Toespraak herdenking gevallen en slachtoffers voormalig Nederlands-Indië op 14 augustus 2024
Toespraak van mr. Thom de Graaf, voorzitter Stichting Nationale Herdenking 15 augustus 1945, in het gebouw van de Tweede Kamer aan de Bezuidenhoutseweg op 14 augustus 2024.
Meneer de voorzitter van de Tweede Kamer, meneer de voorzitter van de Eerste Kamer, dames en heren,
Welkom bij deze herdenking bij de Indische plaquette in het atrium van het Tweede Kamergebouw. Fijn dat er veel belangstellenden zijn, waaronder gelukkig ook veel leden van beide Kamers, ondanks het zomerreces.
15 augustus is een bijzondere, maar ook enigszins ambivalente datum om te herdenken. Ik voel dat zelf zo en velen met mij. Ik zal dat proberen toe te lichten.
In 1945 kwam in mei een einde aan de Tweede Wereldoorlog in Nederland en in heel Europa. Officieel ging de Duitse capitulatie in heel Europa in op 8 mei, maar in Nederland hadden de Duitse troepen al op 4 mei getekend voor de wapenstilstand die de volgende ochtend om 08 uur inging. Waar heel Europa 8 mei als Bevrijdingsdag aanhoudt, vieren wij op 5 mei feest, want wij zijn eigenzinnige Nederlanders.
Op 5 mei 1945 was het voor iedereen in het land duidelijk dat de oorlog was afgelopen, de vlaggen werden tevoorschijn gehaald, net als oranje linten en overal klonk ‘Oranje boven’. De volgende twee dagen vonden er her en der nog incidenten plaats met gruwelijke gevolgen, zoals de schietpartij op de Dam waar 32 feestvierende Nederlanders de dood vonden. Maar in het algemeen was de vrijheid toen zichtbaar, tastbaar, voelbaar, en de opluchting oneindig.
Wie het had overleefd kon, hoe voorzichtig ook, weer ademhalen.
In de rest van de wereld was die oorlog nog niet beëindigd. Nu zegt men wel dat ook na het einde ervan de oorlog voor de overlevenden nog lang niet is afgelopen, en dat is ook zo. Herstel (ook rechtsherstel), verwerking, rouwen, het leven materieel en mentaal weer opbouwen, daar gaan jaren, zo niet generaties, overheen.
Maar ook letterlijk was de oorlog buiten Europa nog niet afgelopen. Het zou nog meer dan drie maanden duren voordat Japan capituleerde. In die drie maanden gingen nog duizenden en duizenden levens verloren en daar kwamen de doden van Hiroshima en Nagasaki nog bij.
In Indonesië, het voormalig Nederlands-Indië, was op 15 augustus bij weinigen bekend dat Japan zich had overgegeven. Hoe kon dat ook? Er waren nog geen geallieerde troepen gearriveerd, nieuwsvoorziening binnen en buiten de kampen was er nauwelijks. En de Japanse bezetters hielden nog hun mond.
In het vrouwenkamp Ambawara, in de buurt van Semarang op Java, kwam op 23 augustus de mededeling dat het hele kamp de volgende dag dubbele porties rijst en djagoeng – maiskorrels- zou krijgen. Dubbele porties, dat moest toch wel iets goeds betekenen? Han Helfferich-Koch beschrijft in haar boek over haar jaren met haar drie kinderen in dit kamp dat twee dagen later de vrouwen van Indische afkomst het kamp mochten verlaten, maar niemand durft nog uit te spreken wat dat zou kunnen betekenen. Die avond komen de kampbewoonsters bij elkaar; het Wilhelmus wordt gezongen en niemand die het verbiedt. Eindelijk.
Han Helfferich beschrijft ook dat in de laatste dagen van augustus geallieerde vliegtuigen voedsel en medicijnen droppen en pamfletten uitstrooien waarin de kampbewoners worden opgeroepen voorlopig te blijven waar ze zijn. Er ontstaat weer sporadisch contact met de buitenwereld, briefjes van geïnterneerde mannen die het overleefd hebben, mensen van buiten de kampen waarvan de kinderen ook nauwelijks meer kleren aan hebben. En er sterven in het kamp nog heel veel vrouwen en kinderen, voor wie de medicijnen en het voedsel te laat komen.
Hoezo vrijheid?
Dat de capitulatie op 15 augustus plaatsvond, was voor de meeste mensen, binnen of buiten de kampen, Europeanen of Indo’s, Indonesiërs, Papoea’s, Chinezen, Molukkers, een feitelijke vaststelling achteraf, geen collectief ervaren moment, laat staan een feest met vlaggen, linten en dans.
Een tweede reden om ambivalent te zijn over 15 augustus 1945 is natuurlijk dat Japan weliswaar had gecapituleerd en de Tweede Wereldoorlog daarmee in het gehele toenmalige Koninkrijk der Nederlanden voorbij was, maar alles wat daarbij zou moeten horen – vrede, vrijheid, veiligheid – onnoemelijk ver weg was. De capitulatie viel min of meer samen met de onafhankelijkheidsverklaring van Indonesische leiders, twee dagen later, en de extreem gewelddadige furie van groepen jonge Indonesische nationalisten – de permoeda’s – die jacht maakten op de ‘belanda’s’ en iedereen die met hen had samengewerkt. De voormalige Japanse bezetters moesten nu bescherming bieden, samen met de eerste Engelse soldaten en Gurka’s. Een andere, nieuwe oorlog brak uit.
15 augustus 1945 was geen harde scheidslijn tussen angst, geweld en onvrijheid enerzijds en recht en vrijheid anderzijds. Maar wel een datum die het einde van de Tweede Wereldoorlog markeert. Die oorlogsjaren staan echter niet op zichzelf, maar maken onderdeel uit van de lange geschiedenis van de koloniale tijd van vóór 1942 en van de moeizame dekolonisatie die op de Japanse capitulatie volgde. Die context en het historisch inzicht dat wij nu 79 jaar later hebben, geven diepte aan de herdenking van vandaag, hier in de Tweede Kamer, en morgen – op 15 augustus – bij het nationaal monument.
Het komt erop neer dat wij stil staan bij het einde van de Tweede Wereldoorlog in en om voormalig Nederlands-Indië en de slachtoffers herdenken die daar tijdens de oorlog door de Japanse bezetting zijn gevallen. Alle slachtoffers: Europeanen, Indo’s, Molukkers, Chinezen, Papoea’s, Indonesiërs. Maar wij sluiten onze ogen niet voor wat daaraan voorafging, wat daarop volgde en hoe wij vandaag de dag denken over de politieke en morele verantwoordelijkheden.
Herdenken is noodzakelijk, maar niet altijd makkelijk.
Ik merk dat aan de kanttekeningen die van diverse kanten bij de Nationale Herdenking 15 augustus 1945 worden geplaatst. Voor de één is het moeizaam te verteren dat niet ook de slachtoffers van de bersiap worden herdacht, voor de ander juist dat geen aandacht wordt besteed aan Nederlands militair geweld in de jaren daarna. Voor een derde mag de Indonesische ambassadeur geen rol van betekenis spelen bij de herdenking (hoewel honderdduizenden Indonesiërs de dood vonden in dwangarbeid), en voor weer een ander is het juist tijd dat ook Japan aan de herdenking deelneemt.
Begrijpelijke gevoelens die vaak ook tegenstrijdig zijn. Dat hoort bij herdenken. Herdenken is niet statisch, maar verandert met de loop van de tijd mee. Zo is het met 4 en 5 mei gegaan; er waren jaren dat er nauwelijks werd herdacht en slechts door weinig mensen, terwijl in deze tijd volop aandacht bestaat en alle schakeringen aan bod komen. Bij de ‘Indië-herdenking’, zoals die informeel wel wordt genoemd, is het precies hetzelfde. Ik zag het in mijn eigen familie:
Mijn ouders waren beiden geïnterneerd in de kampen, mijn vader als krijgsgevangen reservist, mijn moeder in het vrouwenkamp maar ook ondergedoken met twee jonge kinderen, en gevangene van de Kempetai.
Zij stonden nooit stil bij 15 augustus en zwegen over hun Indisch leed. Bij mijn broer en zus was dat al anders, zij bezochten in hun laatste jaren de herdenking en na hun beider overlijden enkele jaren geleden werden de bloemen en kransen na de begrafenis bij het nationale monument gelegd, zoals dat tegenwoordig zo vaak gebeurt. En ikzelf van de tweede generatie en mijn volwassen kinderen willen alles weten van wat zij daar ooit meemaakten, omdat het hen vormde en daarmee deels ook ons. Het is zoals de Britse schrijver John Banville het verwoordde: het verleden klopt als een tweede hart in ons.
Steeds meer aandacht en betrokkenheid, juist nu wij het breukvlak overgaan van memory naar history. Meer vragen over wat er toen gebeurde en waarom, meer ruimte voor verschillende invalshoeken, minder eenzijdig perspectief. De grote en groeiende belangstelling die wij de laatste jaren ontmoeten, komt niet alleen van de nu bijna uitgestorven eerste generatie en van de tweede, maar juist van jonge mensen. Twee miljoen mensen hebben in Nederland een familieverhaal over die oorlogsjaren in Indië. Die willen daarbij stilstaan, bij hun naasten en voorouders die hebben geleden.
En voor die andere zestien miljoen mensen geldt dat de oorlog in voormalig Nederlands-Indië deel uitmaakt van onze collectieve geschiedenis en dus van wie wij zijn in dit land. De slachtoffers toen en daar zijn ook hún slachtoffers. Mede daarom herdenken wij.