Uitspraak 201804543/1/A3


Volledige tekst

201804543/1/A3.
Datum uitspraak: 27 maart 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 mei 2018 in zaak nr. 17/4385 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders (lees: de burgemeester) van Rotterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 20 januari 2017 heeft de burgemeester [appellant] onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning aan de [locatie] te Rotterdam voor een periode van zes maanden gesloten te houden.

Bij besluit van 8 juni 2017 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 8 mei 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 februari 2019, waar [appellant], bijgestaan door mr. N. Köse-Albayrak, advocaat te Rotterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. J.A. Karreman, zijn verschenen.

Overwegingen

Juridisch kader

1.    De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.

Inleiding

2.    [appellant] is eigenaar van de woning aan de [locatie] te Rotterdam. De burgemeester heeft sluiting van de woning gelast op grond van artikel 13b van de Opiumwet, omdat op 10 november 2016 in de woning 2.240,8 gram heroïne, 0,9 gram cocaïne, 11.058 gram aan vermoedelijk versnijdingsmiddel, twee blenders, verpakkingsmateriaal, een hydraulische pers en een weegschaal zijn aangetroffen blijkens het politierapport. De burgemeester heeft de last tot sluiting, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 20 april 2017, in bezwaar gehandhaafd.

Hoger beroep

3.        [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting van de woning heeft kunnen overgaan. Daartoe voert hij aan dat hij niet betrokken was bij de drugspraktijken in de woning. De burgemeester had blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 13b van de Opiumwet moeten volstaan met een waarschuwing in plaats van het gelasten van het sluiten van de woning aangezien het om een eerste overtreding ging. Bovendien was hier geen sprake van een ernstig geval. Behalve de overschrijding van de maximale gebruikershoeveelheid van harddrugs was namelijk geen van de indicatoren van de Beleidsregel artikel 13b Opiumwet inzake een woning of lokaal 2011 (hierna: de beleidsregel) in dit geval van toepassing. De woning stond niet bekend als een pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is. Gelet hierop en gelet op de beëindiging van de overtreding en de maatregelen om herhaling te voorkomen, is de sluiting in dit geval bovendien als punitieve sanctie aan te merken, aldus [appellant].

Oordeel Afdeling

4.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 24 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1362), is in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van een woning dient te worden overgegaan en dat dan moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel, maar moet dit worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken. Uit de beleidsregel volgt dat bij het aantreffen van een handelshoeveelheid verdovende middelen in een woning in beginsel wordt besloten tot sluiting, maar nadrukkelijk zal worden bezien of gelet op de feiten en omstandigheden van het specifieke geval met een waarschuwing kan worden volstaan. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 5 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3941, kan de burgemeester dit beleid in redelijkheid voeren. De Afdeling acht daarbij van belang dat dit beleid voldoende ruimte biedt om bij aanwezigheid van een of meer indicatoren te volstaan met een waarschuwing, zodat aan het uitgangspunt van de wetgever dat bij een overtreding zorgvuldig dient te worden bezien of in plaats van sluiting van een woning kan worden volstaan met een waarschuwing, voldoende inhoud kan worden gegeven.

4.1.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting van de woning heeft kunnen overgaan. Gezien de grote hoeveelheid aan aangetroffen harddrugs, die de maximale gebruikershoeveelheid van 0,5 gram zeer ruim overschrijdt, en voorts gezien de aan drugspraktijken te relateren materialen, de bekendheid van de woning als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is, het veiligheidsrisicogebied waarin de woning gelegen is en de aan de Opiumwet en de Wet wapens en munitie gerelateerde antecedenten van de personen die de politie in een drugsrunnersactie met een lokauto naar de woning hebben geleid, was hier sprake van een zodanig ernstig geval dat de burgemeester sluiting van de woning in redelijkheid noodzakelijk heeft kunnen achten zonder eerst een waarschuwing te geven. De Afdeling volgt [appellant] niet in het standpunt dat van bedoelde bekendheid van de woning geen sprake was. Daarbij acht de Afdeling het van belang dat de politie door middel van een lokauto op de snelweg voor de koop van drugs is benaderd en naar de woning is geleid.

Dat [appellant] zelf niet betrokken is geweest bij de drugspraktijken in de woning en vóór de sluiting het huurcontract heeft beëindigd en een nieuwe huurder heeft geplaatst, maakt niet dat het oordeel van de rechtbank onjuist is. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3450, heeft het sluiten van de woning tot doel de bekendheid van de woning als drugspand in het criminele circuit teniet te doen en herhaling te voorkomen. Het beëindigen van het huurcontract, het plaatsen van een nieuwe huurder in de woning en het tijdsverloop tussen de constatering van de overtreding en de last tot sluiting sloten herhaling van een met de Opiumwet strijdige situatie niet zonder meer uit.

De rechtbank heeft eveneens terecht geoordeeld dat de last tot sluiting van de woning geen punitieve sanctie maar een bestuurlijke maatregel is. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft de burgemeester sluiting van de woning namelijk in redelijkheid noodzakelijk kunnen achten om herhaling van een met de Opiumwet strijdige situatie te voorkomen.

Het betoog faalt.

Conclusie

5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Derhalve is er geen aanleiding om het verzoek tot schadevergoeding toe te wijzen.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;

II.    wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, griffier.

w.g. Van Eck    w.g. De Vries
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2019

582-898.

BIJLAGE

Opiumwet

Artikel 13b

1 De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

[…]

Lijst I

[…]

cocaïne […]

[…]

heroïne, diamorfine […]

[…]

Beleidslijn woonoverlast 2009

Beleidsregel artikel 13b Opiumwet inzake een woning of lokaal 2011

[…]

Handelsvoorraad drugs

Lijst I bij de Opiumwet bevat een overzicht van harddrugs met een onaanvaardbaar risico. Het bezit van meer dan 0,5 gram harddrugs wordt aangemerkt als een handelsvoorraad en is strafbaar gesteld als een misdrijf.

[…] Indien een handelsvoorraad drugs in een lokaal aangetroffen wordt, volgt sluiting van dat lokaal. Bij het aantreffen van een handelsvoorraad drugs in een woning kan sluiting volgen.

Onderscheid lokalen en woningen

Sluiting van het lokaal of de woning is gericht op het herstel van de gewenste situatie en gericht op het weren en terugdringen van drugshandel gerelateerd aan het betreffende pand. Bij de handhavingsarrangementen is onderscheid gemaakt tussen lokalen en woningen. Bij lokalen waar drugs is gevonden, wordt na de eerste overtreding direct overgegaan tot het toepassen van een last onder bestuursdwang. Bij woningen grijpt een sluiting erger in op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene(n). De beginselen als ‘recht op ongestoord woongenot’ (artikel 8 van het EVRM) en ‘huisvredebreuk’ vereisen een zorgvuldige afweging ten aanzien van woningen. Na het voor de eerste maal aantreffen van een handelshoeveelheid verdovende middelen in een woning wordt in beginsel besloten tot een sluiting, maar zal nadrukkelijk worden bezien of gelet op de feiten en omstandigheden van het specifieke geval met een waarschuwing kan worden volstaan.

Indicatoren die relevant zijn bij de zorgvuldige belangenafweging of sluiting noodzakelijk wordt geacht dan wel wordt volstaan met een waarschuwing, zijn de volgende (niet limitatief).

- De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet. Hierbij kan gedacht worden aan de aangetroffen middelen, in hoeverre is sprake van handelshoeveelheden van verschillende middelen, combinatie van hard- en softdrugs, maar ook aan de hoeveelheid. Het aantreffen van een handelshoeveelheid op zichzelf is al voldoende om handel aan te nemen en daadwerkelijke verkoop, afleveren of verstrekken hoeft niet aangetoond te worden. Echter, een minieme overschrijding van wat als handelshoeveelheid wordt aangemerkt kan een andere afweging rechtvaardigen.

- De mate waarin de woning betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is. Hierbij kan gedacht wordt aan (waarnemingen van) aanloop van personen die met drugshandel en/of       -gebruik in verband kunnen worden gebracht, of het aantreffen van attributen die op handel in verdovende middelen wijst zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmaterialen, verpakkingsmaterialen, et cetera, in de woning.

- Strafbare feiten, geweldsdelicten, wapenbezit als bedoeld in de wet Wapens en Munitie of andere openbare orde-delicten gerelateerd aan de woning. Hierbij kan gedacht worden aan gerelateerde feiten in de zin dat in de woning personen worden aangetroffen met antecedenten op het gebied van geweld, drugs of wapenbezit gedurende de afgelopen drie jaar, of zich ten aanzien van dergelijke feiten recidivist hebben getoond. Ook kan aantoonbare (drugs)overlast met betrekking tot het pand of andere panden van de eigenaar een rol spelen.

- Vermoedens van verwijtbaar gedrag van bewoner(s)/betrokkene(n) of betrokkenheid bij personen met antecedenten. Hierbij kan gedacht worden aan aantoonbare relaties van bewoner(s)/betrokkene(n) met personen die bij de politie bekend staan als drugshandelaren, al dan niet in georganiseerd verband, of die bekend staan in verband met georganiseerde criminaliteit.

- De mate van gevaar of risico voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en/of omwonende(n). Hierbij kan gedacht worden aan een buurt waarin de woning zich bevindt (staat de omgeving van de woning al langer onder druk in verband met drugsoverlast bijvoorbeeld blijkend uit een negatieve score op de veiligheidsindex, dan kan worden overwogen dat een drugsvondst sneller het toch al broze woon- en leefklimaat in gevaar brengt) of de drugsoverlast die in de directe omgeving wordt ondervonden.

- De eigen getroffen maatregelen door de eigenaar om de openbare orde in en rond de woning in voldoende mate te herstellen.

Termijn sluiting

Voor de termijn van sluiting wordt aansluiting gezocht bij de termijnen die door de burgemeester worden gehanteerd in overig Rotterdams handhavingsbeleid. Dat wil zeggen dat in beginsel een sluiting geldt van 6 maanden. Indien de ernst en de aard van de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de burgemeester besluiten tot een sluiting van maximaal 12 maanden. In geval er aanleiding is tot matiging kan de duur van de sluiting worden beperkt tot een periode van 3 maanden. Te allen tijde is het de verantwoordelijkheid voor zijn eigendom waarop de eigenaar wordt aangesproken. Enkel aangeven wel te willen maar niet te kunnen is geen reden voor matigen.

[…]