Toespraken Tjeenk Willink

Dankwoord bij de uitreiking van de prof. dr. J.A. van Kemenadeprijs 2011 in de Statenzaal van Paviljoen Welgelegen te Haarlem

Gepubliceerd op 3 november 2011

Mag ik beginnen u, leden van het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, en u, leden van de jury, die mij unaniem hebben voorgedragen, te danken voor de toekenning van de prijs die de naam draagt van iemand die ik nu ruim 38 jaar ken en hoogacht om zijn vele capaciteiten – bestuurlijk, politiek, wetenschappelijk –, zijn consistentie en integriteit.
Dat de prijs me nu wordt toegekend, heeft te maken met mijn afscheid als vice-president van de Raad van State. Het juryrapport refereert daaraan, anders zou dat afscheid u ongetwijfeld zijn ontgaan. Ik beschouw de toekenning dan ook als een eerbetoon aan de institutie waarvan ik ruim 14 jaar vice-president heb mogen zijn. Het is ook de Raad die me de vrijheid heeft gegeven om jaarlijks mijn Algemene beschouwingen te publiceren.

Die Algemene beschouwingen waren oorspronkelijk bedoeld om de veranderende omgeving van de Raad beter in het zicht te krijgen. Als de positie van wetgever, bestuur en rechter verandert, wordt de adviseur van wetgever en bestuur en de bestuursrechter, de Raad is beide, daarmee geconfronteerd. Als de Raad een oordeel moet geven over de rol van de staat, moet hij zelf een beeld van die staat hebben. Als de Raad een oordeel moet geven over inburgering moet hij zelf een beeld hebben van wat burgerschap inhoudt. In de loop van de jaren zijn de Algemene beschouwingen ook steeds meer een oproep geworden tot kritisch nadenken over de kwaliteit van het openbaar bestuur in een democratische rechtsstaat. Daarmee waren zij in zekere zin een voortzetting van wat ik met 'Regeren in een dubbelrol' begon. Wie de verschillende publicaties en toespraken van de afgelopen 30 jaar achter elkaar zou lezen – gelukkig doet bijna niemand dat – zou ook opmerken dat dezelfde onderwerpen na verloop van tijd terugkeren. Ik heb dat wel eens gekscherend recycling genoemd. Anderen hebben het als consistentie bestempeld.

Consistent is ook het commentaar dat die publicaties te abstract waren om bruikbaar te zijn of dat ik het politiek en bestuur ook wel gemakkelijk maakte "omdat de degelijke, bedachtzame en doorwrochte beschouwingen lang niet altijd uitmonden in concrete beleidsaanbevelingen". Ik citeer het juryrapport. Staat u mij toe dat ik op beide commentaren een korte reactie geef.
Als regeringscommissaris reorganisatie rijksdienst was ik oorspronkelijk onder de indruk van de kritiek dat de Jaarberichten van de regeringscommissaris te abstract waren. Ik vond ze zelf nogal concreet. Totdat ik nog weer eens de betekenis van het begrip abstract naging. Abstract betekent los van de werkelijkheid. Wat ik schreef of zei, kwam inderdaad niet overeen met de werkelijkheid die Haagse politici en bestuurders ervaren. Daarom werden concrete aanbevelingen die geregeld wèl werden gedaan, niet als zodanig herkend. Zoals Mirko Noordegraaf het eens heeft geformuleerd: "Voor wie burgers op grond van zijn politieke gedachtegoed als klanten ziet, hebben Tjeenk Willinks noties over burgerschap weinig directe betekenis."

Er zijn drie elementen die in de loop der jaren in beschouwingen en toespraken steeds terugkeren: het primaat van de politiek (of beter: de politieke voorwaarden waaronder het bestuur in de democratische rechtsstaat goed kan functioneren), de effectiviteit van het bestuur (die uiteindelijk wordt bepaald door de professionaliteit van de uitvoerders) en de betekenis van instituties (meer dan productieorganisaties van bijvoorbeeld adviezen en rechterlijke uitspraken). Mijn aanbevelingen, in verschillende mate van concreetheid, waren dan ook drievoudig.
Eén aanbeveling aan politici: Geef vorm aan uw eigen functie in plaats van u afhankelijk te maken van het bestuur.
Eén aanbeveling aan het bestuur: Zet in op de professionaliteit (inclusief de beroepsethiek) van de uitvoerders (de politieagent, de dokter, de notaris).
Eén aanbeveling aan de instituties: geef aan waar u voor staat en plaats in uw dagelijks werk waarden en feiten tegenover beelden en sentimenten.
De ontwikkelingen gingen echter de afgelopen 30 jaar in een andere richting: politieke visies verbleekten en politici marginaliseerden hun eigen functie; de uitvoering werd op grotere afstand van het beleid gezet waardoor zowel het realiteitsgehalte als de inhoudelijke kwaliteit van het beleid onder druk kwamen te staan; het institutionele besef erodeerde, terwijl "there is an increasing consensus, that it is the weakness of state institutions, above all, which determines a country's fragility". (Kofi Annan)
Ter toelichting op de drie algemene aanbevelingen wil ik kort iets zeggen over achtereenvolgens instituties, bestuur en politici.

Instituties
In mijn beschouwingen heb ik, vooral de afgelopen jaren, de overtuiging proberen uit te dragen dat de kenmerken van de democratische rechtsstaat - in de woorden van René Foqué: persoonlijke en culturele pluraliteit en diversiteit van opvattingen over het goede leven en over de rechtvaardige samenleving en gematigdheid, zowel institutioneel als cultureel en maatschappelijk - alleen tot bloei kunnen komen bij de gratie van institutioneel evenwicht dat zonder tegenwicht onbestaanbaar is, bij de gratie van samenspraak die zonder tegenspraak zijn betekenis verliest en bij de gratie van een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling die wederzijdse erkenning van ieders eigen functie impliceert. Waar tegenwicht ontbreekt, tegenspraak niet wordt gehoord en verantwoordelijkheden in elkaar overlopen, komt vroeg of laat de stabiliteit van de democratische rechtsstaat in gevaar. Ik zag het als een taak, juist van de vice-president van de Raad van State, om steeds opnieuw aandacht te vragen voor het evenwicht tussen de instituties in de democratische rechtsstaat en hun wederzijdse afhankelijkheid. Het gaat dan om het evenwicht tussen staat en samenleving en hun wederzijdse afhankelijkheid; het evenwicht binnen de Trias politica en de wederzijdse afhankelijkheid van wetgever, bestuur en rechter; het evenwicht binnen het bestuur en de wederzijdse afhankelijkheid van bestuurders en uitvoerders.

Bestuur
Volgens Rosanvallon is de legitimatie van de overheid een dubbele: de legitimatie via gekozen volksvertegenwoordigers (ik kom daar zo op terug) en de legitimatie door een competent bestuur. De competentie van het bestuur wordt uiteindelijk afgemeten aan de kwaliteit van de uitvoering. In die uitvoering draait het om de professional, de dokter, de onderwijzer. De professionaliteit van de dokter of de onderwijzer valt in ten minste vier onderdelen uiteen:





Deze vier onderdelen van professionaliteit stellen eisen aan: de opleidingen, het gemeenschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van de beroepsgroep voor de kwaliteit van de beroepsuitoefening, het besef van publieke verantwoordelijkheid bij de individuele beroepsbeoefenaar (hetgeen ook een besef van afhankelijkheid van anderen inhoudt) en de ruimte die de arts of de onderwijzer geboden wordt om de patiënt respectievelijk de leerling als individu te zien. Maar deze vier onderdelen van de professionaliteit worden steeds meer ondergeschikt gemaakt aan de eisen die het denken in producten en klanten en die het financiële beheer stellen.

Politici
In de democratische rechtsstaat beslist weliswaar uiteindelijk de parlementaire meerderheid, maar dat dient wel te gebeuren met inachtneming van de rechten van minderheden en individuen, na afweging van alle betrokken argumenten, aspecten en belangen, in een open politiek debat dat vanuit het publieke debat wordt gevoed door kritische burgers en een krachtige burgersamenleving. Aan het open politiek debat schort het echter omdat door de terugtred van 'de politiek' de rol van 'het politieke' is gemarginaliseerd. Bij 'het politieke' gaat het om een visie op het algemeen belang, een visie op de toekomst, op de wereld waarin we willen leven. 'Het politieke' vereist een vermogen om te abstraheren en te reflecteren en vooral om te kunnen ontsnappen aan "la tyrannie d'urgence". De dwang van het nu. Er moet gereageerd worden en wel nu! Er moet gehandeld worden en wel nu! "Wat we missen is rust. Rust om goed na te denken, rust om iets grondig uit te zoeken, de rust om de grote lijnen en de fundamenten weer duidelijk voor ogen te krijgen. Kortom, rust om ons te bezinnen." (Andreas Kinneging) Politieke instellingen en politieke ambtsdragers zijn echter afhankelijk geraakt (en hebben zich zelf afhankelijk gemaakt) van wat zich ongeveer per dag in de media aandient en wat het bestuur aanreikt. Het bestuur heeft zich op zijn beurt steeds meer ontwikkeld – en bij gebrek aan sturing vanuit de politiek ook niet anders kunnen ontwikkelen – tot een bureaucratisch en technocratisch in zichzelf gekeerd systeem. Als gevolg hiervan is de notie van het algemeen belang verschraald en heeft het openbaar bestuur ook zijn zelfreinigend vermogen verloren. In de feitelijke onderschikking van 'de politiek' aan het bestuur wordt het politieke debat in de Kamer beschouwd als 'bestuurlijke drukte' die teruggebracht kan worden door verkleining van het aantal Kamerleden. De onderbouwing van deze verkleining illustreert en passant ook de opvatting dat de Kamer een onderdeel van het bestuur is geworden in plaats van het politieke tegenwicht tegen dat bestuur. Door de afhankelijkheid van het bestuur en het ontbreken van een open politiek debat komt het 'primaat van het politieke' niet tot gelding. Toch gaat ons stelsel uit van dat primaat.

Vanuit zijn institutionele taak spant de Raad van State zich in om zijn bijdrage te leveren aan de kwaliteit van het politieke debat. In de advisering onderwerpt hij de wetsvoorstellen die hem worden voorgelegd meer in het bijzonder aan een constitutionele en een beleidsanalytische toets. In de constitutionele toets toetst hij de opvattingen die in de memorie van toelichting naar voren worden gebracht aan de waarden van de democratische rechtsstaat zoals vastgelegd in onze grondwet en in internationale verdragen. In de beleidsanalytische toets toetst hij de beelden die in de toelichting worden geschetst aan de feiten. De constitutionele toets is belangrijk omdat de beoordeling van de Grondwettelijkheid van wetsvoorstellen in Nederland aan de wetgever zelf is overgelaten. De beleidsanalytische toets is belangrijk omdat de Raad daarin probeert het wetsvoorstel dat hem is voorgelegd, in een context te plaatsen en op zijn inhoudelijke merites te analyseren en op basis daarvan vragen formuleert over uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.
Door constitutionele toets en beleidsanalytische toets kan de Raad bijdragen aan een open politiek debat en daarmee aan versterking van het institutioneel besef bij regering en de volksvertegenwoordiging. Maar dan moeten regering en volksvertegenwoordiging dat open debat wel aandurven. Anderen ruimte geven; elkander ruimte gunnen.

Voorzitter, dames en heren,
Aan het slot van de overwegingen die hebben geleid tot toekenning van de Van Kemenade prijs, spreekt de jury de hoop uit, ik citeer: "met deze prijs Tjeenk Willink aan te moedigen om zijn analyses en beschouwingen voort te zetten als hij ze vanaf 1 januari aanstaande niet meer kan publiceren in het jaarverslag van de Raad van State." Ik kan dat voortzetten niet beloven. Maar toch wordt de jury op haar wenken bediend door een publicatie die in januari zal verschijnen met een omvang van enige honderden bladzijden. Als u die allemaal uit hebt, praten we verder.