Uitspraak 201706892/6/R3


Volledige tekst

201706892/6/R3.
Datum uitspraak: 1 april 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

Re-spectrum Crematoria B.V. (hierna: Respectrum), gevestigd te Hooghalen,

verzoekster,

en

de raad van de gemeente Groningen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Uitvaartfaciliteit Hoendiep" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer Respectrum beroep ingesteld. Respectrum heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 maart 2019, waar Respectrum, vertegenwoordigd door mr. R.J.H. Minkhorst, advocaat te Nijmegen, [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door drs. G.C.H.J. van de Vorstenbosch en J.M. van Uhm, zijn verschenen. Verder zijn Algemeen Belang Uitvaartverzorging en -verzekering en Dela Uitvaartverzorging N.V. (hierna: Dela), vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Het plan maakt de bouw van een uitvaartcentrum met crematorium aan het Hoendiep mogelijk dat Dela wil gaan exploiteren.

Spoedeisend belang

3.    Respectrum heeft erop gewezen dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen aan Dela een omgevingsvergunning heeft verleend voor de bouw van het crematorium aan het Hoendiep. Zij heeft tegen de verlening van deze omgevingsvergunning bezwaar gemaakt. Respectrum heeft erop gewezen dat wanneer haar bezwaar ongegrond wordt verklaard, het bestemmingsplan als gevolg van de zogeheten Tegelen-jurisprudentie ook bij schorsing daarvan door de voorzieningenrechter het toetsingskader is voor de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure van Respectrum tegen dat besluit op bezwaar. Zij wenst met haar verzoek te bereiken dat voor het besluit op bezwaar inzake de omgevingsvergunning wordt genomen, de voorzieningenrechter het plan schorst, zodat dit niet het toetsingskader voor de rechtbank vormt in een eventuele beroepsprocedure.

4.    De voorzieningenrechter overweegt dat de bodemprocedure in deze zaak door de Afdeling op de zitting van 28 maart 2019 is behandeld. De Afdeling heeft toegezegd dat zij in die procedure binnen 6 weken uitspraak zal doen, uiterlijk 8 mei 2019. Ter zitting heeft de raad verklaard dat het besluit op bezwaar in die omgevingsvergunningprocedure gepland staat voor 1 mei 2019. De raad heeft aangegeven dat hij het college van burgemeester en wethouders ertoe zal bewegen dat besluit op bezwaar over de omgevingsvergunning tot en met 8 mei 2019 uit te stellen. Verder is namens Dela verklaard dat zij tot die datum in het plangebied geen bouwactiviteiten zal ontplooien.

5.    Gelet op de hiervoor weergegeven toezeggingen van de raad en Dela en de omstandigheid dat is toegezegd dat in de bodemprocedure binnen 6 weken uitspraak zal worden gedaan, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er op dit moment geen spoedeisend belang is bij schorsing van het plan.

Conclusie

6.    Het verzoek wordt afgewezen.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Tieleman, griffier.

w.g. Pans    w.g. Tieleman
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2019

817.