Uitspraak 201710048/1/R3


Volledige tekst

201710048/1/R3.
Datum uitspraak: 20 maart 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

1.    Praxis Vastgoed B.V., gevestigd te Amsterdam, en andere,

2.    [appellante sub 2], wonend te Enschede,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Enschede,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 oktober 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Moskee Kuipersdijk" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Praxis Vastgoed B.V. en andere en [appellante sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Praxis Vastgoed B.V. en andere hebben een nader stuk ingediend.

Stichting Selimiye Moskee heeft gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid een schriftelijke uiteenzetting te geven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 november 2018, waar Praxis Vastgoed B.V. en andere, vertegenwoordigd door M. van Bruggen, mr. S. Ravelli, advocaat te Amsterdam, en ir. T. de Bruin, werkzaam bij Royal HaskoningDHV, [appellante sub 2], bijgestaan door mr. H. Gerritsen, rechtsbijstandverlener te Utrecht, en de raad, vertegenwoordigd door C.W. Otten-Harmsen, ing. P.J. te Velde, E.P. Rouwette en ing. C. Nab, werkzaam bij Goudappel Coffeng B.V., zijn verschenen.

Voorts is ter zitting Stichting Selimiye Moskee, vertegenwoordigd door [gemachtigde] gehoord.

Overwegingen

1.    Artikel 8:51d van de Awb luidt, voor zover thans van belang: "Indien de bestuursrechter in hoogste aanleg uitspraak doet, kan hij het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen."

Inleiding

2.    Het plan voorziet voor het grootste deel van de gronden in de bestemming "Maatschappelijk - Religie" ten behoeve van de bouw van een moskee op de hoek van de Kuipersdijk en de Wethouder Beversstraat te Enschede. De moskee bestaat grotendeels uit een gebedsruimte met 625 gebedsplaatsen en een verenigingsgebouw. Ook is voorzien in een bedrijfswoning. Het plangebied wordt ontsloten op het Spaansland, dat uitkomt op de Wethouder Beversstraat. De gronden waarover de ontsluitingsweg is voorzien hebben een bedrijfsbestemming met de aanduiding "verkeer".

3.    Praxis is gevestigd aan het Spaansland, op ongeveer 150 m afstand ten zuidwesten van het plangebied. Nettorama supermarkt, een mede-indiener van het beroepschrift, is gevestigd aan het Spaansland op ongeveer 250 m afstand ten zuidwesten van het plangebied.

4.    Bij besluit van 18 december 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Hornbach" vastgesteld. Dit plan was ten tijde van de vaststelling van het bestreden plan nog niet definitief. Het ontwerpplan heeft ter inzage gelegen van 6 april 2017 tot en met 17 mei 2017. Het bestemmingsplan "Hornbach" maakt onder andere de vestiging van een Hornbach mogelijk aan de Kuipersdijk ten zuidoosten van de Praxis en de  Nettorama.

5.    [appellante sub 2] woont op de [locatie] in de nabijheid van het plangebied.

6.    Ter zitting heeft de raad het verweer dat het beroep van Praxis Vastgoed B.V. en andere niet-ontvankelijk is, omdat zij geen belanghebbenden bij het plan zijn, ingetrokken.

Toetsingskader

7.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Reikwijdte beroep

8.    Praxis Vastgoed B.V. en andere richten zich tegen de bestemmingen "Maatschappelijk - Religie" en "Bedrijf". [appellante sub 2] richt zich tegen het hele plan.

Verkeer

9.    Praxis Vastgoed B.V. en andere voeren aan dat als gevolg van de ontwikkeling van de moskee in cumulatie met de ontwikkeling van de Hornbach de algehele afwikkeling van het verkeer en de verkeersveiligheid onvoldoende gewaarborgd zijn.

Praxis Vastgoed B.V. en andere voeren hierover aan dat de raad de verkeersgeneratie van de moskee niet goed heeft onderzocht. Praxis Vastgoed B.V. en andere stellen dat de moskee, anders dan de raad stelt, een significante verkeersaantrekkende werking heeft, gelet op de 625 gebedsplaatsen, het conferentiecentrum, detailhandel en horeca die het plan mogelijk maakt. De raad heeft dit volgens Praxis Vastgoed B.V. en andere ten onrechte niet inzichtelijk gemaakt. Zo stellen Praxis Vastgoed B.V. en andere dat de raad er ten onrechte van uitgaat dat de verkeersproductie van de moskee gedurende de doordeweekse spitsperioden zeer gering zal zijn. Volgens Praxis Vastgoed B.V. en andere wordt er minimaal vijfmaal per dag gebeden, waarbij het ochtendgebed plaatsvindt vanaf zonsopgang en het avondgebed vanaf zonsondergang. In bepaalde perioden van het jaar zullen volgens Praxis Vastgoed B.V. en andere deze gebeden plaatsvinden gedurende de spitsperioden. Gelet daarop sluiten Praxis Vastgoed B.V. en andere niet uit dat de verkeersproductie ten gevolge van de moskee gedurende de doordeweekse spitsperioden een significant effect heeft op de verkeerssituatie rondom de moskee.

Daarnaast voeren Praxis Vastgoed B.V. en andere aan dat de raad de verkeersgeneratie in cumulatie met die van de ontwikkeling van Hornbach niet goed heeft onderzocht. De verkeersgeneratie van Hornbach is volgens hen veel hoger dan waarvan de raad is uitgegaan. Daarbij wijzen zij erop dat in het verkeersonderzoek van Goudappel Coffeng B.V. een groot aantal knelpunten wordt geconstateerd in de kwaliteit van de verkeersafwikkeling op de wegvakken en vijf kruispunten in de directe omgeving van de moskee.

Verder vrezen Praxis Vastgoed B.V. en andere voor verkeersonveilige situaties door de in de verkeersonderzoeken geconstateerde bottlenecks.

Praxis Vastgoed B.V. en andere betogen dat daarom bij gebrek aan adequaat verkeersonderzoek, niet gewaarborgd is dat de infrastructuur de verkeersgeneratie als gevolg van de planologische mogelijkheden van het bestemmingsplan in combinatie met die van het - ten tijde van het bestreden besluit in voorbereiding zijnde - bestemmingsplan "Hornbach" aankan. Het bestreden plan is volgens hen dan ook vastgesteld in strijd met een goede ruimtelijke ordening.

In dit kader voeren Praxis Vastgoed B.V. en andere aan dat het in de plantoelichting vermelde rapport "Onderzoek invalswegen Enschede Zuid" van 12 november 2014 van Goudappel Coffeng B.V. (hierna: het verkeersonderzoek invalswegen) ondeugdelijk is. Praxis Vastgoed B.V. en andere verwijzen daarbij naar het door Loendersloot groep opgestelde tegenrapport "1563 Second opinie over bestemmingsplan Moskee, Enschede" van 10 juli 2017. Verder stellen Praxis Vastgoed B.V. en andere dat het naar aanleiding van hun zienswijze tegen het ontwerpplan "Hornbach" opgestelde rapport "Verkeerskundige effecten Hornbach Enschede" van 10 oktober 2017 van Goudappel Coffeng B.V. (hierna: het verkeersonderzoek Hornbach) ook ondeugdelijk is. Praxis Vastgoed B.V. en andere stellen dat in het verkeersonderzoek Hornbach de verkeersproductie is verdubbeld in vergelijking met de verkeersproductie van het verkeersonderzoek invalswegen. Volgens Praxis Vastgoed B.V. en andere geeft de raad daarmee aan dat het verkeersonderzoek invalswegen niet juist is. Hierbij verwijzen Praxis Vastgoed B.V. en andere naar het tegenrapport van Royal Haskoning DHV "Second opinion Moskee Kuipersdijk Enschede" van 15 januari 2018. Zo stellen Praxis Vastgoed B.V. en andere dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt op welke manier de verkeersgeneratie als gevolg van de voorziene moskee en de vestiging van een Hornbach in de berekeningen zijn meegenomen.

[appellante sub 2] stelt dat de te verwachten verkeersoverlast door de raad wordt onderschat. Zo wordt door de raad erkend dat er sprake is van bottelnecks, maar is niet inzichtelijk gemaakt waarom die bottelnecks niet tot onaanvaardbare situaties leiden.

9.1.    In de plantoelichting wordt verwezen naar het verkeersonderzoek invalswegen. Daarin staat dat de verkeersgeneratie van de verschillende ruimtelijke ontwikkelingen in Enschede-Zuid, waaronder de voorziene moskee, zijn bezien en dat deze ontwikkelingen een relatief kleine invloed hebben op de verkeersintensiteiten. In het verkeersonderzoek invalswegen staat ook dat de voorziene moskee in de directe omgeving van de moskee leidt tot intensievere verkeersstromen en tot extra verkeer buiten de spits. Specifiek staat in het verkeersonderzoek invalswegen dat het kruispunt op de Kuipersdijk en de Wethouder Beversstraat in de nabijheid van de voorziene moskee een kruispunt is met een hoge verwachte verkeersgroei en dat op het kruispunt op de Zuiderval en de Wethouder Beversstraat - ook in de nabijheid van de voorziene moskee - de wachtrijlengte toe zal nemen.

9.2.    In geschil is allereerst wat de verkeersgeneratie is van de voorziene moskee. Het verkeersonderzoek invalswegen is ouder dan twee jaar, maar zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 20 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1075, staat artikel 3.1.1a van het Besluit ruimtelijke ordening er niet aan in de weg dat onderzoeksgegevens ouder dan twee jaar aan het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan ten grondslag worden gelegd. Daarbij mag het niet zo zijn dat het verkeersonderzoek invalswegen zo verouderd is, dan wel dat zich na de totstandkoming van dit onderzoek zulke ontwikkelingen in het plangebied hebben voorgedaan dat de raad dit onderzoek niet aan het besluit van 9 oktober 2017 ten grondslag had mogen leggen.

Uit het verkeersonderzoek invalswegen blijkt niet van welke verkeerscijfers de raad is uitgegaan om de verkeersgeneratie van de voorziene moskee in kaart te brengen. De raad heeft eerst ter zitting desgevraagd laten weten wat volgens hem de verkeersgeneratie van de voorziene moskee is. Gesteld is dat de voorziene moskee 200 ritten per etmaal genereert en dat dit is gebaseerd op het aantal gebedsplaatsen van de voorziene moskee en een aanname door de raad van het te verwachten autogebruik. Volgens de raad komen er gemiddeld per dag 30 tot 40 mensen naar de voorziene moskee. Verder heeft hij ter zitting gesteld dat in het geval van een worst case-benadering de voorziene moskee zowel in de ochtend- als in de avondspits 40 extra auto’s genereert en dat dit zorgt voor 160 extra verkeersbewegingen. Daarnaast heeft hij laten weten dat het vrijdagmiddaggebed, dat plaatsvindt van kwart over 12 tot kwart over 2, het drukst bezocht wordt en dat zo’n 300 à 400 mensen deze dienst bezoeken.

9.3.    De Afdeling overweegt dat de raad niet met behulp van een rapport inzichtelijk heeft gemaakt waar de ter zitting naar voren gebrachte stellingen op zijn gebaseerd. De raad heeft met alleen het gestelde ter zitting niet voldoende onderbouwd hoeveel extra verkeersbewegingen de moskee, die naast de gebedsruimte voorziet in een verenigingsgebouw met congresruimte, zal kunnen genereren en wat de gevolgen daarvan zijn, in het bijzonder op de kruispunten in de nabijheid van de voorziene moskee, namelijk het kruispunt op de Kuipersdijk en de Wethouder Beverstraat en het kruispunt op de Zuiderval en de Wethouder Beverstraat. Gelet op het voorgaande betogen Praxis Vastgoed B.V. en andere en [appellante sub 2] naar het oordeel van de Afdeling dan ook terecht dat de raad de verkeersgeneratie van de voorziene moskee onvoldoende in kaart heeft gebracht en wat de gevolgen daarvan zijn voor de verkeersafwikkeling ter plaatse. De raad heeft redelijkerwijs niet kunnen volstaan met een verwijzing naar het verkeersonderzoek invalswegen dat ten grondslag is gelegd aan het bestemmingsplan, aangezien dit hierover geen duidelijkheid biedt. Gelet hierop is het plan niet met de ingevolge artikel 3:2 van de Awb vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

Het betoog slaagt.

10.    De Afdeling zal met het oog op een finale geschilbeslechting de overige beroepsgronden ook beoordelen.

Milieueffectrapportage en passende beoordeling

11.    [appellante sub 2] voert aan dat de raad ten onrechte geen m.e.r.-procedure heeft doorlopen of een passende beoordeling heeft opgesteld. Hierdoor blijft volgens [appellante sub 2] onduidelijk wat de impact van de in het plan voorziene moskee op het milieu is. Ter zitting heeft [appellante sub 2] te kennen gegeven dat niet voldoende duidelijk is wat de verkeersgeneratie is van de voorziene moskee, zodat de gevolgen voor de luchtkwaliteit hierdoor ook niet voldoende duidelijk zijn.

11.1.    In de plantoelichting is op grond van de kenmerken van de in het plan voorziene moskee, de plaats van de voorziene moskee en de potentiële effecten van de voorziene moskee geconcludeerd dat in dit geval geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu en dat het daarom niet noodzakelijk is om een m.e.r.-procedure te doorlopen of een passende beoordeling op te stellen.

11.2.    Omdat gelet op wat is overwogen onder 9.2 en 9.3 de verkeersgeneratie van de voorziene moskee niet voldoende in kaart is gebracht, is niet duidelijk of de realisatie van de moskee toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

In de einduitspraak zal worden beslist over de beroepsgrond van [appellante sub 2] dat de raad ten onrechte geen m.e.r.-procedure heeft doorlopen of een passende beoordeling heeft opgesteld.

Ontsluiting

12.    Praxis Vastgoed B.V. en andere voeren verder aan dat niet duidelijk is op welke wijze de ontsluiting van de voorziene moskee zal worden geregeld. Zij vrezen dat er uiteindelijk geen ontsluiting zal worden aangelegd voor de voorziene moskee. De raad heeft volgens Praxis Vastgoed B.V. en andere ten onrechte, op grond van het argument dat de verkaveling op dit moment nog onbekend is, de mogelijkheid open gehouden om aan de gronden met de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "verkeer" een andere invulling te geven dan die van ontsluitingsweg. Volgens hen is voor deze gronden ten onrechte gekozen voor een bestemming waarbinnen tevens bebouwing mogelijk is. Praxis Vastgoed B.V. en andere stellen dat aan de toekomstige weg een verkeersbestemming had moeten worden toegekend. Bovendien is in de verkeersonderzoeken geen rekening gehouden met deze weg en de verkeersgevolgen daarvan in en rondom het plangebied, volgens Praxis Vastgoed B.V. en andere.

12.1.    De raad stelt dat het terrein van de moskee zal worden ontsloten op het Spaansland. Aangezien de toekomstige ontwikkeling van de aan het terrein grenzende gronden en de verkaveling daarvan nog onbekend zijn, wordt de mogelijkheid open gehouden om het tracé te kunnen aanpassen, aldus de raad.

12.2.    Ter zitting heeft de raad te kennen gegeven dat de gronden met de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "verkeer" in eigendom zijn van de gemeente, dat het kan zijn dat vanwege de verkaveling de weg naar het Spaansland iets anders wordt gesitueerd en dat daarom de aanduiding "verkeer" is toegekend. Daarnaast heeft de raad ter zitting bevestigd dat de ontsluiting van de voorziene moskee zal zijn op het Spaansland. Nu de gronden met de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "verkeer" in eigendom zijn van de gemeente, heeft de raad het in zijn macht om een ontsluiting te realiseren op deze gronden. Niet is aannemelijk gemaakt dat er belemmeringen zijn die zich hiertegen verzetten. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad in redelijkheid aan de betrokken gronden de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding "verkeer" heeft kunnen toekennen en de ontsluiting van de voorziene moskee op het Spaansland voldoende is gewaarborgd.

Het betoog faalt.

Parkeren

13.    [appellante sub 2] stelt dat de te verwachten parkeeroverlast door de raad wordt onderschat. Daarbij verwijst zij naar de uitspraak van de Afdeling van 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:913, waarbij uit is gegaan van 0,3 parkeerplaatsen per gebedsplek. Gelet hierop is er volgens [appellante sub 2] een tekort van 88 parkeerplaatsen.

13.1.    De raad stelt in de nota van zienswijzen dat de parkeerplaatsen voor de moskee op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. Daarnaast stelt de raad dat voor het berekenen van het aantal benodigde parkeerplaatsen uit is gegaan van de publicatie 'Kencijfers Parkeren en Verkeersgeneratie publicatie 317' (hierna: CROW-publicatie 317). Voor de moskee heeft de raad een parkeernorm van 0,15 parkeerplek per gebedsplaats aangehouden. In de plantoelichting staat hierover dat er een totale parkeerbehoefte van 124 parkeerplekken zal ontstaan, waarvan 94 parkeerplaatsen zijn toe te rekenen aan de 625 gebedsplaatsen (0,15 per gebedsplaats) en dat op basis van het schetsontwerp voldoende ruimte daarvoor binnen het plangebied beschikbaar is.

13.2.    Voor het berekenen van de benodigde parkeerruimte bij de voorziene moskee heeft de raad gebruik gemaakt van de kengetallen uit de CROW-publicatie 317, waarin voor een religiegebouw op deze locatie een parkeerkencijfer van 0,1 tot 0,2 parkeerplaatsen per zitplaats wordt aangehouden. De raad is uitgegaan van een kengetal van 0,15 parkeerplaatsen per zitplaats. De raad heeft ter zitting te kennen gegeven dat voor de incidentele, druk bezochte hoogtijdagen, zoals het Offerfeest of het Suikerfeest, in de nabijheid van de voorziene moskee ook twee openbare parkeerterreinen zijn waarnaar kan worden uitgeweken om te parkeren. Gelet op het vorenstaande acht de Afdeling het hanteren van een parkeerkencijfer van 0,15 per zitplaats - dat in het midden van de bandbreedte van 0,1 tot 0,2 zit - niet onredelijk.

Het betoog faalt.

Bodemverontreiniging

14.    [appellante sub 2] vreest dat de bodem van het beoogde bouwterrein van de in het plan voorziene moskee onvoldoende is gesaneerd. Zo moet er bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen een aanvullend bodemonderzoek worden uitgevoerd, aldus [appellante sub 2].

14.1.    De raad stelt dat in verband met de ontwikkeling van de gronden aan de Kuipersdijk in de afgelopen jaren diverse bodemonderzoeken zijn uitgevoerd. Volgens de raad is uit deze onderzoeken gebleken dat er sprake is van een verontreiniging, maar die is inmiddels gesaneerd. De gronden, waarvan de bodemkwaliteit wordt gemonitord, zijn dan ook geschikt voor de realisatie van een moskee, aldus de raad.

De aanwezigheid van verontreinigingen in de bodem, de noodzaak van sanering van verontreinigde locaties en de wijze waarop deze saneringen moeten worden uitgevoerd, zijn geregeld in afzonderlijke wetgeving met eigen procedures, waarvan de besluitvorming nu niet ter beoordeling staat. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de aanwezige bodemverontreiniging aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat op gronden van het plangebied voorheen een verwerkingsbedrijf met stortplaats was gevestigd en dat na het slopen van deze opstallen de bodem is gesaneerd. Verder heeft de raad toegelicht dat de vuilstort niet was gevestigd op de gronden waaraan in het bestreden plan de bestemming "Maatschappelijk - Religie" is toegekend.

Niet wordt bestreden dat de voormalige vuilstort uitsluitend de gronden met de bestemming "Groen" in het noordoosten van het plangebied betreft. Gelet op het voorgaande, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat van een situatie waarin een bodemverontreiniging aanwezig is, waarvan de raad op voorhand had moeten inzien dat deze aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat, geen sprake is.

Het betoog faalt.

Woon- en leefklimaat

15.    [appellante sub 2] voert aan dat het plan onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd, omdat het plan leidt tot een ernstige aantasting van haar woon- en leefklimaat.

15.1.    Blijkens de plantoelichting heeft de raad de brochure "Bedrijven en milieuzonering 2009" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) als uitgangspunt genomen voor de beoordeling of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de omgeving van het plangebied.

15.2.    In de VNG-brochure worden richtafstanden gegeven ten opzichte van een milieugevoelige bestemming om hinder van de milieufactoren geur, gevaar en geluid uit te sluiten of althans tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De VNG-brochure kan worden gebruikt bij de beoordeling van nieuwe situaties. Als uitgangspunt geldt dat de aangegeven indicatieve afstanden gemotiveerd kunnen worden toegepast.

15.3.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in redelijkheid aansluiting kunnen zoeken bij de indicatieve richtafstanden uit de VNG-brochure. In dit geval heeft de raad getoetst aan de in de VNG-brochure opgenomen richtafstand voor kerkgebouwen en dergelijke, die voor geluid een richtafstand van 30 m en voor geur, stof en gevaar een richtafstand van 0 m kent. Omdat de afstand van de gronden van de bestemming "Maatschappelijk - Religie" tot de woning op het perceel van [appellante sub 2] ongeveer 60 m bedraagt, is de Afdeling gelet op de in de VNG-brochure aanbevolen afstand, van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de in het plan voorziene moskee niet tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat zal leiden.

Het betoog faalt.

Zienswijze

16.    [appellante sub 2] voert aan dat de raad ten onrechte alleen in algemene bewoordingen heeft gereageerd op haar zienswijze. Daarnaast verzoekt [appellante sub 2] de punten uit de zienswijze over de beeldkwaliteit, het niet nakomen van afspraken door de gemeente, sociale ontwrichting, veiligheid en lichthinder, waarop de raad ten onrechte niet is ingegaan, als herhaald en ingelast te beschouwen.

- Reactie op zienswijze

17.    Over de stelling van [appellante sub 2] dat de raad ten onrechte alleen in algemene bewoordingen heeft gereageerd op haar zienswijze, overweegt de Afdeling dat artikel 3:46 van de Awb zich er niet tegen verzet dat de zienswijze samengevat wordt weergegeven. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, geeft op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit niet voldoende is gemotiveerd.

Het betoog faalt.

- Beeldkwaliteit

18.    Voor zover [appellante sub 2] wat betreft haar stelling dat de beeldkwaliteit achteruit zal gaan verzoekt de inhoud van haar zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de Nota zienswijzen, behorende bij het bestreden besluit, hierop is ingegaan. [appellante sub 2] heeft niet nader onderbouwd waarom de weerlegging hiervan onjuist zou zijn.

Het betoog faalt.

- Niet nakomen afspraken

19.    [appellante sub 2] stelt dat de raad ten onrechte geen sloot met begroeiing achter haar woning heeft aangelegd. Volgens [appellante sub 2] is er nog geen sloot geplaatst, omdat de fundering in de grond niet verwijderd kan worden. [appellante sub 2] stelt dat het plangebied nu een negatieve uitstraling heeft, omdat de jeugd voor vernieling en vervuiling van het terrein zorgt en er mensen zijn die drones besturen op het terrein waardoor geluidsoverlast ontstaat.

19.1.    Over de stelling van [appellante sub 2] dat de raad ten onrechte geen sloot met begroeiing achter haar woning heeft aangelegd, overweegt de Afdeling dat de raad heeft gesteld dat, zoals ter zitting is erkend door [appellante sub 2], deze afspraken los staan van de realisatie van de moskee en enkel te maken hebben met een goede afwatering van het gebied rondom de woning van [appellante sub 2]. De afspraken omtrent de sloot en de begroeiing zijn voor de beoordeling van het bestreden plan niet relevant.

Over de volgens [appellante sub 2] negatieve uitstraling van het huidige terrein, stelt de Afdeling voorop dat de huidige feitelijke situatie niet richtinggevend is voor wat planologisch kan worden toegestaan. De Afdeling moet de planologische mogelijkheden die het plan biedt en de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan beoordelen.

Het betoog faalt.

- Sociale ontwrichting, veiligheid en lichthinder

20.    [appellante sub 2] stelt dat de cultuur rondom de moskee niet aansluit op de huidige bezetting van de wijk, dat hierdoor onrust zal ontstaan en dat de komst van een moskee veiligheidsrisico’s voor de omgeving met zich kan brengen. Ook vreest zij van de moskee lichthinder te zullen ondervinden.

20.1.    De raad stelt dat het plangebied is gelegen in een stedelijk gebied, dat overlast van licht van naastgelegen percelen derhalve niet is te voorkomen en inherent is aan het wonen in de stad. Over de stelling van [appellante sub 2] dat door de vermeende spanningen en de verhoogde veiligheidsrisico’s van een moskee de veiligheid in de leefomgeving in het gedrang is, overweegt de Afdeling dat [appellante sub 2] haar stelling niet nader heeft geconcretiseerd en onderbouwd. Niet valt in te zien dat de veiligheid in de leefomgeving in het gedrang komt of dat het plan tot redelijkerwijs onaanvaardbare lichthinder voor [appellante sub 2] zal leiden. De raad mocht dan ook in zoverre van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan uitgaan.

Het betoog faalt.

Slotoverweging

21.    Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 20 weken na verzending van deze uitspraak:

- met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 9.2 en 9.3 met behulp van een rapportage inzichtelijk te maken waarop de stellingen van de raad ter zitting over de verkeersgeneratie van de voorziene moskee zijn gebaseerd en te onderbouwen hoeveel extra verkeersbewegingen de voorziene moskee zal kunnen genereren en wat de gevolgen daarvan zijn voor de verkeersafwikkeling, in het bijzonder op het kruispunt op de Kuipersdijk en de Wethouder Beverstraat en het kruispunt op de Zuiderval en de Wethouder Beverstraat, en zo nodig een gewijzigd of nieuw besluit te nemen, alsmede aan de Afdeling en de andere partijen de uitkomst van voormelde opdracht mede te delen en een nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Afdeling 3.4 van de Awb behoeft bij de voorbereiding van een nieuw besluit niet opnieuw te worden toegepast.

22.    In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt de raad van de gemeente Enschede op:

- om binnen 20 weken na verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van de overwegingen 9.2, 9.3, en 21 het daarin omschreven gebrek in het besluit van 9 oktober 2017 te herstellen, en

- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. D.A. Verburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Kuipers
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2019

271-867.