Uitspraak 201803101/1/A1


Volledige tekst

201803101/1/A1.
Datum uitspraak: 27 maart 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Flow Works B.V., gevestigd te Amsterdam,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 maart 2018 in zaak nr. 16/7146 in het geding tussen:

Flow Works

en

het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost van de gemeente Amsterdam, thans: het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college).

Procesverloop

Bij besluit van 26 april 2016 heeft het college geweigerd aan Flow Works een omgevingsvergunning te verlenen voor planologisch strijdig gebruik van het perceel aan de Weesperzijde 126-129 te Amsterdam.

Bij besluit van 27 september 2016 heeft het college het door Flow Works daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 2 maart 2018 heeft de rechtbank het door Flow Works daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft Flow Works hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Flow Works heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 februari 2019, waar Flow Works, vertegenwoordigd door mr. G.I. Beij, advocaat te Amsterdam, [gemachtigde A] en [gemachtigde B], en het college, vertegenwoordigd door M.C. Duits, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Niet in geschil is dat op grond van het bestemmingsplan "Weesperzijdestrook" het gebruik van het perceel aan de Weesperzijde 126-129 te Amsterdam voor horeca niet is toegestaan. Flow Works wil het daar gelegen samengestelde pand gebruiken als restaurant en heeft daarom een omgevingsvergunning gevraagd voor planologisch strijdig gebruik. Het college heeft de omgevingsvergunning geweigerd omdat het woon- en leefklimaat ter plaatse, gezien de verkeersaantrekende werking en de druk op de openbare ruimte, onevenredig wordt aangetast. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college, gelet op de effecten op woon- en leefklimaat, de vergunning in redelijkheid heeft kunnen weigeren.

2.    Uit de artikelen 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, en 2.12, eerste lid, aanhef en onder a en onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingrecht (hierna: Wabo) volgt dat de gevraagde vergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

3.    Flow Works betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de afweging tussen de belangen van omwonenden bij een goed woon- en leefklimaat enerzijds en haar belang bij het exploiteren van een restaurant anderzijds reeds is gemaakt in de beleidsregel "Horecanota stadsdeel Oost 2012" (hierna: de Horecanota). Het staat het college niet meer vrij deze afweging nogmaals te maken, aldus Flow Works.

3.1.    Op blz. 35-36 van de Horecanota is vermeld:

"Er zitten aan de Weesperzijde al diverse horecagelegenheden. Het is in dit gebied belangrijk de balans te bewaren dus (lees: tussen) wonen en recreatie. Op basis van het bestaande horeca aanbod is er ruimte voor nog een horecagelegenheid."

Deze passage komt er weliswaar op neer dat de vestiging van extra horeca aan de Weesperzijde in beginsel mogelijk is, maar betekent niet dat de afweging tussen wonen en recreatie voor de door Flow Works gewenste locatie aan de Weesperzijde 126-129 al is gemaakt. Elke nieuwe aanvraag moet individueel worden beoordeeld. Op blz. 13 is vermeld dat in stadsdeel Oost ruimte is voor een groeiend aantal horecavestigingen en "de afweging zal verlopen via de reguliere bestemmingsplan procedure en per individuele aanvraag." Het college heeft dan ook terecht de bij de vergunningaanvraag betrokken belangen afgewogen.

Het betoog faalt.

4.    Flow Works betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat de vestiging van een restaurant aan de Weesperzijde 126-129 het woon- en leefklimaat van omwonenden niet zal aantasten. Zij bestrijdt het standpunt van het college, dat het restaurant een groot beslag op de openbare ruimte legt, met name wegens geparkeerde fietsen van bezoekers. De rechtbank heeft het college ten onrechte gevolgd in diens schatting van het aantal benodigde extra fietsparkeerplaatsen. Ook legt een restaurant geen groter beslag op de ruimte dan een buurtsupermarkt, die op grond van het bestemmingsplan ter plaatse wel is toegestaan. Verder wijst zij erop dat het college wel bereid is medewerking te verlenen aan de vestiging van horeca in het pand Weesperzijde 99, terwijl er geen wezenlijk verschil is tussen die locatie en die van haar, aldus Flow Works.

4.1.    De beslissing om al dan niet met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheid van het college. Het college heeft daarbij beleidsruimte en de rechter moet zich beperken tot het oordeel of het college in dit geval in redelijkheid heeft kunnen besluiten de omgevingsvergunning te weigeren.

4.2.    Het college heeft bij zijn besluit tot weigering van de omgevingsvergunning van belang geacht dat omwonenden van het perceel al veel overlast ondervinden door onder meer het grote aantal geparkeerde fietsen, mede door de aanwezigheid van andere horecagelegenheden in de directe omgeving van het perceel. De druk op de openbare ruimte zal met de vestiging van een extra horecagelegenheid ter plaatse alleen maar toenemen, aldus het college.

Het standpunt van het college, dat die ontwikkeling onwenselijk is, is niet onredelijk, ook niet wanneer de toename van het aantal benodigde fietsparkeerplaatsen minder groot zou zijn dan het college verwacht. Dat detailhandel, zoals een buurtsupermarkt, op het perceel Weesperzijde 129 op grond van het bestemmingsplan is toegestaan, maakt niet dat het college bij zijn besluit op onjuiste wijze rekening heeft gehouden met de verkeersaantrekkende werking van horeca. De rechtbank heeft met redenen omkleed geoordeeld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat door vergunningverlening het woon- en leefklimaat onevenredig wordt aangetast. In hetgeen Flow Works in hoger beroep heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor een andersluidend oordeel.

Het betoog faalt.

5.    Tot slot betoogt Flow Works dat het college wel bereid is medewerking te verlenen aan de vestiging van horeca in het pand Weesperzijde 99, terwijl geen wezenlijk verschil is tussen die locatie en die van haar.

5.1.    Dit betoog faalt reeds omdat het bestemmingsplan op het perceel Weesperzijde 99 horeca van categorie 4 en 5 toestaat.

6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.

w.g. Bijloos    w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2019

190-860.