Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskosten

19.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Schagen van 20 februari 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Belkmerweg 67 Sint Maartensvlotbrug" voor zover het:

a.    artikel 3, lid 3.5.2, onder c, van de planregels betreft;

b.    artikel 3, lid 3.2.6, onder b, van de planregels betreft;

c.     artikel 3, lid 3.6, onder a, sub 1 tot en met 8, van de planregels betreft;

d.    bouwen onder het peil niet is uitgesloten;

III.    bepaalt dat:

a.    artikel 3, lid 3.5.2, onder c, van de planregels als volgt komt te luiden: "c. op een kleinschalig kampeerterrein mogen ten hoogste 7 vaste kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, die jaarrond aanwezig zijn worden opgericht. Indien en voor zover vaste kampeermiddelen zijn opgericht, mag het aantal opgerichte vaste kampeermiddelen tezamen met het aantal niet-permanente standplaatsen voor kampeermiddelen niet meer bedragen dan 25;";

b.    artikel 3, lid 3.2.6, onder b, van de planregels als volgt komt te luiden: "b. de oppervlakte mag niet meer dan 200 m² bedragen;";

c.    artikel 3, lid 3.2.1, van de planregels als volgt komt te luiden: "Voor het bouwen gelden de volgende algemene bouwregels:

de bebouwing, met uitzondering van toiletgebouwen, mag alleen binnen het aangegeven bouwvlak worden opgericht; en

de bebouwing mag alleen boven het peil worden opgericht."

IV.    bepaalt dat deze uitspraak wat het onderdeel III betreft in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

V.    draagt de raad van de gemeente Schagen op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen II, III en IV worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

VI.    veroordeelt de raad van de gemeente Schagen tot vergoeding van bij [appellant] h.o.d.n. [camping] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VII.    gelast dat de raad van de gemeente Schagen aan [appellant] h.o.d.n. [camping] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

w.g. Van Diepenbeek    w.g. Van Loo
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2019

418-877.

BIJLAGE

•    Bij de rechtsoverwegingen 6 en verder

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:2

Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel 8:69a

De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

Artikel 8:72

[…]

3 De bestuursrechter kan bepalen dat:

[…]

b. zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.

Besluit ruimtelijke ordening

Artikel 1.2.3

1 Een visie, plan, besluit en verordening als bedoeld in artikel 1.2.1, eerste lid, in voorkomend geval met de daarbij behorende toelichting of onderbouwing, worden elektronisch vastgesteld. Van een zodanig elektronisch document wordt tevens een papieren versie gemaakt.

2 Indien de inhoud van een elektronisch document als bedoeld in het eerste lid tot een andere uitleg aanleiding geeft dan de papieren versie, is het eerstgenoemde document beslissend.

Wet ruimtelijke ordening

Artikel 3.1

1 De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Deze regels kunnen tevens strekken ten behoeve van de uitvoerbaarheid van in het plan opgenomen bestemmingen, met dien verstande dat deze regels ten aanzien van woningbouwcategorieën uitsluitend betrekking hebben op percentages gerelateerd aan het plangebied.

[…]

Planregels bij het bestemmingsplan "Buitengebied Zijpe", vastgesteld door de raad van de gemeente Schagen bij besluit van 22 april 2014

Artikel 3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

[…]

d. 3.5.1 en toestaan dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein of voor het realiseren van een groter aantal standplaatsen dan op grond van de aanduiding 'maximum aantal niet-permanente standplaatsen' is toegestaan of voor het oprichten van maximaal 7 vaste kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, die jaarrond aanwezig zijn, mits is voldaan aan de onderstaande regels:

[…]

9. de afstand tussen een kleinschalig kampeerterrein en een regulier kampeerterrein dient ten minste 1 km te bedragen, met dien verstande dat in geval van uitbreiding tot ten hoogste 25 standplaatsen bij bestaande kleinschalige kampeerterreinen dit afstandsvereiste niet geldt;

[…]

Planregels bij het bestemmingsplan "Belkmerweg 67 Sint Maartensvlotbrug", vastgesteld door de raad van de gemeente Schagen bij besluit van

20 februari 2018

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.47 kampeerseizoen:

het kampeerseizoen begint op 15 maart en loopt door tot en met 31 oktober van elk kalenderjaar;

1.49 kleinschalig kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het gedurende het kampeerseizoen plaatsen van vaste of mobiele kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.61 peil:

1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

3. indien op het water wordt gebouwd: het plaatselijk aan te houden waterpeil;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

[…]

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

[…]

Artikel 3 Agrarisch

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[…]

e. een kleinschalig kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein' met dien verstande dat het aantal niet-permanente standplaatsen niet meer mag bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal niet-permanente standplaatsen';

f. een bed & breakfast met meer dan 9 slaapplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';

g. trekkershutten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten' met dien verstande dat het aantal trekkershutten niet meer mag bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal trekkershutten';

[…]

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt de volgende algemene bouwregel:

de bebouwing, met uitzondering van toiletgebouwen, mag alleen binnen het aangegeven bouwvlak worden opgericht;

3.2.6 Bed & breakfast

Voor het bouwen van een bed & breakfast gelden de volgende regels:

a. ter plaatse van de aanduiding ‘bed & breakfast’ is één bed & breakfast toegestaan;

b. de oppervlakte mag niet meer dan 250 m² bedragen;

c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

3.2.6 Trekkershutten

Voor het bouwen van vaste kampeermiddelen gelden de volgende regels:

a. ter plaatse van de aanduiding ‘trekkershutten’ mogen trekkershutten worden gebouwd;

b. de oppervlakte mag per trekkershut niet meer dan 36 m² bedragen;

c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m."

3.5.2 Recreatief gebruik

Ten aanzien van de recreatiefunctie gelden de volgende bepalingen:

[…]

c. op een kleinschalig kampeerterrein mogen ten hoogste 7 vaste kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, die jaarrond aanwezig zijn worden opgericht, mits het aantal vaste kampeermiddelen die jaarrond aanwezig zijn in mindering wordt gebracht op het toegestane aantal standplaatsen voor kampeermiddelen;

[…]"

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a. lid 3.5.1 en toestaan dat een biomassavergistingsinstallatie wordt opgericht, onder de voorwaarden dat:

1. de afstand tot de ecologische hoofdstructuur (EHS) minimaal 250 m bedraagt;

2. de aan te houden afstand minimaal 100 meter tot een gevoelig object (woningen van derden) bij < 50 MWe energieopwekkingscapaciteit bedraagt;

3. het bedrijf eigen geproduceerde mest verwerkt en eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toevoegt;

4. de verwerking minder bedraagt dan 25.000 ton per jaar en per dag minder dan 100 ton;

5. gezorgd wordt voor een goede landschappelijke inpassing;

6. er is aangetoond dat de verkeersaantrekkende werking aanvaardbaar is;

7. de installatie voldoet aan de redelijke eisen van welstand;

8. de milieusituatie aanvaardbaar is.

b. lid 3.5.1 voor het gebruik van bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van seizoenarbeiders, onder de voorwaarden dat:

1. de huisvesting uitsluitend mag plaatsvinden als nevenfunctie van een volwaardig agrarisch bedrijf;

2. er wordt voldaan aan de bouwregels zoals opgenomen in artikel 3.2;

3. de huisvesting uitsluitend mag plaatsvinden op het bestaande agrarische bouwvlak indien een conform de bestemming door de eigenaar of bedrijfsleider bewoonde en in gebruik zijnde agrarische bedrijfswoning op het bouwperceel aanwezig is;

4. voor het bouwen van nieuwe bebouwing en/of woonunits een inrichtingsplan is opgesteld, waarin in ieder geval aandacht is besteed aan een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing en/of de woonunits en de parkeervoorzieningen. Over de landschappelijke inpassing dient vooraf met de gemeente overleg plaats te vinden;

5. agrarische seizoensarbeiders zowel in agrarische bedrijfsbebouwing als in woonunits mogen worden gehuisvest, met dien verstande dat:

6. er binnen een bouwperceel van een agrarisch bedrijf ten hoogste 40 agrarische seizoensarbeiders mogen worden gehuisvest;

7. er ten hoogste 20 agrarische seizoensarbeiders in woonunits mogen worden gehuisvest;

8. de huisvesting uitsluitend mag plaatsvinden, indien wordt voldaan aan het bepaalde in het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de Algemene Plaatselijke Verordening;

9. er dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van de normen die zijn opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode.

[…]

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.3 Groepsaccommodaties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2, onder b, ten behoeve van het gebruik van een gebouw als groepsaccommodatie, met dien verstande dat:

a. de nieuwe functie de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische en overige bedrijven en de woonfunctie van omringende woningen niet onevenredig beperkt;

b. de activiteit landschappelijk goed is ingepast;

c. de oppervlakte van de ruimten die voor de groepsaccommodatie worden gebruikt ten hoogste 500 m² bedraagt;

d. de groepsaccommodatie gesitueerd moet zijn in het hoofdgebouw, of een bestaand daarmee functioneel samenhangend bijgebouw: nieuwbouw ten behoeve van de groepsaccommodatie is niet toegestaan;

e. ten behoeve van de groepsaccommodatie uitsluitend gedeelde sanitaire voorzieningen en gedeelde kookgelegenheid aanwezig mogen zijn.