Uitspraak 201805102/1/A1


Volledige tekst

201805102/1/A1.
Datum uitspraak: 3 april 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante] en anderen, wonend te Lisse,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 mei 2018 in zaak nr. 17/3415 in het geding tussen:

[appellante] en anderen

en

het college van burgemeester en wethouders van Lisse.

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2016 heeft het college aan T-Mobile Netherlands B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het vervangen en verplaatsen van de bestaande mast ten behoeve van mobiele telecommunicatie aan de Stationsweg 166A te Lisse (hierna: het perceel).

Bij afzonderlijke besluiten van 4 april 2017 heeft het college de door [appellante en anderen] daartegen gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 9 mei 2018 heeft de rechtbank het door [appellante] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellante] en anderen hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 februari 2019, waar [appellante] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. R.C.V. Mans, advocaat te Amsterdam, het college, vertegenwoordigd door mr. A. de Zeeuw en R.B. van Dorp, en T-Mobile Netherlands B.V., vertegenwoordigd door mr. J. van der Lee, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    [appellante] en anderen hebben buiten de daarvoor geldende termijn van zes weken bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning. Dit is niet in geschil.

In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het college het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. Volgens de rechtbank heeft het college in de mededelingen voldoende duidelijk gemaakt dat de beoogde locatie voor de nieuwe mast de Keukenhof betrof. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de Bloemententoonstelling Keukenhof als één bedrijf en één geheel functioneert en als het om bedrijfsactiviteiten gaat het adres Stationsweg 166A hanteert. Omdat [appellante] en anderen uit de publicaties konden begrijpen dat de locatie de Keukenhof betrof en zij in de nabijheid daarvan wonen, lag het op hun weg om nadere informatie op te vragen bij het college als onduidelijkheid bestond over de exacte locatie van de nieuwe mast, aldus de rechtbank.

2.    De regelgeving die ten grondslag ligt aan de hierna volgende overwegingen is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die daarvan deel uitmaakt.

Voorbereidingsprocedure

3.    Voor zover [appellante] en anderen betogen dat de rechtbank er bij haar oordeel ten onrechte vanuit is gegaan dat [appellante] en anderen in de veronderstelling zijn dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is, kan dat niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak, omdat deze overweging niet dragend is geweest voor het oordeel van de rechtbank.

Publicatie

4.    [appellante] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij voeren aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat zij door de onduidelijke publicaties van de mededeling van de aanvraag om omgevingsvergunning en de verlening van de omgevingsvergunning op het verkeerde been zijn gezet. Volgens hen is in die publicaties de locatie onvoldoende duidelijk aangegeven, omdat zij het adres Stationsweg 166A associëren met de oude ingang van de Keukenhof en niet met de locatie waar de nieuwe mast is geplaatst.

4.1.    De Afdeling stelt vast dat het college in de "Gemeenteberichten Lisse" van 26 mei 2016 kennis heeft gegeven van de aanvraag om omgevingsvergunning. Daarnaast heeft het college in de "Gemeenteberichten Lisse" van 28 juni 2016 medegedeeld dat de gevraagde omgevingsvergunning is verleend. De tekst geplaatst onder het kopje "Verleende omgevingsvergunningen/gebruiksvergunningen:" luidt als volgt: "Stationsweg 166A - het vervangen en verplaatsen van de bestaande mast ten behoeve van telecommunicatie". Daarbij is vermeld dat belanghebbenden binnen zes weken na de verzenddatum van het besluit bezwaar kunnen maken bij het college.

4.2.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de publicaties in de "Gemeenteberichten Lisse" voldoende duidelijk zijn. Ter zitting is vastgesteld dat de mast is geplaatst op een veld op het perceel aan de Stationsweg 166A dat hoort bij de Keukenhof, die op hetzelfde adres is gevestigd. Op de zitting hebben [appellante] en anderen bevestigd dat bij hen bekend was dat het adres Stationsweg 166A betrekking had op de Keukenhof. Dit betekent dat, anders dan [appellante] en anderen betogen, het college de locatie van de mast voldoende duidelijk heeft aangegeven. Dat tussen de locatie van de nieuwe mast en de oude ingang van de Keukenhof een parkeerplaats is gelegen en dat het veld waarop de mast is geplaatst een ander kadastraal nummer heeft, maakt dat niet anders. De omstandigheid dat het mogelijk was om de locatie specifieker weer te geven, betekent op zichzelf niet dat de gegeven omschrijving van de locatie niet voldoende duidelijk was. De verwijzing naar het rapport van de Nationale Ombudsman van 16 juli 2018, waarin is geconcludeerd dat de gemeente betrokkene onvoldoende heeft geïnformeerd over de plaatsing van de zendmast, leidt niet tot een ander oordeel. De Nationale Ombudsman heeft immers beoordeeld of de gemeente in aanvulling op de juridische vereiste informatie relevante specifiekere informatie had moeten geven. De rechtbank heeft daarnaast terecht overwogen dat het op de weg van [appellante] en anderen had gelegen om, naar aanleiding van de publicatie van de aanvraag dan wel verlening van de omgevingsvergunning, nadere informatie over de aanvraag bij het college te verkrijgen. Dat [appellante] en anderen dit hebben nagelaten, komt voor hun eigen rekening en risico. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat uit de omschrijving van de publicatie voldoende duidelijk volgt dat de bestaande mast wordt vervangen en verplaatst.

De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat een vergelijking met de door [appellante] en anderen genoemde uitspraken van de Afdeling van 11 juni 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AF9850 en 24 september 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BF2148 niet opgaat. In de uitspraak van 11 juni 2003 was van belang dat, anders dan in dit geval, alleen een weg en geen huisnummer of een andere nadere aanduiding van de locatie in de publicaties was vermeld. De omstandigheid dat nog geen huisnummer was toegekend, deed er niet aan af dat het college op andere wijze een nadere indicatie van het perceel had kunnen geven. In de uitspraak van 24 september 2008 ging het om de vaststelling van een bestemmingsplan, waarbij in de publicaties met betrekking tot de terinzagelegging van het bestemmingsplan de begrenzing van het plangebied onvoldoende duidelijk weergegeven was. Daarbij nam de Afdeling in aanmerking dat de geografische begrenzing van het plangebied niet nader was geconcretiseerd en dat de zinsnede ‘het westelijke deel van de stad Franeker’ onvoldoende bepaald was, omdat het plangebied ook betrekking had op gronden die gelegen waren in het noordelijke deel van de stad en de meest westelijke woongebieden van die stad juist niet in het plan waren opgenomen. Anders dan in die zaak, is in dit geval geen sprake van een onjuiste omschrijving van de locatie.

Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college de bezwaren van [appellante] en anderen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Het betoog faalt.

Conclusie

5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.

w.g. Steendijk    w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2019

270-884.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:41 luidt:

"1. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager."

Artikel 6:11 luidt:

"Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest."

Wet algemene bepalingen bestuursrecht

Artikel 3.8 luidt:

"Het bevoegd gezag geeft bij de toepassing van titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht tevens onverwijld kennis van de aanvraag om een omgevingsvergunning in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. Het vermeldt daarbij de in artikel 3.1, tweede lid, bedoelde datum waarop de aanvraag is ontvangen."

Artikel 3.9 luidt:

"1. Het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking:

a. doet het mededeling van die beschikking op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 kennis heeft gegeven van de aanvraag, en

[…].

4. Het bevoegd gezag doet zo spoedig mogelijk mededeling van de bekendmaking, bedoeld in artikel 4:20c van de Algemene wet bestuursrecht, op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 kennis heeft gegeven van de aanvraag."