Uitspraak 201708848/2/R1


Volledige tekst

201708848/2/R1.
Datum uitspraak: 20 maart 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Milsbeek, gemeente Gennep,

en

de raad van de gemeente Gennep,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2737 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 18 mei 2017 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Op 29 oktober 2018 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak de notitie "Notitie nadere motivering bestemmingsplan Excellente woning Smelenweg ong. Milsbeek" (hierna: de nadere motivering) vastgesteld.

[appellant] is in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop het gebrek is hersteld. [appellant] heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

De raad heeft een nader stuk ingediend. [appellant] heeft in reactie hierop een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1.    Bij besluit van 2 oktober 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Excellente woning Smelenweg ong. Milsbeek" vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van een woning op een ongenummerd perceel aan de Smelenweg te Milsbeek ten zuid/zuidoosten van de gronden van [appellant] aan de [locatie1] en [locatie 2].

Het beroep tegen het besluit van 2 oktober 2017

2.    Gelet op wat in overweging 7.6 en 7.7 van de tussenuitspraak is overwogen, is het besluit van 2 oktober 2017 in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) vastgesteld. Het beroep is gegrond. Het besluit van 2 oktober 2017 dient te worden vernietigd.

Nadere motivering van 29 oktober 2018

3.    Tot 2020 mocht de plancapaciteit in de gemeente Gennep op grond van de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg (hierna: de RSV) niet meer dan (645-120) 525 woningen bedragen. Op 1 september 2016 bedroeg de plancapaciteit (645-277) 368 woningen, althans dat kan worden afgeleid uit het rapport "Genneps Herprogrammeringsvoorstel 2015-2030", zo blijkt uit overweging 7.6 van de tussenuitspraak. Daarmee had de gemeente ruimte gecreëerd voor nieuwe plancapaciteit van (525-368) 157 woningen tot 2020. De opdracht in de tussenuitspraak was om inzichtelijk te maken in hoeverre die ruimte (157 woningen) sinds 1 september 2016 reeds was opgesoupeerd ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan op 2 oktober 2017.

4.    Hiertoe heeft de raad op 29 oktober 2018 ingestemd met de notitie "Notitie nadere motivering bestemmingsplan Excellente woning Smelenweg ong. Milsbeek". Daarin wordt allereerst aan de hand van een tabel inzichtelijk gemaakt dat op 2 oktober 2017 de plancapaciteit 384 woningen betrof. Als kanttekening wordt daarbij geplaatst dat de voorziene woning niet in die tabel is opgenomen, maar dat de voorziene woning wel al sinds lange tijd in ontwikkeling is en derhalve als 'pijplijnplan' kan worden aangemerkt.

4.1.    Vervolgens wordt in een tabel uiteengezet op welke adressen in de periode van 1 januari 2015 tot aan 2 oktober 2017 woningen zijn gerealiseerd. Geconcludeerd wordt dat per saldo 22 woningen zijn gerealiseerd. Gelet hierop bedroeg de plancapaciteit volgens de notitie ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan op 2 oktober 2017 in de gemeente Gennep (384 + 22) 406 woningen. Hiermee lag de plancapaciteit ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan (nog steeds) lager dan de in de RSV opgedragen reductieopgave van de plancapaciteit tot 525 woningen. Er konden ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan dus nog (525-406) 119 woningen planologisch worden voorzien zonder dat de woning in strijd zou komen met de reductieopgave uit de RSV. De Afdeling acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de voorziene woning ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan binnen deze gecreëerde ruimte paste.

4.2.    Gezien het vorenstaande en met inachtneming van hetgeen reeds in overweging 7.6 van de tussenuitspraak is overwogen, ziet de Afdeling met inachtneming van de nadere motivering geen aanleiding voor het oordeel dat het bestemmingsplan in strijd met artikel 2.4.2, eerste lid, van de Omgevingsverordening Limburg is vastgesteld.

4.3.    Voor zover [appellant] in zijn zienswijze heeft aangevoerd dat de herkomst van de cijfers uit de tabellen in de notitie niet duidelijk is, overweegt de Afdeling dat in die tabellen gegevens staan die een gemeentebestuur zelfstandig voorhanden heeft. Daarnaast heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat de gebruikte gegevens onjuist zijn.

Dit betoog faalt.

4.4.    Wat betreft het betoog van [appellant] dat niet duidelijk is welke conclusies uit de overgelegde cijfers moeten worden getrokken, overweegt de Afdeling, gezien hetgeen zij reeds hiervoor heeft uiteengezet, dat zij dit betoog niet volgt. Dit betoog faalt.

4.5.    De stelling dat niet duidelijk is op welke datum de cijfers en tabellen betrekking hebben volgt de Afdeling, gezien het reeds hiervoor is overwogen, evenmin. Dit betoog faalt.

4.6.    Voor zover [appellant] in zijn zienswijze aanvoert dat de gegevens uit de tabel in paragraaf 3.3 van de RSV slechts richtgetallen zijn en dat, gelet hierop, de raad ten onrechte deze richtgetallen heeft aangehouden bij zijn berekeningen, overweegt de Afdeling dat zij dit betoog niet volgt. Zoals de Afdeling reeds in haar tussenuitspraak heeft overwogen, staat onder vorenbedoelde tabel dat de absolute aantallen niet meer zijn dan richtgetallen en jaarlijks variëren vanwege bijgestelde prognoses en dat de tabel periodiek zal worden aangepast. Vast staat dat de tabel in paragraaf 3.3 van de RSV ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan niet was aangepast. Gelet hierop en op de omstandigheid dat in artikel 2.4.2, eerste lid, van de Omgevingsverordening Limburg wordt verwezen naar de RSV was de raad bij zijn nadere motivering gehouden aan die cijfers.

Het betoog faalt.

4.7.    Voor zover [appellant] in zijn zienswijze nog wijst op een passage uit de gemeentelijke visie "Samen sturen op kwaliteit 2017 - 2021" over zogenoemde verborgen plancapaciteit, overweegt de Afdeling dat, wat daar ook van zij, uit de RSV, in samenhang gelezen met de cijfers uit voormelde gemeentelijke visie, niet kan worden afgeleid dat die zogenoemde verborgen plancapaciteit is betrokken bij de formulering van de reductieopgave van de RSV. Dit betekent dat de zogenoemde verborgen plancapaciteit niet relevant is voor de vraag of het bestemmingsplan in strijd met artikel 2.4.2, eerste lid, van de Omgevingsverordening Limburg is vastgesteld.

Voor zover deze zienswijze dan ook aldus moet worden opgevat dat bij de vraag of in het kader van een goede ruimtelijke ordening, als bedoeld in artikel 3.1, Wet ruimtelijke ordening, rekening gehouden had moeten worden met de zogenoemde verborgen plancapaciteit, overweegt de Afdeling dat [appellant] hiermee het geschil uitbreidt met een nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgrond. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partij, kan in het licht van de goede procesorde niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren gebracht hadden kunnen worden. Dit betekent dat deze beroepsgrond buiten inhoudelijke bespreking blijft.

4.8.    Voor zover [appellant] betoogt dat het voldoen aan de reductieopgave uit de RSV niet betekent dat ruimte ontstaat voor nieuwe plancapaciteit, overweegt de Afdeling het volgende. In overweging 7.6 van de tussenuitspraak is reeds overwogen dat de Afdeling de lezing van de raad van de RSV omtrent het voorzien in nieuwe plancapaciteit niet onjuist voorkomt. Niet kan worden aanvaard dat, behoudens het geval dat een wijziging in het besluit of een verandering van omstandigheden daartoe aanleiding geeft, in een beroep tegen een nieuw besluit dat is genomen na de vernietiging van een eerder besluit of in een zienswijze tegen een nadere motivering na toepassing van artikel 8:51d van de Awb, een appellant nieuwe argumenten kan aanvoeren ten einde te bewerkstellingen dat de rechter terugkomt van een in de eerdere uitspraak als definitief bedoelde verwerping van een beroepsgrond. Een andere opvatting zou op onaanvaardbare wijze afbreuk doen aan de rechtszekerheid van andere partijen in een procedure als deze. Nu het besluit op dit punt niet is gewijzigd, faalt het betoog van [appellant].

5.    Gelet op het voorgaande behoeft het betoog van [appellant] in zijn zienswijze over de uitleg van 'de kern van Milsbeek' geen bespreking meer.

Conclusie

6.    Gezien het vorenstaande ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Excellente woning Smelenweg ong. Milsbeek" in stand blijven.

Proceskosten

7.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. De opgegeven kosten voor het uitbrengen van het deskundigenrapport "Nader onderzoek t.b.v. zienswijze herstelbesluit, d.d. 29 oktober 2018 gemeenteraad gemeente Gennep, bestemmingsplan "Excellente woning Smelenweg ong. te Milsbeek" van AgROM van 11 december 2018 komen in dit geval niet voor vergoeding in aanmerking. Hiertoe overweegt de Afdeling dat dit rapport niet heeft voorkomen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit van de raad van 2 oktober 2017 in stand gelaten kunnen worden (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 19 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4166).

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Gennep van 2 oktober 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Excellente woning Smelenweg ong. Milsbeek" gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Gennep tot vaststelling van het bestemmingsplan Excellente woning Smelenweg ong. Milsbeek";

III.    bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;

IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Gennep tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2176,17 (zegge: eenentwintighonderd zesenzeventig euro en zeventien cent), waarvan € 1280,00 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V.    gelast dat de raad van de gemeente Gennep aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Stoof, griffier.

w.g. Van der Wiel    w.g. Stoof
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2019

749.