Uitspraak 201804498/1/A3


Volledige tekst

201804498/1/A3.
Datum uitspraak: 6 maart 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Brunssum,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 17 april 2018 in zaak

nr. 17/774 in het geding tussen:

[appellante]

en

de burgemeester van Brunssum.

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2016 heeft de burgemeester [appellante] onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning aan de [locatie] te Brunssum voor een periode van drie maanden gesloten te houden.

Bij besluit van 1 februari 2017 heeft de burgemeester het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 17 april 2018 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 februari 2019, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J.M. McKernan, advocaat te Sittard, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. H.W. van Haaren, zijn verschenen.

Overwegingen

Juridisch kader

1.    De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.

Inleiding

2.    [appellante] is eigenaresse van de woning aan de [locatie] te Brunssum. De burgemeester heeft sluiting van de woning gelast op grond van artikel 13b van de Opiumwet, omdat in de woning een in werking zijnde hennepknipperij met 17,9 kilo aan henneptoppen, 20,6 kilo aan hennepplanten zonder top en 53,2 kilo aan hennepplanten met top en in de tuin 111,6 kilo aan hennepplanten zonder top zijn aangetroffen blijkens het politierapport van 19 juli 2016. De burgemeester heeft de last onder bestuursdwang, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 3 januari 2017, in bezwaar gehandhaafd.

Hoger beroep

3.    [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de burgemeester blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 13b van de Opiumwet moest volstaan met een waarschuwing in plaats van het gelasten van de sluiting van de woning aangezien het om een eerste overtreding ging. Verder voert zij aan dat niet gesproken kon worden van een ernstig geval zoals bedoeld in paragraaf 2 van de Beleidsregels van de burgemeester van Brunssum voor de toepassing van artikel 13b Opiumwet en 174a Gemeentewet (hierna: beleidsregels). Alleen de overschrijding van de maximale gebruikershoeveelheid van softdrugs is daarvoor namelijk onvoldoende nu geen van de andere indicatoren van paragraaf 2 in dit geval van toepassing is, aldus [appellante].

Verder betoogt [appellante] dat de rechtbank heeft miskend dat het belang van haar en haar minderjarige zoon bij verblijf in de woning en de gezondheidsproblemen van haar zoon, vader en moeder, aangemerkt kunnen worden als bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregels gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Oordeel Afdeling

4.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 24 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1362), is in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van een woning dient te worden overgegaan en dat dan moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel, maar moet dit worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken.

4.1.    De rechtbank heeft terecht het standpunt van de burgemeester onderschreven dat sprake was van een ernstig geval als bedoeld in paragraaf 2 van de beleidsregels, zodat de burgemeester zonder voorafgaande waarschuwing mocht overgaan tot het gelasten van de sluiting van de woning. Gezien de grote hoeveelheid aan aangetroffen softdrugs, maakt de gestelde afwezigheid van de andere indicatoren uit paragraaf 2 niet dat niet gesproken kan worden van een ernstig geval.

4.2.    Op grond van de aangetroffen hoeveelheid softdrugs en het door hem vastgestelde beleid was de burgemeester bevoegd tot sluiting over te gaan. Dit betekent echter niet zonder meer dat de burgemeester daartoe mocht besluiten. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:113, dient de burgemeester alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregels gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

4.2.1.    [appellante] wordt niet gevolgd in het betoog dat de burgemeester had moeten afzien van het gelasten van sluiting van de woning omdat in haar geval sprake is van bijzondere omstandigheden. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de burgemeester in redelijkheid meer gewicht heeft kunnen toekennen aan het algemene belang dan aan het belang van [appellante] en haar zoon om in de woning te kunnen blijven wonen en hetgeen zij heeft aangevoerd over de zorg voor haar zoon, vader en moeder. Daarbij acht de Afdeling het van belang dat de hoeveelheid aangetroffen softdrugs de maximale gebruikershoeveelheid aanzienlijk overschrijdt en de rechtbank terecht heeft overwogen dat [appellante] de stellingen over haar zoon onvoldoende heeft onderbouwd. Het neuropsychologisch rapport van 17 november 2015 is daarvoor onvoldoende, omdat het gedateerde informatie was ten tijde van de besluitvorming van de burgemeester. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de burgemeester daarom, in overeenstemming met de beleidsregels, niet behoefde te volstaan met een waarschuwing, maar de woning voor drie maanden mocht sluiten.

4.3.    De betogen falen.

Conclusie

5.        Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

6.            Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, griffier.

w.g. Van Eck    w.g. De Vries
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2019

582-898.

BIJLAGE

Opiumwet

Artikel 13b

1. De burgemeester is bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

[…]

Lijst II

[…]

hennep    elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden

[…]

Beleidsregels van de burgemeester van Brunssum voor de toepassing van artikel 13b Opiumwet en 174a Gemeentewet

2. Handhavend optreden tegen drugscriminaliteit op grond van artikel 13b Opiumwet

[…]

Toepassing bestuursdwang

[…]

Algemeen

[…]

In geval van handel in softdrugs wordt bij een eerste constatering in beginsel volstaan met een (schriftelijke) waarschuwing om de overtreding te staken, tenzij zich zodanige omstandigheden voordoen, dat sprake is van een ernstig geval. Bij de afweging in concreto wordt in ieder geval met de volgende indicatoren rekening gehouden:

- meer dan een geringe overschrijding van de handelshoeveelheid van softdrugs of hennepplanten

Bij het bepalen hiervan wordt aangesloten bij de Aanwijzing Opiumwet.

- Harddrugs: meer dan 0,5 gram

- Softdrugs: meer dan 5 gram

- Hennepplanten: meer dan 5 planten

- mate waarin sprake is van een negatieve invloed op het openbare leven en het woon- en leefklimaat,

- mate van overlast en verloedering

- contacten van dealers en klanten in/vanuit een woning/lokaal

- verklaringen van klanten en/of drugskoeriers die met drugs zijn onderschept

- aanwezigheid van handelsattributen

- mate van gevaarzetting als gevolg van een verhoogd brandrisico (door overbelasting van het energienetwerk en illegale elektriciteitsaansluitingen) of overtreding van de bouwregelgeving

- mate van uitkeringsfraude, belastingontduiking en energiediefstal.

[…]

Specifieke regels

[…]

2. Handel in softdrugs in woningen:

a. Bij een eerste overtreding wordt een waarschuwing gegeven, tenzij sprake is van een zodanig ernstig geval, dat niet met een waarschuwing of soortgelijke maatregel kan worden volstaan. Sluiting vindt dan plaats voor de duur van 3 maanden.

[…]

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:84

Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.