Toespraken Tjeenk Willink

Toespraak bij het in ontvangst nemen van het eerste nummer van Pluche, tijdschrijft met essays en verhalen over openbaar bestuur.<br>

Gepubliceerd op 17 maart 2003

Pulchri Studio, 17 maart 2003.
Dank voor het eerste exemplaar van Pluche, een, kan het worden hèt, tijdschrift voor reflectie en debat over het openbaar bestuur. Er is gerefereerd aan mijn verleden als regeringscommissaris reorganisatie rijksdienst. Ook toen al braken wij, Paul Kuypers en ik, ons het hoofd over het reflectief vermogen van de overheid. Het nadenken over de oorzaken van de problemen waarmee de overheid worstelde en de mogelijkheid van gerichte oplossingen was eigenlijk onze voornaamste taak. Eén van de brochures die we publiceerden heette zelfs "Een pleidooi om na te denken".

Het is verleidelijk om daaruit of uit andere publicaties van toen te citeren. Is er dan weinig nieuws onder de zon? Ja en neen. Veel van de analyses die toen werden gemaakt, gelden nu nog. Door het verwaarlozen van het nadenken over de overheid en het debat daarover, zijn de problemen sedertdien echter wel verergerd. Het beheer van de rijksdienst is misschien wel op orde, de inhoudelijke kwaliteit van de overheid als geheel is onvoldoende vooruitgegaan. Het ontbreekt de managers – en wie is dat tegenwoordig niet? – aan visie op die overheid. Door de grote mobiliteit is het collectieve geheugen in de ambtelijke organisatie, in het bestuur, in de Tweede Kamer zwak. De continuïteit bij Den Haag Vandaag vormt daartegen helaas geen tegenwicht. Voor die rubriek is nieuws datgene wat in de wandelgangen circuleert en wat daarin niet circuleert is het melden niet waard. Tijd om na te denken gunnen we onszelf nauwelijks. Met als gevolg: collectieve blikvernauwing en onvermogen onze eigen problemen te relativeren en in perspectief te zien. We zijn overgeleverd aan “gebeurtenissen”. Niet de feiten maar de weergave van de feiten door de media bepaalt letterlijk ons beeld. Die gebeurtenissen worden, in de woorden van Mark Elchardus in zijn boek "De dramademocratie", meestal "overroepen".

Ze blijken achteraf minder belangrijk dan we dachten. Wie de laatste weken behalve de Nederlandse media de buitenlandse heeft gevolgd, meent in Nederland op een andere planeet te leven. De waarschijnlijke oorlog tegen Irak kreeg hier minder aandacht. Toch rijzen bij die oorlog de nodige vragen, die ook door Nederland beantwoord moeten worden. We mogen er niet van uitgaan dat de Veiligheidsraad dat antwoord wel voor ons zal geven. Een resolutie van de Veiligheidsraad is hooguit een rechtsgrond, geen rechtvaardiging om zelf niet meer na te denken en te debatteren over het verschil tussen oorlog tegen staten en bestrijding van terrorisme; over het waarom van de oorlog nù en niet gisteren of morgen; over de gevolgen voor de regio, voor het bestaan van Israël, voor de verhouding met de Islam; over het machtsevenwicht in de wereld en de rol van Europa daarin. De Verenigde Staten hebben op langere termijn belang bij een krachtig Europa; een Europa dat voldoende zelf doet, niet alleen militair, maar ook in het ontwikkelen van een strategische visie op een wereld met minder armoede en onrecht en daardoor minder voedingsbodem voor terreur. Europa heeft de laatste jaren daarop onvoldoende ingezet. Het was vooral naar binnen gericht en miste moreel leiderschap ook als correctie op de globalisering. De groei naar een krachtig Europa wordt op dit moment op drie manieren ondergraven: - door de polarisatie met de VS in het conflict met Irak; - door het onvermogen van de Europese Unie zelf om tot één standpunt te komen; - door de uitbreiding gelijktijdig met tien nieuwe leden als institutionele hervormingen nu nog langer uitblijven. Ook daarom zijn de uitkomsten van de Conventie zo belangrijk. In die Conventie dringt de Nederlandse stem maar zwak door.

De publieke en politieke belangstelling voor de agenda van de Europese Conventie is in Nederland mager. In de dagelijkse politiek in Den Haag is Europa vooral afwezig. Toch zijn ook de structurele problemen waarmee de Nederlandse overheid worstelt alleen in Europees verband op te lossen. Wordt het niet eens tijd na te denken en te debatteren over onze inhoudelijke bijdrage aan Europa? De laatste maanden is de financieel-economische situatie ook in Nederland snel verslechterd. De afgelopen maand, 25.000 nieuwe werklozen erbij. Toch leidde dat tot nu toe niet tot een spoeddebat in de Kamer. Wij, Nederlandse burgers, doen alsof voor iedereen in Nederland geldt: het bedrijf draait weliswaar slecht, maar wij verdienen nog een bonus. Wordt het geen tijd na te denken en te debatteren over hoe we èn de financieel-economische problemen het hoofd bieden èn de structuur van de Nederlandse economie moderniseren èn de achterstanden in de publieke sector gaan oplossen èn de lasten daarvoor eerlijk zullen verdelen? En terwijl een oorlog dreigt, Europa uiteen ligt en de financieel-economische situatie zorgen baart, houdt Nederland zich wekenlang bezig met een affaire die het midden houdt tussen een buitengewoon vervelend incident waaraan de Tweede Kamer terecht serieus aandacht besteedt en een, in de woorden van minister Donner, “georkestreerde kwestie” waarvoor ook de publieke omroep zich laat gebruiken. En àls er nog zendtijd over is, houdt de Vogelpest ons bezig.

Bij het doorbladeren van dit eerste nummer werd ik getroffen door de volgende passage in de gemiste toespraak van de minister-president, tekst Pieter Hilhorst. "In ieders leven bestaan momenten van de waarheid. Momenten waarop het niet gaat om wat je binnenhaalt, maar om wie je bent. Momenten waarop het niet gaat om kleine voordelen, maar om karakter. Momenten waarop het niet gaat om sluwheid, maar om ruggengraat. Momenten zonder grijs. Momenten waarop het kiezen is tussen wit of zwart. Momenten waarop zwijgen meehuilen is met de wolven." De afgelopen weken heb ik verschillende malen het gevoel gehad dat dat moment was aangebroken; het moment om je stem te verheffen. Tegelijkertijd was er het pijnlijke besef dat de waan van de dag te sterk was en alles wat gezegd zou worden in de context van dat incident en die georkestreerde actie zou worden geplaatst. Zo gaan we onvoorbereid de oorlog met Irak in, zijn we afhankelijk van wat anderen in Europa beslissen en hebben we ons leven niet ingesteld op wat financieel-economisch nodig is. Ik heb me de afgelopen weken de hersens afgepijnigd wat de oorzaken kunnen zijn van deze collectieve blikvernauwing, die ook een vorm van escapisme lijkt te zijn, een vlucht uit de onbevredigende werkelijkheid.

Ik leg vijf punten aan u voor om over na te denken en te debatteren. - We zijn in Nederland altijd goed geweest in het omgaan met conflicten en emoties. Samenspraak en evenwicht zijn twee kenmerken van het "poldermodel" dat eigenlijk helemaal geen model is, maar de Nederlandse vorm van democratie; een Nederlands stelsel van checks and balances dat al doende is ontstaan. Maar voor samenspraak is tegenspraak nodig en voor evenwicht, tegenwicht. Zonder tegenspraak en tegenwicht kapseist deze Nederlandse vorm van democratie. Toen de verzuilde structuren afbrokkelden hebben we nagelaten doelbewust te zoeken naar tegengeluiden, en hebben we niet doelbewust het eigen tegenwicht gecreëerd. Misschien zouden we daarover weer eens moeten nadenken en het debat moeten voeren. - Waar de ideologische grenzen tussen politieke partijen niet scherp meer te trekken zijn, kunnen maatschappelijke problemen niet meer langs de partijpolitieke meetlat worden afgepast. Niet de kiezer zweeft, partijen zweven. De kiezers staan bij het uitbrengen van hun stem voor de vraag dat zweven te sanctioneren of te corrigeren. Ook daardoor is voor politici de zekerheid van het eigen politieke bestaan verdwenen; hun afbreukrisico is groot, hun toekomst ongewis. Meer dan vroeger is het voor hen zaak het vertrouwen van de burgers niet te verliezen. Politieke beeldvorming wordt belangrijker dan staatsrechtelijke spelregels. Door verwaarlozing van deze regels neemt de onzekerheid echter verder toe. We zouden weer eens moeten nadenken over de waarde van die staatsrechtelijke spelregels. - Waar de politieke beeldvorming de staatsrechtelijke regels wegdrukt wordt afhankelijkheid van het publieke optreden, en dus van de media, nog groter en groeit de “dramademocratie”, waarin de politicus moet reageren op de door de media veronderstelde standpunten van zijn kiezers en afhankelijk raakt van zijn "performance". De politicus als acteur waarbij volgens de logica van de media het bestaande altijd wijkt voor het nieuwe, wat misgaat wegdrukt wat goed gaat, de korte termijn het wint van de langere termijn. We zouden weer eens moeten nadenken over de eigen rol van verschillende publieke functionarissen en de professionele voorwaarden die zij aan de media stellen in plaats van alleen omgekeerd. Als een individu die beschuldigingen wil uiten met bijstand van een advocaat ter bescherming van haar individuele belangen aan de publieke omroep voorwaarden kan stellen, moet dat toch a fortiori worden toegestaan aan functionarissen die het publieke belang pogen te dienen. - Iedereen is in meerdere of mindere mate onder de invloed geraakt van de narcistische beeldcultuur waarin emotie, ongelimiteerd genieten, directe bevrediging voorop staat. Die "cultuur" is nu ook tot de politiek doorgedrongen. Het beeld van wat buiten ons gebeurt en het zicht op de langere termijn vervagen.

We zouden moeten nadenken over het burgerschap als publiek ambt; weer meer onderscheid moeten maken tussen de publieke rol en het persoonlijke leven. Dat geldt voor publieke functionarissen. Dat geldt voor individuele burgers. Wij zouden moeten nadenken over het verschil tussen de moraal van het individu en de publieke moraal. Geen kwestie voor de rechter. - En tenslotte speelt uiteraard een rol dat we al anderhalf à twee jaar feitelijk een demissionair kabinet hebben. Een politieke agenda ontbreekt. In dat vacuüm krijgen incidenten een kans, zeker incidenten waarbij we ons allemaal betrokken weten. En misschien zijn we al veel langer het zicht kwijt op wat besturen werkelijk is: het omgaan met paradoxen. Een bestuurder moet de burgers motiveren en hun problemen serieus nemen, maar ook afstand bewaren, een eigen visie ontwikkelen en verantwoordelijkheid durven nemen. Hij moet het debat met politici willen voeren, maar ook praktisch uitvoerbare conclusies daaruit durven trekken. Hij moet bereid zijn aan consensus-vorming bij te dragen, maar ook het conflict niet uit de weg gaan. Hij moet naar buiten toe zijn ambtenaren verdedigen, maar naar binnen zonodig ook harde maatregelen durven te nemen. (29 maart 1993) Met het afscheid van de regenten zijn we misschien vergeten wat regeren is. Ook daarover zouden we weer eens moeten nadenken. Al met al is dit niet de aangekondigde feestrede. Hij was daarvoor te kort en misschien te somber. Wees er echter van overtuigd dat ik blij ben met dit tijdschrift waarin ik veel herken van wat me de afgelopen decennia heeft gefascineerd, bezig gehouden en, bij tijden, benauwd. Ik geef me hierbij graag op als abonnee. U zult het me niet kwalijk nemen dat ik toch eindig met een citaat uit de laatste publicatie die ik als regeringscommissaris reorganisatie rijksdienst in 1986 uitbracht, onder de titel "Kunnen politici veranderen?" "In mijn werk (als regeringscommissaris) heb ik steeds geprobeerd de vraag te beantwoorden hoe de kwaliteit van het overheidsoptreden naar buiten kan worden verhoogd. Ik ben ervan overtuigd dat met hetzelfde geld (ambtenaren) betere kwaliteit kan worden geleverd, respectievelijk dezelfde kwaliteit met minder geld (ambtenaren). Probleem is dat die kwaliteitsvraag voor de politieke partijen (nog) geen echt probleem is.

Het eindbericht (van de regeringscommissaris) en de daaraan voorafgaande publicaties brengen politici niet veel verder omdat zij de problemen die daar aan de orde komen, niet aan den lijve ondervinden. De kwantiteitsvraag wordt als het probleem gezien en daarmee zet men zichzelf klem. Blijft over de hoop dat minder ook beter zal zijn. Daarmee wordt een gigantische wissel getrokken op de kwaliteit van de ambtelijke organisatie en de politieke en maatschappelijke krachten die op die organisatie inwerken. (…) Ik constateer dit alles overigens zonder enige bitterheid. Allereerst omdat een regeringscommissaris zich bij de politieke besluitvorming moet neerleggen of zelf politicus moet worden. Vervolgens, omdat deze uitkomsten de logische consequentie zijn van mijn eigen analyses omtrent het functioneren van de centrale overheid, politiek en ambtelijk. Tenslotte, omdat binnen een aantal jaren politici en ambtenaren wel gedwongen zullen worden de huidige veranderingskoers te verlaten. Het enige, dat me echt hindert is dat over een aantal jaren de omstandigheden minder gunstig zullen zijn en de maatschappelijke kosten hoger." Hoeveel hoger kon ik toen, in 1986, nog niet bevroeden.