Uitspraak 201804603/1/A1


Volledige tekst

201804603/1/A1.
Datum uitspraak: 20 maart 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellant B], wonend te Den Burg, gemeente Texel,

appellanten,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 25 april 2018 in zaak nrs. 18/940 en 18/995 in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B]

en

het college van burgemeester en wethouders van Texel.

Procesverloop

Bij brief van 13 oktober 2017 heeft het college aan [appellant A] en [appellant B] medegedeeld dat de omgevingsvergunning voor een yurt op het perceel [locatie 1]/[locatie 2] te Den Burg/Oudeschild (hierna: het perceel), waar zij bij brief van 23 december 2016 om hebben verzocht, van rechtswege is gegeven.

Bij besluit van 20 februari 2018 heeft het college de door Vereniging 10 voor Texel, [belanghebbende A] en [belanghebbende B], [belanghebbende C] en [belanghebbende D], [belanghebbende E] en [belanghebbende F], gemaakte bezwaren gegrond verklaard en het op 13 oktober 2017 bekendgemaakte besluit herroepen en de omgevingsvergunning alsnog geweigerd.

Bij uitspraak van 25 april 2018 heeft de rechtbank het door [appellant A] en [appellant B] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.

Het college, [appellant A] en [appellant B], [belanghebbende E], [belanghebbende F] en [belanghebbende A] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant A] en [appellant B] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 november 2018, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door mr. E.A. Wentink-Quelle, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.H. Witte, mr. M. Oosterdijk en mr. J.D. Kooistra, zijn verschenen. Voorts zijn verschenen de Vereniging 10 voor Texel, vertegenwoordigd door [gemachtigden], [belanghebbende C], [belanghebbende D], [belanghebbende E], [belanghebbende F], [belanghebbende A] en [belanghebbende B].

Overwegingen

1.    [appellant A] en [appellant B] exploiteren op het perceel bedrijfsmatig het Ayurvedisch centrum en yogacentrum "Sukha Texel". Zij ontvangen gasten die yogalessen en Ayurvedische consulten en behandelingen kunnen volgen. Er kan worden gemediteerd en er kunnen coachingstrajecten worden gevolgd.

Het college heeft op 13 oktober 2017 bekend gemaakt dat van rechtswege omgevingsvergunning is gegeven voor een yurt op het perceel. Hiermee heeft het college uitvoering gegeven aan de door de rechtbank bij uitspraak van 5 oktober 2017 in zaak nrs. 17/3050, 17/1349 en 17/3173 gegeven opdracht om dat te doen.

[belanghebbende C], [belanghebbende D], [belanghebbende E], [belanghebbende F], [belanghebbende A] en [belanghebbende B] wonen in de omgeving van het perceel. Zij en Vereniging 10 voor Texel hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning van rechtswege, omdat de yurt volgens hen niet in het landschap past en het gebruik daarvan hun woon- en leefklimaat aantast, met name door rook- en geluidoverlast. Het college heeft naar aanleiding van deze bezwaren de van rechtswege gegeven omgevingsvergunning herroepen en de vergunning alsnog geweigerd. De rechtbank heeft dat besluit in stand gelaten.

2.    [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank door te overwegen dat zij het standpunt van het college dat de yurt niet landschappelijk inpasbaar is, niet gemotiveerd hebben bestreden, heeft miskend dat zij dat wel hebben gedaan door te verwijzen naar een in de bezwaarfase ingebracht stuk van 24 januari 2018. Volgens hen is de yurt landschappelijk inpasbaar. Verder stellen zij dat de yurt het kleinste bouwwerk is op de gronden met een bedrijfsbestemming en dat de yurt door bebouwing vanaf de openbare weg en richting Hoge Berg aan het zicht wordt onttrokken. Voorts heeft de rechtbank volgens [appellant A] en [appellant B] ten onrechte laten meewegen dat het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt aangetast. Zij stellen dat in bezwaar is komen vast te staan dat er geen feitelijke constateringen zijn dat omwonenden overlast ervaren van de yurt en het gebruik daarvan. [appellant A] en [appellant B] wijzen erop dat het gebruik van 23 parkeerplaatsen en verkeersbewegingen op het toegangspad een grotere aantasting van het woon- en leefklimaat vormt, terwijl het college dat wel heeft toegestaan.

2.1.    Voordat kan worden toegekomen aan de gronden van [appellant A] en [appellant B] dient te worden beoordeeld of het college de bezwaren van omwonenden en de Vereniging 10 voor Texel terecht ontvankelijk heeft geacht.

2.2.    Artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) luidt:

"1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

2. Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.

3.-4. […]."

Artikel 4:20b luidt:

"1. Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking is beslist, is de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven.

2. De verlening van rechtswege geldt als een beschikking.

3. […]."

Artikel 4:20c, eerste lid, luidt:

"1. Het bestuursorgaan maakt de beschikking bekend binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven."

Artikel 7:1, eerste lid, luidt:

"Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij […]."

Artikel 8:1 luidt:

"Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter."

2.3.    Bij uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2019:829, heeft de Afdeling het hoger beroep van het college tegen de uitspraak van de rechtbank van 5 oktober 2017 in zaak nrs. 17/3050, 17/1349 en 17/3173 gegrond verklaard en deze uitspraak vernietigd. Naar het oordeel van de Afdeling is een omgevingsvergunning van rechtswege niet gegeven. Dit betekent dat er geen beschikking als bedoeld in artikel 4:20b van de Awb was. Er was evenmin een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De door omwonenden en Vereniging 10 voor Texel gemaakte bezwaren waren dus niet gericht tegen een besluit. Alleen tegen een besluit kan bezwaar worden gemaakt. De bezwaren zijn daarom niet-ontvankelijk. Aan de inhoudelijke gronden van [appellant A] en [appellant B] wordt niet toegekomen.

3.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van het college van 20 februari 2018 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal alsnog de bezwaren niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

Dit betekent dat er naar aanleiding van het verzoek van [appellant A] en [appellant B] van 23 december 2016 geen omgevingsvergunning is gegeven. Aan de mededeling van het college van 13 oktober 2017 komt geen betekenis toe. Het college hoeft geen besluit te nemen.

4.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het hoger beroep gegrond;

II.    vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland van 25 april 2018 in zaken nrs. 18/940 en 18/995;

III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Texel van 20 februari 2018 betreffende de zaaknrs. 1466202, 1466216, 146321 en 1452898;

V.    verklaart de door Vereniging 10 voor Texel, [belanghebbende A] en [belanghebbende B], [belanghebbende C] en [belanghebbende D], [belanghebbende E] en [belanghebbende F], gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk;

VI.    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

VII.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Texel tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.128,54 (zegge: tweeduizend honderdachtentwintig euro en vierenvijftig cent), met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

VIII.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Texel aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van in totaal € 405,00 (zegge: vierhonderdvijf euro), met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. F.D. van Heijningen en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.

w.g. Van der Beek-Gillessen    w.g. Van Heusden
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2019

163-855.