Toespraak bij de Nationale herdenking bij het Indisch Monument op 15 augustus 2024


Toespraak Thom de Graaf, voorzitter Stichting Nationale Herdenking 15 augustus 1945, bij het begin van de herdenking bij het Indisch Monument in Den Haag op donderdag 15 augustus 2024.

“Zing maar zacht een liedje van verlangen
En zing het vaak, vooral in wintertijd
Als je door kou en weemoed wordt bevangen
Dat verlangen raak je nooit meer kwijt.”

Dit zong Wieteke van Dort ooit. Zij verwoordde het Indisch gevoel van zoveel mensen, of ze nu zelf ooit in het vroegere Nederlands-Indië hadden gewoond of alleen de geuren, de kleuren en de Indische warmte kenden uit de verhalen van oma’s en opa’s, vaders en moeders. Wieteke was een grote vriendin van de Nationale Herdenking 15 augustus 1945, en wij brengen haar een laatste groet.

Iedereen hier bij het Indisch Monument in Den Haag, en iedereen die nu naar de televisie of de livestream kijkt: van harte welkom bij de Nationale Herdenking.

Ik verwelkom in het bijzonder minister-president Dick Schoof.

Maar ook zijn voorganger Mark Rutte, hier, samen met zijn familie, ergens tussen de duizenden mensen. Dank voor jouw grote betrokkenheid, al die lange jaren.

Volgende maand is het tachtig jaar geleden dat de bevrijding van Nederland een aanvang nam, met Amerikaanse troepen die de grens in Zuid-Limburg over gingen. En in mei volgend jaar tachtig jaar geleden dat het naziregime capituleerde en Nederland bevrijd was.

Nederland, maar niet het hele Koninkrijk. De Japanse bezetting van Nederlands-Indië duurde voort totdat de bommen op Hiroshima en Nagasaki waren gevallen. Op 15 augustus 1945 eindigde de Tweede Wereldoorlog dus pas echt.

Wij herdenken vandaag de onvoorstelbare aantallen slachtoffers die de oorlogsjaren in en om voormalig Nederlands-Indië hebben gekost: de militairen die bij oorlogshandelingen omkwamen, in de lucht, ter zee en op het land. De krijgsgevangenen die vaak werden weggevoerd en omkwamen bij het onmenselijke transport of bij de slavenarbeid of door ondervoeding en uitputting. De mannen, vrouwen, jongens en meisjes in de burgerkampen of in onderduik die de extreme omstandigheden en de gruwelen niet overleefden of alleen tegen een hele hoge prijs. De Indonesische dwangarbeiders - de romoesja’s - die met honderdduizenden het leven lieten, de Molukkers en Chinezen die gekoeioneerd werden en het einde van de oorlog niet haalden. De Indische Nederlanders die vaak buiten de kampen bleven, maar daar ook nauwelijks konden overleven. En de miljoenen Indonesiërs die door opzettelijk veroorzaakte hongersnood het leven lieten.

Wij herdenken hen vandaag, hier en thuis, en op veel plaatsen door het hele land heen. Wij leggen kransen om hen te eren, hier maar ook op de erevelden in de Oost.

Er zijn nog maar weinigen die het hebben meegemaakt.

We zeggen het elk jaar, en er blijven steeds minder over.

Dat er hier nog overlevenden aanwezig zijn – toen kind of heel jongvolwassene – is fantastisch. Ik breng u, de eerste generatie, graag een saluut namens ons allemaal!

De Tweede Wereldoorlog vond plaats in een periode dat de koloniale tijd al ten einde liep. De Japanse bezetting versnelde dat proces. Daarvóór was er koloniale overheersing, daarná een nationalistische strijd en een moeizame dekolonisatie waarbij nog heel veel slachtoffers zijn gevallen. Voor veel mensen betekende dit dat op 15 augustus 1945 wel de Japanse bezetting voorbij was, maar niet de angst, niet het geweld, niet het verdriet. Vrijheid was toen en daar een erg relatief begrip.

Nu telt dat wij vandaag aan de slachtoffers denken die tijdens de Tweede Wereldoorlog daar zijn gevallen en aan iedereen die de sporen van die ellendige tijd nog bij zich draagt, in de eerste en de volgende generaties. Voor hen dragen wij de melati, voor hen zijn onze gebeden en kransen.

Ik wens u allemaal een waardige herdenking toe.